Van gefilte fisj tot fatalisme: Margot Vanderstraeten fileert de (Antwerpse) Joden
Titel | Minjan |
---|---|
Subtitel | Mijn orthodox-joodse ontmoetingen na mazzel tov |
Auteur | Margot Vanderstraeten |
Uitgever | Atlas Contact |
ISBN | 9789045043890 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 304 |
Prijs | € 22.99 |
Koop dit boek |
Journaliste Margot Vanderstraeten geeft ons een persoonlijk doorleefde inkijk in de wereld van de Joodse orthodoxe scène in Antwerpen.
Na het bijzonder succesvolle én aangrijpende Mazzel tov, serveert Margot Vanderstraeten met Minjannieuwe verhalen over de ondoorgrondelijke Joodse ziel.
Koosjere kippensoep
Journaliste-auteur Margot Vanderstraeten scoorde dankzij Mazzel tov vier jaar geleden een internationale bestseller en bewees daarmee weer eens dat vooral literaire non-fictie naast documentaire romans tegenwoordig de Nederlandstalige literatuur smaak en kraak geven. Ze gaf er een persoonlijk doorleefde inkijk in de wereld van de Joodse orthodoxe scène in Antwerpen. Als jonge studente was ze er immers verantwoordelijk voor de naschoolse opvang in het gezin van de Schneiders en raakte meer en meer geïntrigeerd dóór en ingesponnen ín de Joodse beleveniswereld van ‘witzige’ humor, aparte ‘koosjere’ eetgewoontes en internationale contacten.
De respons op Mazzel tov was zo overweldigend dat Vanderstraeten onder de noemer ‘Mijn orthodox-Joodse ontmoetingen na Mazzel tov’ nu een spin-off presenteert. Het moet gezegd dat het origineel – Mazzel tov dus – het zonder meer haalt bij deze sequel omdat ze toen als werkstudente in zekere zin deel uitmaakte van het Joodse gastgezin, en daardoor van binnenuit een unieke focus had op het voor buitenstaanders gesloten Joodse wereldje.
Vanderstraeten gooit het deze keer over de journalistieke boeg en interviewt eigenlijk in eerste instantie markante figuren uit het Joodse, Antwerpse wereldje. Maar op het einde van Minjan komt er dan toch een persoonlijke insteek wanneer haar vriend Martinus in volle coronaperiode door een diep dal gaat, en de kippensoep van haar Joodse vriendin enigszins soelaas biedt. Dat haar genezen vriend op zijn beurt hand- en spandiensten verleent aan een Joodse koppelaarster leidt zelfs tot een ontroerend happy end.
Conviviaal vieren
Wie wil weten wat ‘gefilte fisj’ is, of waarom Joodse vrouwen gepruikt door het leven gaan, komt in Minjan zeker aan zijn trekken. Vanderstraeten heeft een verleden als culinair journaliste en kan als geen andere Vlaamse auteur erg raak smaken en recepten beschrijven: van brownies tot ‘tjsolent’, de volkse sabbatstoofschotel die, aldus Vanderstraeten, een verre verwantschap vertoont met stoofvlees op zijn Vlaams: ‘In bepaalde Joodse huishoudens wordt het taaie rundvlees, net zoals bij de Vlaamse karbonade, in donker bier gegaard.’ En wie het echt wil weten: ‘gefilte fisj’ was ooit gefarceerde karper maar nu kant-en-klare vismousseline. Je mag op sabbat als vrome Jood immers niet werken en dus is echte vis fileren en ontgraten uit den boze.
Een van de hoogtepunten uit dit boek is de sabbatscène bij een orthodox-Joodse familie bij wie Vanderstraeten met haar vriend zijn uitgenodigd. Er is natuurlijk het eten, de gescheiden keukens voor vlees- en zuivelbereidingen maar Vanderstraeten is vooral gecharmeerd van het conviviale karakter van de sabbatsbeleving. De hele familie en ook enkele invités scharen zich gezamenlijk aan tafel om er urenlang te zingen en te eten, te drinken en te lachen tot in de vroege uurtjes. Het doet warempel denken aan Vlaamse communiefeesten uit de oude doos maar die vonden natuurlijk niet wekelijks plaats.
Mindfulness avant la lettre
Geleidelijk aan begin het de atheïstische vertelster te dagen dat Joodse rituelen – soms tot in het absurde waar het om spijswetten gaat of kledingvoorschriften – ook voor haar een bijzondere charme uitstralen. Vanderstraeten: ‘We zouden het eens moeten proberen. Elke week van ons leven de automatisering van het bestaan één etmaal uitschakelen.’ Sabbat, zo klinkt het even verder, is ‘mindfulness avant la lettre’, ‘zen nog voor Boeddha het licht zag.’
In gesprekken met een andere ultraorthodoxe chassidische vriendin geeft deze laatste mee dat ‘een sabbatjaar een product van burgerlijke aanstellerij is’. Haar fanatieke conclusie liegt er niet om: ’Wie elke week sjabbes eerbiedigt, hoeft nooit een sabbatjaar te nemen. (…) De moderne burger kan maar beter weer gelovig worden.’
Vanderstraeten laat zich dergelijke gevatte uitspraken graag aanleunen. Als ze het met dezelfde chassidische vriendin over de Joodse extreme want extraverte rouwbeleving heeft, luidt het dat troost voor watjes is: ‘Leg geen dijk aan tegen je verdriet, graaf een bedding.’ En natuurlijk mag het Joodse gevoel voor bizarre humor niet ontbreken: de befaamde Joodse ‘witz’ waar het werk van Franz Kafka, Isaac Bashevis Singer, Saul Bellow en Philip Roth tot Leon de Winter en Arnon Grunberg van doordrongen is. Ook de eigenzinnige, hyperindividualistische kijk van elke Jood achter hun op het eerste gemeenschappelijke façade is vaak stof voor vermaak: ‘Eenstemmigheid bestaat binnen het Jodendom enkel en alleen tijdens het gezang in de synagoge (…). En zelfs daarover zal discussie ontstaan.’
Kom Messias
‘Minjan’, de titel van dit boek, verwijst naar het quorum van tien deelnemers dat vereist is voor het collectieve gebed dat normaliter drie keer per dag wordt beoefend. Het alludeert op het belang van de gemeenschapszin voor het Joodse volk. In coronatijden – waar er op sommige momenten een absoluut samenscholingsverbod heerste – vonden de Joodse deelnemers een originele oplossing door op een afgesproken tijdstip op hun respectievelijke balkons toch samen te bidden.
Verstraeten is dan op haar best door associatief een teksttapijt te weven tussen de posities van de minjandeelnemers, de tekeningen met nummertjes die ze als kind verbond om zo verrassende figuren te ontdekken en de stippellijnen op het lichaam van haar vriend voor de chemobehandeling.
Als een echte culturele antropologe registreert ze ook de toch wel eigenaardige uitwassen van bepaalde Joodse rituelen. Haar chassidische vriendin heeft het naar aanleiding van de coronapandemie over de apocalyptische, messianistische relevantie ervan. In de kabbala, de Joodse mystieke leer, bestaat er zoiets als ‘gematria’, een methode om numerieke waarde toe te kennen aan de letters van het alfabet. Op die manier schuiven teksten en cijfers tot veelzeggende, voorspellende combinaties in elkaar. Wat blijkt? De getalwaarde van het woord corona (367) is in het Hebreeuws identiek aan die van ‘Kom, Messias’. Hetgeen verklaart waarom ultraorthodoxe Joden niet direct de noodzaak voelden om mee te doen aan de mondmaskerplicht of avondklok, of zich te laten vaccineren …
Semitische concullega’s
Een fatalisme dat erg doet denken aan het ‘insjallah’ van hun semitische concullega’s die wegens culturele geloofsvoorschriften ook sporadisch weigeren mee te gaan in maatschappelijke verplichtingen rond de bestrijding van het coronavirus. Misschien ligt daar een interessante uitdaging van Verstraeten voor een volgend project. Wat reilt en zeilt er in de (Antwerpse) moslimgemeenschap die ook vaak erg gesloten is voor de modale niet-religieuze Vlaming?
Zowel Mazzel tov als Minjan zijn verkrijgbaar in onze online boekhandel boeken.doorbraak.be
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Stefan Hertmans surft in zijn nieuwe roman ‘Dius’ handig mee op de huidige tijdsgeest waarin elk machismo wordt verketterd en het kwetsbare en feminiene het nieuwe normaal zijn.