Prins zonder poen: het bewogen nomadenleven van Willem van Oranje
Titel | De Zwijger |
---|---|
Subtitel | Het leven van Willem van Oranje |
Auteur | René van Stipriaan |
Uitgever | Querido Facto |
ISBN | 9789021402758 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 946 |
Prijs | € 39.99 |
Koop dit boek |
Het tragische leven van Willem de Zwijger krijgt in de monumentale biografie van René van Stipriaan de glans die het verdient.
Wie De Zwijger. Het leven van Willem van Oranje, de bijna 950 bladzijden dikke biografie van René van Stipriaan, doorneemt, komt onder de indruk van de manier waarop deze prins van Oranje 51 jaar lang het hoofd koel probeerde te houden onder de steeds wisselende mokerslagen van het lot. Willem van Oranje (1533-1584) zelf, aldus Van Stipriaan, was het idee van een republiek, zoals die na zijn gewelddadige dood eerst tot stad kwam, niet genegen. Maar dat Nederland nu dus een oranjemonarchie is, zou hem allicht wel plezieren. Ook al had hij het liever uitgebreid gezien met het toen welvarende Brabant en Vlaanderen.
Wilde baren
De prins van Nassau koos het liefelijke en bescheiden oranje-blauw-witte ijsvogeltje — tot vandaag herkenbaar in de kleuren van de Nederlandse vlag — tot zijn heraldisch pronkdier. ‘Rustig op de wilde baren van de zee’ luidde het begeleidende veelzeggende motto. Rustig ging het er allesbehalve aan toe in het leven van Willem de Zwijger. Wild daarentegen des te meer.
Je zal maar vier keer getrouwd zijn geweest met talloze kinderen in én uit het bed als gevolg. Netwerken is en was — zeker in de zestiende eeuw — dé taak bij uitstek voor al wie aan de macht wou komen en blijven. Dat gold, zoals geweten, voor de koningen en keizers, maar ook voor hoge aristocraten, zoals Willem. Hij kreeg, dankzij een plots overleden neef, naast zijn kroondomein in het Duitse Nassau (met het voorouderlijke slot te Dillenburg en de stad Siegen als centrale machtscentra) toen ook Nederlandse, Vlaamse en Franse (Orange!) erfenissen in de schoot geworpen.
Show me the money
Via zijn wereldwijze oom Hendrik III, die een naaste adviseur was van Keizer Karel, kreeg Willem als tiener toegang tot de geheime kamers van Karel V in Brussel. Hij genoot op de Brusselse Coudenberg een opvoeding van stand onder het goedkeurend oog van de keizer en van zijn opvoeders, onder wie een zekere Jérôme Granvelle. Jérôme was de jongere broer van Antoine Granvelle die later nog een cruciale rol in Willems hyperkinetische leven zou spelen. Want rondhotsen deed Willem als geen ander. Van Stripriaan, die vlot de kroniek van De Zwijgers omzwervingen opdist, kan diens nomadische bestaan amper bijhouden vanaf het moment dat Keizer Karel in 1555 de macht overdraagt aan zijn zoon Filips, in het bijzijn van de twintigjarige Willem. In 1559 zei Filips II vaarwel aan Willem op het strand van Vlissingen om zich voorgoed in zijn Spaanse moederland te gaan begraven.
Filips zou daarna nooit meer in Brussel, laat staan in de Nederlanden voet aan wal zetten. Hij bestierde de Nederlanden bij voorkeur via tussenpersonen en in eerste instantie werd dat dus de genaamde kardinaal Antoine Granvelle die de bakens mocht uitzetten. Show me the money. Van Stipriaan windt er geen doekjes om dat de adembenemende gebeurtenissen in dat tijdsgewricht in eerste instantie door economische redenen werden ingegeven. ‘Niet het geloof, maar de economie bracht de Nederlandse bevolking in beweging.’
Sinecures voor buitenlanders
Van Stipriaan is zeker geen neomarxist die zweert bij de dominantie van de economische infrastructuur, maar hij tekent wel duidelijk de wegen van de geldstromen uit die aan de basis liggen van wat later de Opstand van Willem de Zwijger en de Nederlanden tegen de Spaans-Habsburgse onderdrukker zou heten. Bij de botsing tussen Willem en Filips liet deze laatste alle bezittingen van de prins immers in beslag nemen. Alleen Willems Duitse bastions bleven in zijn bezit. Willems statige paleispand in het Brusselse, waar in betere tijden ‘Tuin der lusten’ van Jeroen Bosch de muren versierde, verhuisde naar Filips’ Spaanse paleis.
De grote aanstoker van de onmin tussen de adel in Vlaanderen en Nederland en Filips, aldus Van Stipriaan, was dus Granvelle geweest en diens lumineuze idee om het landschap van bisdommen als gevolg van het Concilie van Trente te herverkavelen. De bedoeling van die herschikking — van drie grote bisdommen naar een lappendeken van drie aartsbisdommen (Mechelen, Utrecht, Kamerijk) en vijftien gewone bisdommen — was natuurlijk in eerste instantie om het protestantisme met deze katholieke reorganisatie de pas af te snijden.
Maar toen Filips via zijn intermediair aartsbisschop-kardinaal Granvelle in de regel niet-Vlaamse en niet-Nederlandse edellieden tot de meest winstgevende bisschopszetels en sinecures benoemde, gingen de poppen dus aan het dansen. De plaatselijke aristocraten voelden zich door buitenlandse inmenging buitenspel gezet en gingen hun gram halen bij Margaretha van Parma in haar Brusselse stadspaleis.
Hongerwinter
De rest is geschiedenis, zoals we die kennen, en die Van Stipriaan met verve en oog voor detail navertelt. Van de intrede van de meedogenloze Alva en de terechtstelling van Egmont en Hoorn tot het omineuze tegen Willem uitgevaardigde ‘banedict’ — zeg maar fatwa — vanuit Spanje dat uiteindelijk tot de moord op De Zwijger leidt in Delft in 1584. Granvelle stak de lont in het kruitvat, maar de notoire onvrede van de plaatselijke grote heren ontplofte pas in de hongerwinter van 1565 toen de zogenaamde kleine ijstijd in West-Europa haar intrede deed. Van Stipriaan: ‘De strenge winter ging over in een diepe economische crisis, veel mensen verloren hun baan, lonen daalden en de prijzen bleven stijgen, en de criminaliteit nam merkbaar toe.’
Met de Beeldenstorm een jaar later kreeg de opstand pas echt een gezicht, en ontpopte Willem zich willens nillens tot ‘Vader des Vaderlands’. Ook al was hij dus aanvankelijk er vooral op uit om zijn eigen financiële huishouden en gedaalde status weer op orde te brengen. Dat Alva ook nog eens draconische belastingen oplegde om zijn troepen te kunnen betalen, was de druppel te veel.
Waarheidscrisis
Van Stipriaan situeert de operaties van De Zwijger in wat hij de ‘waarheidscrisis’ van de zestiende eeuw noemt. Door de voortdurende staat van oorlog ‘vernevelden’ de normen en de waarheid. Hovelingen waren het sowieso al gewoon om de wereld als een shakespeareaans schouwtoneel in te schatten vol illusie en bedrog. Met de opkomst van de drukpers begon er langs beide kanten — die van Willem en die van Filips — een oorlog om de ideeën via fluks verspreide gedrukte pamfletten te manipuleren. De gehaaide drukker Christoffel Plantijn profiteerde misschien nog het meest van deze propagandaoorlog door beide partijen te vriend te houden.
Willem beleefde in zijn revolutie tegen de Spaanse kroon het gesteggel tussen katholieken en calvinisten-protestanten als een overbodige splijtzwam. Vandaar zijn pleidooi voor tolerantie en voor de ene, ware christelijke religie, waar plaats is voor zowel katholieken als protestanten. Maar de hardleerse fundamentalisten wilden aan beide kanten niet horen van Willems verzoenende taal. Het geld om oorlog te voeren en legers te betalen geraakte op. Willem leende zich failliet want de vaak armlastige Nederlandse gewesten hielden in de regel de knip op de beurs, of talmden met de uitbetaling van de beloofde fondsen. Het waren vooral Vlaanderen en Brabant die de opstand financierden.
Uitgeteld
Maar ook Filips zag zijn goudvoorraad door al het oorlogsgeweld in rook opgaan. Van Stipriaan vertelt in het slothoofdstuk dat het Spanje van Filips II in 1596 voor de derde keer bankroet ging. Dat terwijl de erfgenamen van Willem moesten wachten tot 1631 — zegge en schrijve 47 jaar na de moord op peetvader Willem — tot de Nederlandse Staten-Generaal eindelijk al hun ooit beloofde financiële verplichtingen jegens de familie van Willem nakwamen.
Vlaanderen en Brabant waren toen allang uitgeteld, ook al had Willem via zijn stek in Antwerpen altijd gehoopt dat hij dankzij het vermogende Vlaanderen en Brabant het wel nog zou halen. Frappant hoe hij zijn laatste kinderen bij zijn vierde vrouw Vlaams-Belgische namen schonk, bij wijze van tribuut allicht aan zijn broodheren: van Catharina Belgica tot Charlotte Flandrina, Charlotte Brabantina en Emilia Antwerpiana.
Maar het heeft niet mogen zijn. Nederland is er uiteindelijk beter van geworden. Vlaanderen en Brabant zitten nog altijd in strijdmodus.
De Zwijger van René van Stipriaan is verkrijgbaar in onze webwinkel: een week lang zelfs met gratis verzending!
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Stefan Hertmans surft in zijn nieuwe roman ‘Dius’ handig mee op de huidige tijdsgeest waarin elk machismo wordt verketterd en het kwetsbare en feminiene het nieuwe normaal zijn.