Veel stilleven en weinig verhaal: Stefan Hertmans vergeet te vertellen
Titel | De opgang |
---|---|
Auteur | Stefan Hertmans |
Uitgever | De Bezige Bij |
ISBN | 9789403101316 |
Onze beoordeling | |
Aantal bladzijden | 412 |
Prijs | € 24.99 |
De opgang van Stefan Hertmans is in zekere zin een afgang. Mooie terzijdes genoeg maar geen echte roman, laat staan de grote Vlaamse collaboratieroman.
De verwachtingen waren hoog gespannen. Doet Stefan Hertmans inDe opgangmet de Tweede Wereldoorlog wat hij in het onvolprezen Oorlog en terpentijn met de Eerste Wereldoorlog deed? De opgang werd aangekondigd als een roman in de voetsporen van Oorlog en terpentijn en De bekeerlinge: via authentieke documenten, archiefonderzoek, familiegesprekken en veldwerk achterhalen wat er zou kunnen zijn gebeurd in de familie Hertmans – voor en na WO I — met de joodse bekeerlinge Hamoutal einde 11de eeuw en nu dus in De opgang met de Gentse collaborateur Willem Verhulst, vader van de bekende Gentse geschiedenisprof Adriaan Verhulst – logebroeder, ex-voorzitter van de Raad van Bestuur van de VRT en van het Willemsfonds. De hiaten in zijn recherche vult Hertmans op met de eigen verbeelding die bij voorkeur inzoomt op sprekende details van ‘stomme’ voorwerpen, zoals dat in stillevens gebeurt. Een nostalgisch patina is daarbij nooit ver weg.
Exact twintig jaar geleden publiceerde zoon Verhulst een autobiografisch boek over zijn ‘foute’ vader Willem. Komt erbij dat Hertmans voor de eeuwwisseling zelf twintig jaar gewoond heeft in de ex-woning van de familie Verhulst in het Gentse Patershol voordat hij naar het stille, landelijke Pajottenland verkaste. Trouwens, Verhulst junior gaf nog geschiedenisles aan student Hertmans, zo blijkt. Kortom, raakpunten genoeg voor de schrijver Hertmans om met het donkere hellehuis als leidraad een danteske ‘opgang’ binnen het huis te reconstrueren waarin een notaris-verkoper als een nieuwerwetse Vergilius geleidelijk aan koper Hertmans naar de zolder – en de ontknoping – leidt.
Wat spookte Willem uit?
Vooral in Oorlog en terpentijn wist Hertmans een pakkend insiderrelaas met persoonlijke, poëtische kanttekeningen neer te zetten. De dagboekcahiers van zijn grootvader-soldaat aan het front, die de kern vormen van het verhaal, zorgden voor een authentieke touch die — samen met Godenslaap van Erwin Mortier en het onderschatte Post voor mevrouw Bromley van Stefan Brijs – Oorlog en terpentijn zonder meer tot een Vlaamse WO I-referentieroman maakte. En natuurlijk waren er de schildersambities van Hertmans’ overgrootvader die tot de schrijver-achterkleinzoon in zijn beeldend taalgebruik doorwerkten. Kortom, het oorlogsverhaal kreeg ook nog een persoonlijke, ontroerende familiale lading mee.
Voor De opgang moest Hertmans het op de eerste plaats doen met de memoires van Verhulst junior en met handgeschreven dagboeken van diens Nederlandse mama Mientje en zus Letta. Ja, ook het hoofdpersonage om wie alles draait – DeVlag-collaborateur/spion Willem Verhulst die tijdens de oorlog in SS-uniform paradeerde en lijsten maakte van alle mogelijke Gentse nazitegenstanders – schreef ook enkele dagboekbladzijden over zijn jonge jaren lang voor WO II. Gevolg: wat Willem Verhulst echt in die oorlogsdagen uitspookte, kan Hertmans niet vertellen. Toen hij in 1944 wegvluchtte naar Duitsland, verbrandde hij immers zijn archieven. Met wie of in welke omstandigheden Verhulst dus zijn goed betaalde verklikarbeid verrichtte, komt de lezer nergens te weten.
Samenraapsel
Resultaat: een samenraapsel van alle mogelijke uittreksels uit documenten, gesprekjes, gedichten dat tot leven moet worden gewekt door persoonlijke herinneringen van Hertmans aan het huis waar de collaborateur Verhulst – en Hertmans zelf — ooit heeft geresideerd en andere SS-lieden heeft ontvangen. Hertmans gebruikt de rondgang door het huis met de notaris-verkoper als raamvertelling om de ratatouille een fond te geven en reconstrueert voor de rest schools chronologisch het leven van papa Verhulst, zijn beide echtgenotes, zijn minnares Griet en de drie kinderen, met Adriaan Verhulst dus als blikvanger.
Het duurt tachtig pagina’s voordat Hertmans begint met het aansnijden van zijn beloofde onthullingen: de politieke tragedie van het gezin Verhulst. Daarbij krijgt de Nederlandse Mientje het leeuwendeel van de aandacht van de verteller. Mien was oerprotestants, zorgend voor de eigen familie en haar omgeving en had een afkeer voor de brallerige esthetiek van de nazi’s. Zij verafschuwde het gedoe met uniformen – Willem legde zijn SS-plunje af telkens hij thuis kwam – en ging niet mee in de nazisympathieën van haar man. Die zocht zijn amoureuze avontuurtjes dan maar buitenshuis en leidde een dubbelleven waarvan zijn minnares Griet en zijn spionnenwerk voor de SS, de spil vormden. Na de oorlog werd hij tot de doodstraf veroordeeld, omgezet in levenslang die dankzij de logecontacten van zoon Adriaan uiteindelijk acht jaar duurde. Tot aan zijn dood in 1975 pikte hij zijn vooroorlogse leventje van verkoper en vertegenwoordiger op, en bleef hij halsstarrig trouw aan het nazigedachtegoed met een onafhankelijk Vlaanderen als Duitse gouw in het verschiet.
Haarstukje
Tragisch was het leven van de Verhulsten zeker en vast maar de concrete details weet Hertmans dus niet uit te spitten. Hij identificeert zich met het vrouwelijke hoofdpersonage Mientje die als Hertmans’ alter ego echtgenoot Willem voortdurend kapittelt omdat hij zich als gevoelloze supermacho gedraagt, geheel in lijn met de ‘onempathische’ leidraad van de SS die zoals geweten zonder medelijden haar slachtoffers bejegende. Dochter Letta veegt haar vader postuum de mantel uit omdat hij zich uitermate ‘schofterig’ tegenover mama Mien gedroeg.
En zoon Adriaan – zo suggereert Hertmans – houdt de kerk in het midden en vergoelijkt in zijn memoires het gedrag van zijn foute vader: ‘Alsof schuld erfelijk is en hij niet bij machte was om te torsen wat hij op zich nam: een zoon met het dode gewicht van zijn vader op de schouders.’ Terloops tackelt Hertmans nogal vilein zijn oud-professor die hem ooit bij het mondelinge examen buisde. Het opvallende haarstukje van de prof speelt hierin de hoofdrol: ‘(…) In mijn verbeelding zie ik het van zijn hoofd af schuiven, ik moet een stomme giechel onderdrukken. De black-out omhult me als een warme deken; ik kan me erin hullen, erin verhullen, erin verhulst …’
Echte collaboratieroman
Wat een verschil met een echte collaboratieroman, zoals Wil van Jeroen Olyslaegers. Olyslaegers laat zijn personages tot leven komen en geeft een rechtstreekse inkijk in de razzia’s die SS’ers – al dan niet gesteund door de Antwerpse politie – ondernamen tegen joodse slachtoffers. Die filmische sensatie ontbreekt helemaal in Hertmans boek, een album van letterlijke en figuurlijke foto’s. Het meest opwindend zijn nog de uitgebreide beschrijvingen van hoe vroeger kolenboeren gracieus vanop hun rug de glinsterende koopwaar in het keldergat lieten glijden of van een antieke voetschraper aan de voorgevel van burgershuizen om de resten van paardenvijgen aan de voetzolen van je schoenen kwijt te geraken.
Hertmans is op zijn best in dergelijke poëtisch angehauchte stillevens van verdwenen ambachten of gebruiksvoorwerpen. Het verhaal zelf lijkt gekopieerd van de eerste, de beste soap: duivelse SS’er met naïeve, levenslustige minnares botviert zijn lusten in het verborgene terwijl vrouw aan de haard thuis er het beste van probeert te maken. En de zoon-intellectueel vlucht in vioolspel en in de Groot-Nederlandse geschiedenis.
Essayerende voorstudie
Hertmans’ De opgang is dus in zekere zin een afgang geworden. Van een roman, laat staan een collaboratieroman is geen sprake. Het is eerder een essayerende voorstudie voor een roman die nog zou moeten worden geschreven.
Het boek werd in de markt gezet als slotdeel van zijn historisch-documentaire trilogie. Tijd om opnieuw eens uit een ander vaatje te tappen, zou ik zo zeggen.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.