Paul ‘Mister Canon’ Claes schrijft geschiedenis
Titel | Wie zei dat? |
---|---|
Subtitel | 500 historische oneliners |
Auteur | Paul Claes |
Uitgever | Vantilt |
ISBN | 9789460044236 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 320 |
Prijs | € 19.95 |
Van ‘Er zij licht’ tot ‘#Me too’: Paul Claes bloemleesde 500 historische oneliners, en presenteert zo terloops zijn canon van de westerse geschiedenis.
De 76-jarige Paul Claes is met Wie zei dat? 500 historische oneliners ondertussen aan zijn 147ste boek toe. Deze keer selecteerde en becommentarieerde hij de volgens hem meest markante uitspraken uit onze geschiedenis. Hij serveert ze uiteraard in Nederlandse vertaling, maar daarnaast ook in het origineel én met een spitse no-nonsense verduidelijking, zoals alleen Claes dat kan.
Onmisbaar kompas
Sinds Lyriek van de Lage Landen. De canon in tachtig gedichten (2008) profileert Claes zich als het literaire geweten van Nederland en Vlaanderen. Drie jaar later stofte hij de Franse literatuur af met De tuin van de Franse poëzie. Een canon in 100 gedichten. Hij wil als erflater pur sang de topmomenten uit de Nederlandstalige en in zekere zin ook westerse letteren redden en timmert sindsdien onvermoeibaar aan diverse canons lang voordat er discussies over het nut ervan werden gevoerd. Voor Claes is de urgentie van een canon zonneklaar. Wie zich niet bekommert om het doorgeven van de traditie, aldus Claes in zijn inleiding tot de Nederlandstalige lyrische canon, ‘doolt als een alzheimerpatiënt rond in een schimmig heden’: ‘Door onze positie in de tijd te bepalen blijft de canon in de 21ste eeuw een onmisbaar kompas.’
Hilllary Clinton doet een Caesartje
Deze keer ontfermt Claes zich dus over de geschiedenis en dan in haar meest compacte vorm, die van de slagzinnen, genre Caesars ‘Veni, vidi, vici’ (‘Ik kwam, zag en overwon’). Claes vermeldt telkens de exacte datum waarop het citaat voor het eerst werd gebruikt (in Caesars geval was dit 21 mei 47 v.C.) en geeft verhelderende commentaar bij de origine en nawerking ervan. Keizer Karel bijvoorbeeld maakte er ‘Veni, vidi, Deus vincit’ (‘Ik kwam, zag en God overwon’) van toen hij op 24 april 1547 in de Slag bij Mühlberg de protestanten versloeg terwijl de Poolse koning Jan III Sobieski er ‘Venimus, vidimus, Deus vicit’ (We kwamen, zagen en God heeft overwonnen’) uit distilleerde toen hij het Turkse invasieleger in 1683 voor de poorten van Wenen terugdrong. Hillary Clinton deed later ook een Caesartje toen ze na de dood van de Libische leider Kadhafi in 2011 ‘We came, we saw, he died’ de wereld instuurde. Om maar te zeggen hoe rake uitspraken letterlijk en figuurlijk geschiedenis maken.
Claes beweegt zich met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis en begint natuurlijk met de oorsprong van alles en iedereen: ‘Er zij licht’, de aanvang van de Bijbel én van de wereld. In de Joodse kalender, die werd overgenomen door de vrijmetselaars, merkt Claes fijntjes op, is het dan 3761 v. C. Maar de echte oerknal, aldus encycopedist Claes, had ongeveer veertien miljard jaar geleden plaats: ‘Sindsdien hebben de sterren vier quattuordeciljoen fotonen (4 maal 10 tot de 84ste lichtdeeltjes) uitgestraald.’
Claes houdt van precisie dus, van variatie en ook van de actualiteit. Nooit geweten bijvoorbeeld dat de Française Olympe de Gouges al in 1791 opkwam voor de rechten van de vrouw: ‘De vrouw wordt vrij geboren en blijft gelijk aan de man qua rechten.’ Haar Verklaring van de rechten van de vrouw en de burgers, die opgedragen was aan koningin Marie Antoinette, werd door de jaobijns gedomineerde Conventie echter afgewezen. De Gouges’ repliek was visionair: ‘Vrouwen hebben het recht het schavot te beklimmen, dus mogen ze ook de politieke tribune beklimmen.’ De vrouwenvoorvechtster eindigde inderdaad op het schavot.
Draak To-Tal-Krieg
Claes legt in zijn voetnoten bij de cassante quotes de meest diverse bruggetjes, niet alleen naar de exacte wetenschappen (zoals hierboven met het aantal lichtdeeltjes sinds de oerknal) maar ook naar de populaire cultuur, zoals bij de overbekende retorische vraag van de nazi-minister van Propaganda Joseph Goebbels in februari 1943 in het Berlijnse Sportpaleis: ‘Wollt ihr den totalen Krieg?’ (‘Wilt u de totale oorlog?’). Claes: ‘In zijn stripalbum De ringelingschat (1951), dat gebaseerd is op het Nibelungenlied, gaf Willy Vandersteen de draak de naam To-Tal-Krieg.’
Ideaal nachtkastboekje
Daardoor ontpopt Wie zei dat? zich tot een prima boek voor op het nachtkastje. Wie er in grasduint voor het slapengaan, frist niet alleen zijn historische en anderssoortige kennis op maar wordt ook getroffen door de kracht van het welgemikte woord. Laat dat retorisch ingénu nu net de kracht van Claes zijn. In 2015 componeerde hij samen met Eric Hulsens een weergaloos Groot retorisch woordenboek. Lexicon van stijlfiguren met de meest waanzinnige uittreksels uit de westerse literatuur ter illustratie. Iets wat hij trouwens ook al deed met de Nederlandse en Vlaamse letteren toen hij in 2011 op zoek ging naar Onvergetelijke verzen. Maar van wie ook weer?
Een Geheimtip blijft echter zijn compendium van de filosofie in iets meer dan 120 bladzijden: Sic. Mijn citatenboek. Bijna nergens opgemerkt omdat het boekje in 2017 bij de onbekende Werchterse uitgeverij Coriarius verscheen, is het toch het ideale livre de chevet. In veertien hoofdstukjes – van mens en geboorte tot liefde, kunst en de onbekende – serveert Claes in de oorspronkelijke taal en in Nederlandse vertaling de meest diepzinnige en hilarische citaten uit de filosofie die te denken geven. Filosofen zijn altijd gefascineerd geweest door alles en door niets, ook de monnik Alcuïnus die Karel de Grote leerde lezen en schrijven en zijn (en ons) onderwijssysteem in goede banen leidde. Alcuïnus maakte graag (geleerde) grapjes, zoals dit hier: ‘Wat is wat is en niet is?’ (‘Quid est quod est et non est?’) Antwoord: ‘Nihil’, niets dus.
Nee, Paul Claes is zonder meer de slimste literaire mens van de Lage Landen. Wie zijn canonieke boeken leest, weet waarom. En beseft hoe inspirerend dat door hem gekoesterde erfgoed nog altijd blijft. Tenzij hij aan alzheimer lijdt.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.