Speak no evil: de engste Deense film ooit gemaakt
Titel | Speak no evil |
---|---|
Regisseur | Christian Tafdrup |
Onze beoordeling | |
Meer info |
Speak No Evil is de engste Deense film ooit gemaakt, en niet door Lars von Trier.
Je hebt horrorfilms over het paranormale, over buitenaardse wezens, over vampiers, monsters, spoken, weerwolven en zombies. Maar over Nederlanders die Denen intimideren? Tot Speak No Evil nog nooit gezien!
Psychologische horror
De meeste horrorfilms die we vandaag door de strot geramd krijgen, teren op speciale effecten en ‘gore, blood and guts’. Zo nu en dan gaat het over psychologische horror, in films met een raakvlak tussen horror en thriller. Het prototype hiervan is Spoorloos uit 1988 van George Sluizer over een Franse psychopaat die Nederlanders terroriseert, nog steeds een van de beste Nederlandse films. Een ander voorbeeld is Funny Games (1997), Michael Hanekes commentaar op de invloed van geweld op de samenleving.
Cringe horror
Speak No Evil (originele titel Gæsterne) van de Deense cineast Christian Tafdrup, bekend als acteur in Borgen, is ook zo’n psychologische horror-thriller, Deens, Nederlands én Engels gesproken. Het is Tafdrups derde film die hij samen schreef met zijn broer. Je zou het ‘cringe horror’ kunnen noemen naar analogie met ‘cringe comedy’, van ‘cringed: to feel embarrassed and ashamed’. De humor en de horror ontstaan door personages in de meest gênante situaties te plaatsen, of door ze het meest penibele of ergerlijke te laten zeggen. Hoe politiek incorrecter hoe leuker de grap, hoe ondraaglijker de horror!
Anderen confronteren met plaatsvervangende schaamte door zo beledigend mogelijk uit de hoek te komen. Met harde, gitzwarte situaties waarbij je je totaal ongemakkelijk voelt en denkt: ‘Waarom ben ik in hemelsnaam naar zo’n onaangename film aan het kijken?’ Wel, Speak No Evil is zo’n film en als je ervan houdt, hoef je je niet te schamen want uit een Oostenrijks onderzoek blijkt dat mensen die op dit genre gesteld zijn, vaak intelligenter en minder gewelddadig zijn dan de gemiddelde kijker van de acht Saw-films.
Deens versus Nederlands
Wat is er nu zo gênant aan Speak No Evil? Wel, zo ongeveer alles en dat vanaf de eerste beelden. Vooral door Sune Kolsts onheilspellende orkestrale score die vanaf de openingsscène ogenschijnlijk doodnormale situaties een sinistere ondertoon geeft. Het begint allemaal op vakantie in Toscane. Een conservatief, nogal burgerlijk, ecologisch bewust Deens gezin met dochtertje ontmoet er een progressief, hip Nederlands koppel met zwijgzaam zoontje.
Vooral de Deense vader kijkt op naar de vrijgevochten, Nederlandse pater familias die overal vlot het woord voert en de Denen uitnodigt om na de Toscaanse vakantie een bezoek te brengen aan hun huis in Nederland.
Hygge versus betweterij
Denemarken werd al meer dan eens tot gelukkigste land ter wereld verkozen. De sleutel tot dat geluk zit in één woord: ‘hygge’, gezelligheid, intimiteit en warmte. Kortom, alles wat de Deense familie niet vindt bij de Nederlandse. Voor het vierde jaar op rij is Finland nu het meest gelukkige land ter wereld geworden met Nederland op de vijfde plaats, achter Zwitserland en met België op de … zeventiende plaats.
Maar wat is er dan, althans volgens Speak No Evil, zo ergerlijk aan die Nederlanders? De timide Deen met huisje-tuintje-kindje versus de brallende, ongeremde Nederlander; de verbeten regelvreter tegenover de nonchalante verkeersovertreder; het beheerste Deense minnespel versus de losse Nederlandse wip; de bescheiden gesprekspartner tegenover de arrogante betweter. Het zit erin vanaf de kleuterklas waar Larsje naartoe gebracht wordt met de goede raad van moeder: ‘Braaf zijn en luisteren naar de juffrouw’, terwijl Jan-Jaapje het moet doen met de raad: ‘En laat je niet doen door dat mens!’
De slang in het paradijs
Het zijn die verschillen die door regisseur Christian Tafdrup handig worden bespeeld waarbij het constante gevoel van angst niet komt van het spectaculaire maar van het alledaagse. Het begint met de vraag of de Toscaanse ligstoel nog vrij is, waarop spullen van de Deense liggen. Vervolgens is er in Nederland het aanbieden van vlees aan de vegetarische Deense echtgenote, het tandenpoetsen als zij doucht, het en passant binnenkijken in haar slaapkamer en het feit dat de onstuimige Nederlander heeft gelogen over zijn beroep: hij is helemaal geen dokter. Waarom spreekt zijn zoontje geen gebenedijd woord en is de babysit een oudere man? Last but not least is er die bizarre ‘Dutch treat’ in het ver afgelegen restaurant waarbij de Denen alles zelf moeten betalen: stamppot en boerenkool met liedjes van Herman Brood en Trijntje Oosterhuis en een vurig pleidooi voor Hollandse kaas. Allemaal gewone alledaagse dingen die zouden kunnen geïnterpreteerd worden als nonchalante achteloosheid terwijl het hier een bewust uittesten is van de weerbaarheid van de toekomstige slachtoffers op weg naar de verontrustende, onbehaaglijk makende finale.
De Denen zien de slang in het paradijs niet meer, volgens Tafdrup. Ze zijn te lang burgerlijk beleefd, blijven in hun eigen net van fatsoenlijke hoffelijkheid hangen en vermijden elke confrontatie tot ze de signalen niet meer kunnen negeren. Uiteindelijk wordt die permanente welgemanierdheid de ‘highway to hell’. De vraag waarom sommige mensen dan weer zulke kwelgeesten kunnen zijn, wordt hier gevat beantwoord: ‘Omdat de gedupeerden het toelaten.’ Mensen zijn bereid zelfs te schaterlachen met de meest ordinaire rotzooi zoals mag blijken uit wat de Nederlandse voetbalanalist Johan Derksen onlangs uitkraamde in de talkshow Vandaag Inside.
Omgekeerde home-jacking
In een interview omschrijft Tafdrup zijn film, gebaseerd op eigen reiservaringen, als een combinatie van Ruben Östlunds Turist [2014] en Michael Haneke’s Funny Games [1997]. Speak No Evil is een omgekeerde ‘home invasion’-film want in Speak No Evil zijn het niet de bewoners, maar de logeergasten, die de constante dreiging ervaren. ‘Het is mijn commentaar op de geciviliseerde hogere middenklasse die op een veilige manier vakantie viert, het perfecte voedsel voorgeschoteld krijgt, de perfecte wijn drinkt en over onschuldige zaken babbelt. Dat beangstigt me, omdat het niets te maken heeft met de realiteit. Als je denkt dat het ergste wat er op zo’n vakantie kan gebeuren, is dat je dochter haar knuffelbeertje kwijtraakt, dan moet je mijn film maar eens bekijken.’
Tijdens de casting in Nederland en Denemarken bleek dat weinig acteurs interesse hadden. ‘Sommigen zeiden de rol te overwegen als ik de laatste dertig pagina’s van het script zou herschrijven, omdat ze het slotstuk te duister vonden en ten minste een glimp van hoop aan het einde wilden. Een van de Nederlandse auditanten had moeite met de rol omdat hij bang was voor wat z’n kinderen ervan zouden vinden. Naast mijn eigen Deense acteurs, kon ik beschikken over een uitstekende Nederlandse cast. Fedja van Huêt heeft een iets meer uitgesproken rol dan die van Karina Smulders, zijn echtgenote, ook in het echte leven. Mijn Deense acteurs komen uit het theater en hadden minder filmervaring. Die moest ik tijdens de casting bijsturen in hun mimiek voor de camera. Die dynamiek – de Nederlanders zijn assertiever, hebben meer ervaring – zie je in zekere zin ook terug in hun personages. De Denen zijn naïef. Staan zij symbool voor hoe wij in onze eigen bubbel zitten en niet meer weten wat er om ons heen gebeurt?’ In ieder geval, één van beide filosofen, Edmund Burke of John Stuart Mill, sloeg de nagel op de kop toen hij zei: ‘The only thing necessary for the triumph of evil is for good men to do nothing.’
De engste Deense film ooit gemaakt
Speak No Evil is de engste Deense film ooit gemaakt, en niet door Lars von Trier. Toch durf ik deze in wezen familiefilm, die gestaag uitgroeit tot een boosaardige horrorfilm, aanraden, al is hij hondsbrutaal en lijkt het duivels koppel sterk op het Marc Dutroux-Michelle Martin team. Wil je genieten van de oncomfortabele sociale horror, ga dan zo snel mogelijk kijken vooraleer we het moeten stellen met een remake, gemaakt door de cineast zelf zoals bij Spoorloos en Funny Games, maar dan als afgezwakte versie voor een Amerikaans publiek.
En wat nu met Nederlanders? Na Van Warmerdams Borgman is er weeral zo’n unheimliche, duivelse Hollander. Mijn Nederlandse vriend mailde me: ‘Ja, maar Borgman werd wel vertolkt door een Belg en jij weet toch ook dat dit alles over-the-top is. Het is gewoon een illustratie van wat mijn mama altijd zei: niet met vreemden praten. Trouwens, wij Hollanders zijn helemaal niet zo vilein. Zolang jullie maar doen wat we zeggen.’
Karel Deburchgrave is filmrecensent en was voorzitter van het filmtijdschrift Filmmagie. Hij is de auteur van 'Shakespeare in scène' gezet en filmdocent in diverse filmmusea en cultuurcentra in Vlaanderen en Nederland. Hij studeerde Germaanse filologie (UFSIA en KU Leuven) en is Fulbright alumnus van de Universiteit in Minneapolis-St. Paul.
De docuserie ‘Wyatt Earp and The Cowboy War’ en de westernserie ‘Billy the Kid’ stellen Amerika’s meest legendarische iconen in een nieuw daglicht.