JavaScript is required for this website to work.

Vlaanderens waanzinnigste eeuw: eigen familie of ambacht eerst

Frank Hellemans15/12/2023Leestijd 3 minuten
TitelVlaanderens waanzinnigste eeuw
Subtitel1297-1385
AuteurJoren Vermeersch
UitgeverBorgerhoff & Lamberigts
ISBN9789464759679
Onze beoordeling
Aantal bladzijden599
Prijs€ 39,99

Dat de veertiende eeuw misschien wel de ‘waanzinnigste’ eeuw uit onze Geschiedenis was, weten we dankzij het gelijknamige sublieme verhaal van historica Barbara Tuchman. Joren Vermeersch maakte met Vlaanderens waanzinnigste eeuw een smeuïge variant op Tuchmanns bestseller. Hij focust meer nog dan zijn illustere voorgangster op de niets en niemand ontziende manier waarop de Vlaamse stedelijke ambachten, poorters en adel elkaar bevochten om hun deel van de koek.

Vermeersch debuteerde vier jaar geleden met 1349, een commerciële uitgave van zijn masterscriptie over hoe de pest in het midden van de veertiende eeuw ook in Vlaamse steden als Brugge, Gent en Ieper huis hield. Met gedegen onderzoek van de kronieken – vooral uit het Brugse – liet hij zien hoe de Vlaamse lakenindustrie dreigde te kapseizen. Zijn kijk op de manier waarop ambachten, zoals de wevers en de vollers, het handelsmonopolie letterlijk met hand en tand bevochten, opende toen al verrassende perspectieven.

Vermeersch koos voor een vlotte vertelstijl waarin hij kinderen en vrouwen naast andere hoofdrolspelers van adel, ambachtelijke signatuur of zelfs schrijvers een stem geeft

Nu pakt Vermeersch het anders aan. Hij koos voor een vlotte vertelstijl waarin hij kinderen en vrouwen naast andere hoofdrolspelers van adel, ambachtelijke signatuur of zelfs schrijvers een stem geeft. Daardoor zie je hoe vissers maar ook vollers, die de ruwe wol moesten fijn stampen in een brij van urine, water en melk, die veertiende eeuw met al haar rampen doorstaan hebben. De Franse koningen en de Vlaamse graven bepaalden weliswaar het maatschappelijke speelveld maar het waren gewone mensen van vlees en bloed die ondertussen met (veel) vallen en (langzaam) opstaan er het beste van maakten.

Hop versus grutten

Constante in Vermeersch’ verhaal is het bijzonder wisselvallige bestaan van iedereen die bij de gratie van God of de duivel zijn meestal korte leven vorm gaf. Iedereen van hoog tot laag bekeek en beleefde alles vanuit een christelijke ideologie waarbij vooral de katholieke kerk en de machthebbers wel voeren. Bruggeling Vermeersch vertelt gedetailleerd tot op de komma maar ook in geuren en kleuren hoe het beruchte Sint-Donaaskapittel van Brugge de kas spekte via allerlei parochiale belastingen.

Die combinatie van harde historische informatie en meeslepende vertelstijl vormt de kracht van deze geschiedenis. Nooit geweten bijvoorbeeld hoe de import van smaakvol Hamburgs hopbier de Brugse en Gentse cafébazen steenrijk heeft gemaakt. Het nogal fletse Vlaamse gruttenbier – op smaak gebracht met een mengsel van rozemarijn en laurierbessen – werd door de Duitse import gedegradeerd tot bier voor de gewone man. Wie aanzien had, zoals Filips van Artevelde, was het aan zijn stand verplicht om duur Duits bier te bestellen.

Klimaatcatastrofe en pest

Vermeersch begint zijn verhaal met de opmaat naar de Guldensporenslag van 1302. De Vlaamse graaf Dampierre lag toen op ramkoers met de Franse kroon en het Vlaamse volk dat op alles en nog wat belastingen moest betalen, was er de dupe van.

Vermeersch laat zien hoe de Guldensporenslag vooral een zaak was van de Brugse gilden terwijl de Gentse bij een eventuele nederlaag van hun rivalen er garen uit hoopten te spinnen. Kortrijk en Ieper hielden zich ook min of meer afzijdig waardoor uiteindelijk een pyrrusoverwinning werd behaald die later de Brugse ambachten duur kwam te staan.

In 1315 was er een dan een klimaatcatastrofe door de uitbarsting van de vulkaan Tarawera in Nieuw-Zeeland, waardoor een tiende van de Vlaamse bevolking door daaropvolgende hongersnood, regen en koude om het leven kwam. Dat vormde de opmaat voor de opkomst van Nikolaas Zannekin en zijn Vlaamse kerels die op hun beurt een schrikbewind installeerden en uiteindelijk tijdens de slag van Kassel werden geliquideerd door adel en koning. De occasionele oprispingen van stedelijke volksdemocratie waren daarmee voorbij tot na de Zwarte Dood.

Verdeel en heers

Rond het midden van de veertiende eeuw zou volgens de bronnen van Vermeersch ongeveer een derde van de Vlaamse bevolking aan de pest zijn gecrepeerd. Het duurde een tijdje voor de economie opnieuw opveerde en de Arteveldes in Gent definitief komaf wilden maken met hun Brugse buren.

Filips van Artevelde, zoon van de roemruchte Jacob, overspeelde uiteindelijk zijn hand, en kwam om in de slag bij Westrozebeke. Eindpunt van Vermeersch’ verhaal en klaroenstoot voor de welvarende Bourgondische periode, waar Bart Van Loo zo beklijvend over vertelde.

Vermeersch laat zien hoe de opkomst van de Vlaamse stedelijke democratie allesbehalve over rozen ging maar met bloed, tranen en zweet werd bevochten op de rijke families, de adel en de Franse koning. Graaf en koning – in samenspel met de kerk – speelden verdeel en heers. Gent kreeg daarbij de meeste troefkaarten maar ook de andere steden en ambachten waren eerst en vooral uit op eigen gewin en privileges.

Petrarca in Beringen

Vermeersch’ geschiedenis is gesneden brood voor iedereen die wil weten hoe het er vooral in Brugge en Gent toen echt aan toeging. De klassenstrijd die Vermeersch hier in geuren en kleuren opdient, is ideaal voor het middelbaar geschiedenisonderwijs, maar ook voor wie op zoek is naar een correctie en aanvulling op de romantiserende en belgicistische verhalen van Hendrik Conscience.

En het is mooi meegenomen dat je stadsklerk-schrijver Jan van Boendale in de Antwerpse steegjes ziet rondstruinen, en ook Petrarca — of all people — in Beringen.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties