Een mens op weg: postume parels van cultuurfilosoof Louis Dupré
Titel | Een mens op weg. Dagboek |
---|---|
Subtitel | Louis Dupré |
Uitgever | Halewijn |
ISBN | 978946445270 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 216 |
Prijs | € 27 |
‘Een mens op weg’, een postume selectie uit de dagboeken van Louis Dupré (1925-2022), is het ideale brevier voor op het nachtkastje.
Een mens op weg, een postume selectie uit de dagboeken van Louis Dupré, is het ideale brevier voor op het nachtkastje. Bizar genoeg werden deze uitgepuurde notities die op een vanzelfsprekende manier heel wat te denken geven nergens gesignaleerd.
Er zijn zo van die opmerkelijke publicaties die tussen de plooien vallen alsof ze niet bestaan. Een mens op weg, het dagboek van Louis Dupré (1925-2022), bevat een schat aan heldere inzichten in leven, kunst, religie en cultuur, zoals die niet vaak meer wordt opgedolven. Zijn korte reflecties doen denken aan het beste van jezuïet-filosoof Libert Vander Kerken, scepticus Luc Devoldere of Glimpen-auteur Paul Claes.
Kempenzoon Dupré was geen sant in eigen land en verkaste als beloftevolle filosoof al in de jaren ’50 naar Amerika waar zijn ster stilaan maar zeker zou rijzen tot hij er een leerstoel kreeg aan de befaamde Yale-universiteit. Hij werd er op handen gedragen voor zijn inzichten in de geschiedenis van de moderniteit. In een magistrale Engelstalige trilogie schreef hij over de wortels van die negentiende-eeuwse moderne tijd die volgens Dupré al in de veertiende eeuw met het nominalisme begon.
Imponerende levenswijsheid
Vanaf eind de jaren ’50 hield Dupré een persoonlijk journaal bij tot hij in 2009, hij was toen ver in de tachtig, de pen aan de wilgen hing. Toen Dupré vorig jaar op 96-jarige leeftijd overleed, maakte zijn echtgenote Edith Cardoen een selectie uit een halve eeuw notities die nu postuum in het Nederlands worden gepresenteerd.
Soms heel kort, dan bijna in de vorm van een mini-essay, serveert Dupré zonder tierlantijnen zijn inzichten in zichzelf, in religie, literatuur en kunst. De meer dan honderd stukjes die hier chronologisch werden samengebracht, waaieren alle kanten uit maar imponeren door hun levenswijsheid.
Ouderdom overleven
Als hij 62 is, heeft hij het bijvoorbeeld over: ‘Ouderdom, hoe overleef je dat?’. Naar aanleiding van een bezoek aan zijn dan negentigjarige zwijgzame papa, mediteert hij over ouder worden op een manier die doet denken aan Arthur Schopenhauers inzichten over de verschillende stadia in een mensenleven: ‘Oude mensen hebben de neiging zich innerlijk terug te trekken als verdediging tegen de veeleisende inbreuken van een snel veranderende wereld. (…) Soms verraadt hun gezicht iets van latente onvriendelijkheid, een stille afwijzing van wie hen dreigen terug te brengen naar een leven waarvan zij al afscheid hebben genomen.’
Op dezelfde lucide wijze dist Dupré ook zijn reisimpressies op. Hij gaat bij voorkeur op zoek naar plaatsen waar de reiziger de geschiedenis in al haar onuitsprekelijke grandeur en mysterie aan den lijve ervaart. Zo gaat hij tweemaal langs in de grot van de legendarische sibille van Cumae in de buurt van Napels waar hij de mystieke glans in de eenzame spelonk in een flits zelf ervaart.
Met de ogen van ouders kijken
Op zijn best is hij misschien als hij het over religie heeft: van de islam tot het katholicisme en het boeddhisme. Hij heeft daarbij veel sympathie, zo blijkt, voor de Japanse variant van het boeddhisme, waarvan de aanhangers ‘met de ogen van ouders naar de wereld willen kijken, en niet meewaaien met sociaal gangbare meningen’. Knap ook hoe hij op amper anderhalve bladzijde de gelijkenissen tussen de Perzische cultus van Mithras met de Romeinse staatsgodsdienst, het hindoeïsme en het christendom uitpuurt.
Zoals het een volbloed essayist betaamt, komen verrassende wendingen je onverwachts aangewaaid. Wanneer hij in een antiquariaat een uitgave uit 1923 van Montesquieu zijn De l’esprit des lois ter hand neemt, vertelt hij over zijn meeleven met de eerdere lezer die het boek slechts over de eerste vijf hoofdstukken had opengesneden.
Terwijl hij het boek thuis verder opensnijdt en leest, vraagt hij zich af hoe het de jonge lezer van toen zou kunnen hebben vergaan. Aan het eind van zijn overpeinzingen spreekt Dupré dan over de explosieve inhoud van het boek zelf en merkt hij fijntjes op dat volgens Montesquieu het christendom in de regel een gematigde regeringsvorm bevordert en de islam een despotische.
Laat het lichaam doen
Van hoogst persoonlijke observaties switcht Dupré naar historische of filosofische uitspraken uit eerste hand. Als Dupré uiteindelijk zelf bijna even oud is als zijn vader destijds, komt hij in een van de laatste fragmenten uit zijn dagboek terug op de lasten van de ouderdom. Ook de filosoof heeft zich dan teruggetrokken uit het actieve leven en voelt zijn zintuigen stilaan maar zeker uitdoven.
Filosofisch berustend denkt hij terug aan een opmerking van de Duitse theoloog Friedrich Schleiermacher die de wijsheid van die geleidelijke organische aftakeling op leeftijd niet bestreed, maar omarmde: ‘Laat het lichaam maar doen waar het aan toe is. Als de zintuigen niet meer zo goed werken en onze indrukken vervagen van wat de aardse werkelijkheid voorstelt, dan zal natuurlijk ook het geheugen verzwakken en zullen veel genoegens en vreugdes geleidelijk vervagen.’
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Wie voor een jonger leespubliek een vlot leesbare en toch indringende roman zoekt, is bij Jorik Leemans aan het juiste adres.