The Trial of the Chicago 7: de hele wereld kijkt toe.
In dit rechtbankdrama over 7 leiders van de Amerikaanse protestbeweging tegen Vietnam is het vooral genieten van een plejade klasse-acteurs.
Vreedzame protestmarsen ontaarden in bloederige straatrellen; de politie treedt hardhandig op en er heerst een grimmige sfeer. Acht demonstranten, onder wie één zwarte activist, worden opgepakt. Polarisering was nog nooit zo uitgesproken. De presidentskandidaat is uitermate geërgerd en de hele wereld kijkt toe. Een verslag uit USA Today? Van oktober 2020? Toch niet! Wel van augustus 1968.
Traumatisch 1968
Op 4 april 1968 werd Martin Luther King op 39-jarige leeftijd doodgeschoten terwijl hij op het balkon van het Lorraine Motel in Memphis stond. Twee maanden later, op 5 juni, onderging de 42-jarige senator Robert F. Kennedy, voormalig minister van Justitie, hetzelfde lot bij het verlaten van het Ambassador Hotel in Los Angeles. Was dit het tragisch dieptepunt van de roerige jaren 1960, waarin ook al president John F. Kennedy en Malcolm X werden vermoord?
Nog niet, want op de Democratische Conventie in Chicago van augustus 1968 wilde men Hubert Humphrey nomineren om het op te nemen tegen de Republikeinse kandidaat Richard Nixon. Humphrey was Lyndon Johnsons vicepresident, vastberaden de oorlog in Vietnam te winnen.
‘De Vietcong kan de VS niet verslaan. Alleen Amerikanen kunnen dat’
De duizenden betogers die naar Chicago waren afgezakt voor die vier dagen durende conventie dachten daar anders over. Zij zagen Vietnam als een uitzichtloze oorlog die uiteindelijk het leven zou kosten aan 58.209 militairen. Op het terrein verloor grootmacht Amerika met een technologisch superieur leger de Vietnamoorlog, door de Noord-Vietnamezen de ‘Amerikaanse oorlog’ genoemd.
De Vietcong ging letterlijk ondergronds om vanuit een tunnelcomplex van 200km Uncle Sam te bestrijden. In de VS zelf brokkelde de steun van de bevolking af toen de lijkkisten bleven binnenstromen. President Nixon verwoordde het juist: ‘Noord-Vietnam kan de Verenigde Staten niet verslaan. Alleen Amerikanen kunnen dat.’ En of hij gelijk had.
Een politiek showproces
Op 16 maart 1968 werd door Amerikaanse militairen in een dorp een ware slachting aangericht. Burgers, onder wie vrouwen, kinderen en baby’s, werden in een greppel geduwd en doodgeschoten. Met dat bloedbad van Mỹ Lai nog vers in het geheugen, ontaardde het vreedzaam bedoeld protest in een veldslag met de politie, die net voor ze chargeerden op de massa, hun naamplaatjes verwijderden. Acht activisten werden opgepakt, beschuldigd van samenzwering. Vijf van hen werden veroordeeld in een schertsvertoning van een gepolitiseerde rechtszaak. Ze werd voorgezeten door de totaal bevooroordeelde rechter en ‘grumpy old man’ Julius Hoffman, een glansrol voor Frank Langella, en zou bijna zes maanden duren. Die acht waren de leiders van organisaties met allerlei diverse achtergronden die slechts één zaak gemeen hadden: hun protest tegen de oorlog.
In de film worden ze magistraal vertolkt door een plejade klasse-acteurs. Tom Hayden (Eddie Redmayne) en Rennie Davis (Alex Sharp) zijn de brave, kortharige geëngageerde studenten die vooral het verlies van jonge levens in een zinloze oorlog betreuren. De langharige yippies Abbie Hoffman (Sacha Baron Cohen) en Jerry Rubin (Jeremy Strong) willen het systeem veranderen en maken van elke gelegenheid gebruik om het gezag van de rechter te ondermijnen en te ridiculiseren. Ze schrikken er niet voor terug molotovcocktails te werpen om hun culturele revolutie te ontketenen. Pacifist en gewetensbezwaarde David Dellinger (John Carroll Lynch) is een ietwat naïeve huisvader; John Froines en Lee Weiner lijken veeleer toevallig in de groep verzeild geraakt en werden dan ook vrijgesproken. Advocaat William Kunstler verdedigt de zeven en wordt meesterlijk vertolkt door karakteracteur Mark Rylance, die zijn uiterste best doet de façade van dit schijnproces te doorbreken. Joseph Gordon-Levitt kruipt in de huid van Richard Schultz, de openbare aanklager die nu eens niet als een ongevoelige kwal wordt afgeschilderd. Tijdens de ongemeen sterk emotionele climax van het proces volgt hij zijn geweten en niet zijn portefeuille.
Waren de zeven nu met acht?
Dat ook Black Pantherleider Bobby Seale (Yahya Abdul-Mateen II) als achtste beklaagde voor de rechter moest verschijnen, is onbegrijpelijk. Seale had die dag alleen maar een speech gegeven. Maar nadat Nixon de presidentsverkiezingen won, wou zijn Justitieminister John Mitchell een voorbeeld stellen. Zij zagen deze protesten als één groot complot tegen de gevestigde orde en Nixon wou zich profileren, net zoals partijgenoot Trump vandaag, als ‘law and order’-president die straatschorriemorrie hard aanpakt.
Zoals D’Artagnan de vierde en belangrijkste van de drie musketiers was, zo is Bobby Seale de achtste en bekendste van de Chicago Seven geworden. Zonder advocaat maar met advies van een collega Black Panther, werd Bobby Seale letterlijk de mond gesnoerd door de extreem vooringenomen rechter die hem met een prop in de mond, geboeid en vastgebonden op zijn stoel het proces liet bijwonen. Een absoluut dieptepunt in de geschiedenis van de VS en een schandelijk voorbeeld van raciaal terrorisme. Bobby Seale werd uiteindelijk gescheiden van de groep en individueel berecht.
Aaron Sorkins habitat
Het rechtbankdrama is duidelijk topscenarist Aaron Sorkins habitat: A Few Good Men, The Social Network en zijn toneel adaptatie van To Kill a Mockingbird. Hij is een expert in het genre en is erin geslaagd een proces dat bijna een half jaar duurde in ruim twee uur te verfilmen en een interressant tijdsbeeld te schetsen. Vanzelfsprekend met pittige dialogen en gevatte oneliners. Sorkins is nu niet enkel de scenarioschrijver maar ook, na zijn regiedebuut Molly’s Game, de regisseur. Alle hierboven vermelde historische gegevens worden door scenarist-regisseur Aaron Sorkin stukje bij beetje aangebracht en vakkundig ingelast als flashbacks of flashbacks in flashbacks, op het moment dat het nodig is om het proces te kunnen volgen. Van de daadwerkelijke historische rellen zijn een aantal zwart-wit beelden ingelast.
Paradijselijk 1968
De jaren zestig waren traumatisch voor de VS, zelfs de Nederlandse Adele Bloemendaal zong erover in haar lied De Jaren Zestig: ‘De jaren zestig en de dingen die je deed … En dat Johnson Vietnamezen liet vermoorden, En er waren zoveel mooie nieuwe woorden, mescaline, meditatie, happening en demonstratie.’
In zijn artikel De revolutie die er geen was schrijft Paul Goossens: ‘Kampen van dolende migranten, smeltende gletsjers en poolkappen, digitale criminaliteit, fanaten die hun wapens in een theaterzaal leeg vuren, para’s in stations en winkelstraten, al die kwesties die kranten zo donker kleuren, waren toen afwezig.’ In de wereld van 1968 waren die problemen ondenkbaar en droomden we van een aards paradijs met als slogan ‘make love, not war’: ’68 was geen revolutie, hooguit een rebellie.
Uitgerekend in die paradijselijke tijd begon een jonge generatie keet te schoppen, autoriteiten uit te dagen en het systeem te verketteren. En dat is nu net de paradox van de sixties: het traumatische tegenover het paradijselijke, het best geïllustreerd door de manier waarop de jaren zestig werden afgesloten. Van 15 tot en met 18 augustus 1969 vierden ruim 400 000 bezoekers het hoogtepunt van de tegencultuur en van het hippietijdperk met als motto ‘drie dagen van vrede en muziek’ … in het paradijselijke Woodstock. Maar net voor het muziekfestival in de nacht van 8 op 9 augustus 1969 drongen vier leden van de Manson-familie Polanski’s villa binnen en slachtten iedereen beestachtig af, ook de hoogzwangere Sharon Tate. Voor de VS het traumatisch einde van de paradijselijke onschuld.
Das Gespenst des Kommunismus
Waarom de Nixon-regering zo buitensporig reageerde, ligt voor de hand: het spook van het communisme dat overal moest gestopt worden, ook in Zuidoost-Azië. Dat spook waarde al lang overal rond, ook in Hollywood. Er bestond zelfs een lijst: The Hollywood Ten. Het was een zwarte lijst met tien namen van professionals uit de entertainmentindustrie die aanhangers zouden zijn van de Communistische Partij. Vanwege hun politieke overtuiging werd hun werk in de filmindustrie geweigerd. De bekendste onder hen was scenarioschrijver Dalton Trumbo, de titelheld van de in 2015 verschenen biografische film Trumbo, gebaseerd op het leven en de carrière van deze bekwame filmscenarist met in de hoofdrol Bryan Cranston, van Breaking Bad.
De lijst verscheen op 25 november 1947, en bleef tot ver in de jaren 50 gehandhaafd. Die zwarte lijst eindigde pas in 1960, toen Spartacus-acteur Kirk Douglas erop aandrong dat scenarioschrijver Dalton Trumbo op de aftiteling zou vermeld worden. Die lijst resulteerde uit de angst voor het rode gevaar die tijdens de Koude Oorlog een hoogtepunt bereikte in binnen- en buitenland. De HUAC was een commissie die van 1938 tot 1975 belast was met het opsporen van ‘on-Amerikaanse activiteiten’, zeg maar communistische activiteiten. Die commissie beleefde haar hoogdagen tijdens het McCarthyisme, toen de Republikeinse senator Joseph McCarthy een ware heksenjacht ontketende tegen iedereen die ook maar enigszins van socialistische sympathieën werd verdacht. In zijn toneelstuk Heksenjacht (The Crucible, 1952) over de heksenprocessen van Salem, zag schrijver Arthur Miller een duidelijke analogie tussen de bijna middeleeuwse heksenjacht in het dorpje Salem en de jacht op (vermeende) communisten.
Hyperactueel
Ook in The Trial of the Chicago 7 zijn er opvallend veel parallellen met het heden, onder meer tussen de 1968 Chicago protesten en de Black Lives Matter-manifestaties vandaag. De vraag is echter of er, na de vele Trump-perikelen, nog iemand wakker ligt van een rechter die in 1968 een burlesk circus maakte van een proces de Amerikaanse democratie onwaardig.
Karel Deburchgrave is filmrecensent en was voorzitter van het filmtijdschrift Filmmagie. Hij is de auteur van 'Shakespeare in scène' gezet en filmdocent in diverse filmmusea en cultuurcentra in Vlaanderen en Nederland. Hij studeerde Germaanse filologie (UFSIA en KU Leuven) en is Fulbright alumnus van de Universiteit in Minneapolis-St. Paul.
Na 36 jaar keert regisseur Tim Burton terug met een vervolg op zijn iconische horrorkomedie ‘Beetlejuice’ uit 1988.