JavaScript is required for this website to work.

Kregtings kruistocht tegen taal- en denkvervuiling

Frank Hellemans8/2/2020Leestijd 3 minuten
TitelZilverlingen
SubtitelTaal over taal, 1994-2019
AuteurMarc Kregting
Uitgeverhet balanseer
ISBN9789079202621
Onze beoordeling
Aantal bladzijden250
Prijs€ 25

In Zilverlingen, een verzameling kritische taalobservaties, fileert Marc Kregting genadeloos én fantasierijk onze vaak al te nonchalante omgang met zinnen en woordjes.

Slordig denken

Taal luistert heel nauw en dan gaat het niet alleen om het verkeerde gebruik van ‘noemen’ en ‘heten’ of het irritante ‘naar de toekomst toe’. Wie zijn taal niet kent of verkeerd hanteert, denkt meestal slordig. En laat dát nu net de ziekte van onze tijd zijn: iedereen trekt zich terug in zijn bubbel, in de safe space van het eigen irrationele gelijk. Van echte gedachte-uitwisseling of authentieke communicatie is nog nauwelijks sprake, ook al worden we bedolven onder woordgetoeter van jewelste.

Karl Kraus achterna

Marc Kregting (°1965) verzamelde en bewerkte zijn pittigste taalcolumns van de laatste 25 jaar in Zilverlingen, zo genoemd naar een  Bijbels woord in een uitspraak van zijn idool-taalcriticus Karl Kraus. Kraus was een instituut in het Wenen van vlak voor én na de Eerste Wereldoorlog en leidde in zijn tijdschrift Die Fackel een vurige, niet aflatende strijd tegen de taalvervuiling van zijn tijdgenoten die hij scherpzinnig en sarcastisch aan de kaak stelde als niemand anders voor hem. Kregting probeert dus in de voetsporen van zijn illustere meester te treden en slaat vaak de nagel op de kop, ook al beseft hij zelf goed genoeg dat de positie van kritische taalminnaar in ons Nederlandstalig cultuurgebied definitief is gemarginaliseerd. Vandaar ook dat nauwelijks iemand nog Kregting kent, of leest. Ten onrechte. Als er één boek van het voorbije jaar meer aandacht verdiende, is het Zilverlingen, een pittige mix van ironische taalstatements én loepzuivere aforismen.

Maria’s zaadvragende ogen

Kregting lardeert zijn meer gefundeerde en breder uithalende taalkritiek met gevatte, laconieke uitspraken en observaties die je gerust op zichzelf kan lezen: ‘Suggestie van de automatische spellingscontrole bij goelags: ‘goedlachs’. Bij jihad: ‘diehard’. En celibaatswet: ‘celibaatzweet’.’ Of nog: ‘Maria’s onbevlekte ontvangenis zal een raadsel blijven. De pre-anticonceptionele damesuitdrukking ‘hij hoefde me maar aan te kijken of ik was al zwanger’ kan echter gerelateerd worden aan zogeheten zaadvragende ogen.’

Kregting analyseert ons taalgebruik als de manier waarop we over onszelf en de wereld denken. Uit het taalgebruik spreekt inderdaad een wereldbeeld. Bekend is de wijze waarop Victor Klemperer in De taal van het Derde Rijk het nazi-taaleigen ontmaskerde. Ook George Orwell had een speciaal oor voor de newspeak van totalitair taalgebruik. Kregting tracht vooral op microniveau via woorden en zinnen die shift in onze denkwijze te betrappen. Neem nu het bekende adagium dat ogen de ‘vensters’ van de ziel zijn. De filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz met zijn ‘monadenleer’ wist er alles over. Kregting stelt vast dat deze originele uitspraak vandaag bijna steeds wordt verbasterd tot ogen die de ‘spiegels’ van de ziel zijn. Die verschuiving van ‘vensters’ naar ‘spiegels’ markeert voor Kregting de omslag van een extraverte, naar de wereld gerichte aanpak versus de huidige introspectieve, zeg maar narcistische hysterie waarin iedereen voortdurend zichzelf spiegelend analyseert respectievelijk aanprijst.

Gedevalueerde taalexperts

Kregting houdt daarom een pleidooi voor meer taalinzicht én correct taalgebruik. Hij heeft heimwee naar P.C.Hooft, die in de eerste helft van de  zeventiende eeuw naast menig neologisme voor de Nederlandse taal ook voorstelde om een enkelvoudig equivalent voor het meervoudige persoonlijk voornaamwoord ‘hun’ te gebruiken: namelijk ‘hum’. In deze #MeToo-tijden voegt Kregting daar ‘har’ aan toe als tweede enkelvoudsvorm. Kregting over de drijfveer van zijn taalobsessie: ‘Aan dt-fouten til ik daarom zwaar. Ben ik dus een frik? Ik teken ervoor! Volgens Joop van der Horst was al aan het eind van de twintigste eeuw geen beroep zo gedevalueerd als dat van taalexperts zoals leraar en redacteur. Altijd heb ik correcties beschouwd als maatschappelijke dienstverlening. Ooit was er in het literatuurbedrijf heibel over de vernoordnederlandsing van Vlaamse teksten. Nu ervaar ik een taboe voor teksten van mensen met een migratieachtergrond, bij wie een rood potlood op kolonialisme zou duiden.’

Dezelfde emancipatorische drive die in de pleidooien van Geert Van Istendael en Benno Barnard voor een hoogstaander Nederlands taal- en literatuuronderwijs doorklinkt, speelt dus ook bij Kregting. Wie niet juist spelt, geen zinnen kan ontleden of niets weet van de Nederlandstalige literaire traditie is een vogel voor de kat voor de politiek correcte én populistische sirenenzangen.  Hij of zij mist immers de analytische, kritische distantie die  een adequaat taalgebruik mee helpt kneden. Volksverheffing is meer dan ooit gebaat bij een goed taal- en literatuuronderwijs.

Taalecologie

Kregting maakte in 2004  kortstondig furore met Ze zijn niet van Jeremia, een bevlogen pamflet tegen de commercialisering van het Nederlandstalige uitgeverijwezen waar hij toen als corrector en eindredacteur deel van uitmaakte. Ondertussen is hij werkzaam in het taalonderwijs en timmert hij al jaren op zijn blog De Honingpot aan de weg. Wie dus nog even twijfelt of Zilverlingen spek voor zijn bek is, die surft best even naar Kregtings blog waar hij kan kennismaken met de eigenzinnige taalecologie van deze veel te weinig bekende ‘West-Noordbrabantse auteur’, zoals hij zichzelf  — geboren in Breda en al een tijdje in Mechelen wonend — graag typeert.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties