Robbe De Hert: ‘Ge moet u niet schooner veurdoen dan ge zeit, schat’
Randverschijnselen
foto © Belga
Belangrijk voor een filmmaker is dat hij snel een mens doorheeft. Zijn ware aard ziet. Robbe De Hert bezat die kunde.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe media in al hun maten en gewichten pakken uit met tennisvelden van artikels, naar aanleiding van het overlijden van Robbe De Hert. De gebruikelijke verdachten van de Vlaamse filmwereld wringen zich de belangstelling in en overgieten Robbe met een flinke laag karamelsaus.
Heel wat van die mensen die de bazuinen hoger steken dan Gods engelen vermogen, hebben hem tijdens zijn filmcarrière het leven vaak zuur gemaakt. Dat je tijdens je actief leven de duvel aangedaan wordt, om een container lof over je heen te krijgen eenmaal je inactief bent, het is een wereldwijd fenomeen.
Excelsior
Het lijkt wel dat dit natuurverschijnsel in Vlaanderen werd ontwikkeld en gekweekt. Geen Vlaams auteur is doorgebroken zonder onderdak te vinden bij een Nederlandse uitgever. Geen regisseur maakte naam door vast te blijven plakken aan zijn stad. Dat is wat Robbe De Hert overkwam en in wezen zelf heeft gezocht. Antwerpen boven… Excelsior. Idem dito Jan Decleir. Hij kreeg ooit de kans een rol te spelen in de laatste film van Stanley Kubrick, Eyes Wide Shut, gesprekken werden ingezet, maar toen het op beslissen aankwam kroop Jan terug in zijn mand van Antwerpse makelij. Welke rol het was in de film van Kubrick? Goeie vraag. Die van Griekse verhuurder van theater- en feestkostuums, tegelijk pooier… van zijn eigen tienerdochter.
In de jaren zeventig heb ik voor een Antwerps glossy magazine dat niet lang geleefd heeft, alle toenmalige Vlaamse cineasten geïnterviewd. Allen kregen dezelfde vragen voorgeschoteld. De meeste onder hen gingen diep, dieper, diepst in op de vragen. Robbe daarentegen vond negentig procent van mijn vragen vervelend. Voor de ene haalde hij zijn schouders op, voor een andere zuchtte hij diep en voor een derde steeg er gejank op uit zijn keelgat. Diepgravende interviews waren niet zijn dada.
Leraar Duits
Ik zou het interview vergeten zijn, ware er niet die ene vraag geweest: ‘Hoeveel films per jaar zie jij?’ – Robbe hoefde niet lang na te denken: ‘365! En soms méééér. Het gebeurt dat ik drei keer per dag naar de cinema ga, schat.’ – ‘Maar! Dan zie je toch veel rotfilms,’ was mijn reactie. – ‘Natuurlijk, maar het zijn de slechte waar je van leert. Hoe dat ge het niet moet doen, begrijpt te?’
Toen hij voor de toenmalige BRT de televisieserie Meester hij begint weer! regisseerde, werd ik op zijn vraag gecontacteerd voor een rolletje. In twee afleveringen heb ik meegespeeld. Als leraar Duits. Een leraar waar de zot mee gehouden werd wegens zijn rosse kop en scheve motoriek. In een van de afleveringen ontplofte een bommetje in de klas van de leraar Duits. Veel rook en iedereen struikelde al hoestend de klas uit. Ik als laatste met mijn haarbos die leek op de bos stekels van een egel. Bovendien was mijn haarkleur niet langer ros maar groen.
Niet om de poen te doen
In de andere aflevering zat een scène waarin een koppel meisjes aan de bar van een kroeg roddelden over jongens. Er werd gerepeteerd en toen alles naar wens van Robbe was volgden de traditionele kreten ‘Geluid? Loopt! – Camera? Loopt! – Actie!’ Nauwelijks begonnen of Robbe, met één oog op de set en één oog op de camera, riep ‘Cut!’ – Hij liep naar de meisjes, ze hadden lange haren, en zei op forse toon: ‘Schatjes, ge moet ulle kop een beetje naar de camera draaien. Ik weet het, het is geforceerd, maar als de camera ulle gezicht nie zie, dan kan ik evengoed mijn kat meebrengen en mijn lief de lijnen laten inspreken. Die kan alle toonaarden aan.’
Die serie regisseerde hij om het geld. Net wat Orson Welles deed. De intelligentste regisseur en acteur van zijn generatie speelde in andermans films om met de opbrengst zijn eigen producties te financieren. Twee voorbeelden: The Third Man, van Carol Reed, en Malpertuis, van Harry Kümel. Aan zijn eigen producties scheurde Welles zijn broek, vandaar dat geen filmproducent zich financieel engageerde en hijzelf het nodige geld moest bijeenscharrelen. Alle acteurs daarentegen, en niet de minste, sprongen een gat in de lucht als Orson Welles ze vroeg voor een rol in een zoveelste filmavontuur. Hetzelfde geldt voor Robbe De Hert. Alle Vlaamse en Nederlandse acteurs, en alweer niet van de minste, waren dolblij om in een project van Robbe te stappen. Het was hen lang niet om de poen te doen. Nee, hart en ziel gegeven en het scheelde niet veel of men gaf er geld voor om met hem te werken.
Sociale dimensie
De reden is The Sound and the Fury [met dank aan William Faulkner] van Robbe. Ik bedoel Robbe’s eigen muziekje en drift. Zijn muziekje is dat van de volksmens die hij niet was, maar tot wie hij zich het meest aangetrokken voelde. Vanuit die verbondenheid bouwde hij een origineel oeuvre op. Het eindresultaat moest beantwoorden aan de basiswetten van het filmvak, maar belangrijker was de volksaard. Hij loopt parallel met het werk van Ken Loach. Beide cineasten zijn onruststokers. Hun films zijn verzetsdaden. Ze proberen wat de volksmens stuntelig uitkraamt bevattelijk te vertalen, zonder van hem een minkukel te maken. Zelfs in zijn bourgeoisfilm Lijmen / Het Been – geregisseerd op uitdrukkelijk verzoek van de erven van Elsschot – is er een scherp oog voor de gedupeerden. Bovendien – onopvallend – vet hij het schuld en boete-gevoel van de oplichter en zijn assistent, tot dat het het schaamteniveau bereikt.
Belangrijk voor een filmmaker is dat hij snel een mens doorheeft. Zijn ware aard ziet. Robbe De Hert bezat die kunde. Waardoor hij scherp reageerde op kritiek van mensen die zijn talent bekritiseerden, zijn projecten torpedeerden. Vrienden maakte hij er niet door, maar daar maalde hij niet om. De kunde van het menselijk doorzicht bracht mee dat hij voor de rollen van de personages in zijn films de juiste acteurs wist te vinden. Daar was hij mee bezig.
De kleren maken de man
Robbe’s karakter kon men ook opmaken aan zijn kledij. Hij droeg liever een short en T-shirt dan een kostuum. De kleren maken de man. Dat gezegde gold zeker voor Robbe. ‘Ge moet u niet schooner veurdoen dan ge zeit, schat’, zei hij me in 1975. Hij herhaalde het bij onze laatste ontmoeting. Hij fietste toen nog, met een kruk over het stuur gelegd.
De uitspraak sloeg meer op hemzelf dan op mij, toen ik hem, bij wijze van spreken, een ruiker gaf voor zijn filmwerk. Dag Robbe. Dank voor wat je mij bijbracht.
Guido Lauwaert (1945) is organisator, regisseur, acteur, auteur, columnist, recensent voor o.a. Het Laatste Nieuws, NRC Handelsblad, Het Parool, VPRO-radio, Knack en Doorbraak. Hij richtte de Poëziewinkel op (later Poëziecentrum) en heeft een grote liefde voor Willem Elsschot en Paul van Ostaijen.
Milo Rau vertrekt bij het NT Gent. Hij zag zijn benoeming enkel zag als een tussenstap op de weg naar zonniger bestemmingen.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.