De O op de voordeur
Titel | Stiff Upper Lips |
---|---|
Subtitel | Waarom de Engelsen zo Engels zijn |
Auteur | Flip Feyten & Harry De Paepe |
Uitgever | Vrijdag |
ISBN | 9789460015922 |
Onze beoordeling | |
Prijs | € 22.50 |
Harry De Paepe en Flip Feyten, niet zomaar Engelandkenners, maar ontdekkingsreizigers van het wegdrijvende Eiland.
Op een van mijn boekenrekken staat een beroemde foto: het dak van een bibliotheek is ingestort bij een bombardement, zwart verbrande balken liggen boven allerlei puin, maar de zijwanden blijven recht en drie mannen staan er kalm bij en raadplegen een boek of zoeken een titel.
Waarschijnlijk heb u die foto al vaak gezien. Hij is wijd verspreid als prentkaart, met als bijschrift: Holland House Library Suffers Damage 1940, London, England. Ik weet niet of hij ‘gefotosjopt’ is, zoals dat nu wordt gezegd. Zijn de heren achteraf in het decor gestopt of heeft de fotograaf ze gevraagd om even in het puin te poseren? Er zijn nog andere sterke foto’s bekend die “in scène werden gezet” en toch perfect wààr zijn: ‘de kus bij het Parijse stadhuis’, de sneuvelende Spanjestrijder, de Russische soldaten die hun vlag neerplanten op een hoog Berlijns dak…
De prent op mijn boekenplank beeldt bijzonder laconieke Engelsen uit, na een der eerste luchtaanvallen op Londen in 1940. Zo roept ze de geest op waarin het land bij ’t begin van de Tweede Wereldoorlog stand wil houden. Ze had in het onlangs verschenen boek kunnen staan waarin twee Vlaamse auteurs, de radiojournallist Flip Feyten en de historicus en Doorbraak-redacteur Harry De Paepe, ons willen uitleggen ‘waarom de Engelsen zo Engels zijn’. Het is geen kleine opdracht die zij zichzelf hebben gegeven. Zij worden Engelandkenners genoemd, maar bestaan er eigenlijk wel echte kenners? Zou men ze niet beter ontdekkingsreizigers kunnen noemen die de geheime grotten en spelonken van het wegdrijvende Eiland onderzoeken ? …
De scheve O
‘De Engelsen, zo constateren zij, eerden en eren bovenal het individu. Dat leidt tot een politieke mentaliteit die op het Europese continent nooit helemaal is aangeslagen.’ Het woord ‘politieke’ kunnen wij gerust weg laten. De auteurs pakken hun boek dan ook aan op het niveau van het individu. Zij vertellen over de eigenaardigheden van het dagelijkse leven van de oudste democratie. Misschien de mooiste anekdote is die over de bekendste deur van Europa, de voordeur van Downing Street nummer 10 waar de eerste minister woont. Zij oogt perfect, die deur, maar als je goed kijkt, zie je dat de nul in het huisnummer een beetje scheef staat. De letterschilder deed zijn werk niet goed. Maar het werk laten overdoen? Nee. ‘Dat lijkt de achterliggende gedachte in het Engelse politiek stelsel. Dat is als bij toeval ontstaan, men past aan, men schuurt en spijkert bij, maar het helemaal omkeren? Neen, dankjewel. Sommige dingen zijn nu eenmaal zoals ze zijn.’ De lui van het continent moeten vooral niet komen zeggen, dat hun O werkelijk scheef staat en welke schilder daar iets kan aan verhelpen.
Flip Feyten en Harry De Paepe hebben er dus geen zwaarwichtig boek van gemaakt, wel een zeer leesbaar en verhelderend overzicht dat inzicht geeft, panklaar voor radio-uitzending. Zij noemen zichzelf anglofielen sinds hun eerste kennismaking, een ‘ongeneeslijke aandoening’, zeggen zij, en zij schrijven dus met een der voornaamste tekenen van die ziekte: humor. Zij baseren zich op hun eigen rijke ervaring en op hun niet minder rijke lectuur.
Trillende bovenlip
Ik ben heel blij met hun boekenlijst, want mijn Engeland is vooral het Engeland-van-de-boeken. Met een lichtjes trillende bovenlip moet ik bekennen, dat ik in het nieuwe boek een hoofdstuk mis over dierbare schrijvers die het Engelandbeeld van mijn generatie (en nog enkele daarna) hebben bepaald en gekleurd. Laat ik mij beperken tot een Nederlandse journalistieke kroniekschrijver en dichter die mij leerde het Kanaal over te zwemmen: Daan Van der Vat, weleer de Londense correspondent van het Nederlandse dagblad De Tijd . In de jaren zestig kon ik mijn bazen overtuigen, dat hij ook in De Standaard thuis hoorde. Toen had hij al lang ook bij ons een grote reputatie dank zij de legendarische Prismapockets waarin hij zijn kronieken bundelde, met veelzeggende titels als: Britten, beesten en buitenlanders, Een bakermat in Babylon, Mietje met de kalfsogen, of met zijn koldereske jeugdverhalen (Jeroen en de zilveren sleutel). Onder de schuilnaam Daan Zonderland was hij een meester in de Engels geïnspireerde nonsenspoëzie. Zijn werk leidde mij binnen in het Wonderland van Alice in Wonderland en van Edward Lear met zijn limericks. En er was natuurlijk ook, torenhoog boven de anderen uitstekend, de reus G.K. Chesterton, zo excentriek, denk ik, dat hij Europa nooit zou hebben losgelaten. Zonder de nonsensliteratuur geen volledig beeld van Engeland.
Als ik het boek 10 op 10 geef, moet ik er dus toch bijvoegen dat een nulletje wat scheef hangt.
Gaston Durnez (1928) is dichter, proza- en cursiefjesschrijver en journalist. Hij was heel zijn professionele leven verbonden aan de krant De Standaard, waarvan hij de tweedelige geschiedenis schreef, naast tientallen andere boeken. Tevens is hij oud-redacteur van Ons Erfdeel.
De tentoonstelling van Adriaen Brouwer in Oudenaarde bevalt Gaston Durnez zeer, en hij brengt nog een andere Vlaamse meester in herinnering.