JavaScript is required for this website to work.
Europa

Roger Scruton over jeugdcultuur, popmuziek en graffiti als amorele non-cultuurverschijnselen

Bekentenissen van een reactionair (8). Negen afleveringen uit een interview van Jean-Pierre Rondas met de Engelse filosoof Roger Scruton.

Jean-Pierre Rondas23/9/2017Leestijd 3 minuten
Sir Roger Scruton

Sir Roger Scruton

foto © Reporters

Voor Scruton is de jeugdcultuur een soort van emanatie van al het momentane gespeel dat de consumptiecultuur kenmerkt.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Voor Scruton is de jeugdcultuur een soort van emanatie van al het momentane gespeel dat de consumptiecultuur kenmerkt.

Roger Scruton: ‘In dit boek kijk ik ernaar op een antropologische manier, en zeg ik dat deze momentane culturen zich dan voordoen als de overgangsriten tussen jeugd en volwassenheid zijn afgeschaft. De initiatie van het kind naar de volwassenheid markeert een van de belangrijkste transities in een menselijke samenleving, namelijk de transitie waardoor die samenleving zichzelf bepaalt. Welnu, deze initiatie is van de jongeren weggenomen. Ze hebben die initiatie economisch niet meer nodig, omdat ze alle voordelen van het welvaartssysteem hebben om hen samen te houden; maar ze hebben er wel een psychologische en morele behoefte aan. Onze soort is niet pas gisteren uitgevonden. Het feit dat initiaties kunnen waargenomen worden in elke samenleving behalve de onze vandaag wijst erop dat er iets verkeerd is gelopen met onze huidige samenleving. Men hoeft trouwens slechts te kijken naar wat er gebeurt met jonge mensen die tot de leeftijd van de initiatie zijn gekomen, en die dus niet geïnitieerd werden op het moment dat dit had moeten gebeuren. Daarin ligt een onmiddellijke verklaring voor de drugscultuur, de seksuele promiscuïteit, het hanggedrag en de weigering om ergens toe te behoren. Behoren vereist immers dat volwassenen de jonge mensen ergens in initiëren. Natuurlijk kan die weigering uitgelegd worden door de toestand van de wereld waartoe ze aangemaand worden te behoren. Ik neem dat die jonge mensen niet kwalijk, ik zeg alleen maar dat dit een kenmerk is van moderne samenlevingen. Men moet die jeugdcultuur overigens niet beschouwen als een nieuw specimen onder de culturele fenomenen. Het gaat hier om een heel nieuwe manier van zijn-in-de-wereld en van zich verhouden tot de wereld: het is de zijnswijze van mensen die geen cultuur hebben. De cultuur is hen afgenomen, omdat als cultuur een bestaan wil hebben, ze juist die initiatieceremonie nodig heeft.

Popmuziek

 Dat wordt allemaal gereflecteerd in de jongerenmuziek. Ik wil helemaal niet alle popmuziek over één kam scheren, ook al omdat ikzelf een groot bewonderaar ben van de vroege prestaties van mensen als de Beatles en de Stones en Elvis. Ook vandaag worden er dingen geproduceerd met alle melodische en harmonische inventie waar mensen zoals ik naar uitkijken, maar dat is niet de hoofdstroom. De hoofdstroom is een soort van antimuziek, een manier om het geluid van de muziek te vernietigen met pure pulsen, zonder ritme. Je kan dat merken aan de moderne dansvormen. Deze mensen dansen niet, omdat hun lichaam geen ritme vanuit zichzelf genereert; ze zitten vast aan de reeksen pulsen die door een machine in de lucht worden geslagen. De economische exploitatie van deze wanmuziek is weerzinwekkend, maar ze heeft ze een eigen wereld weten te creëren en er bestaat geen enkele manier om deze wereld te verbieden of af te grendelen.[1]

Natuurlijk moet men er dan niet over verbaasd zijn dat, wanneer de beelden met deze muziek over de hele wereld worden geprojecteerd, tegelijk met de cultuur van onverschilligheid die ermee samengaat, dat mensen die opgevoed zijn in een ouderwetse, vrome traditie met een heilig boek en met hun eigen liederen en dansen, met afschuw vervuld geraken en dingen gaan doen zoals Mohammed Atta die vliegtuigen in de WTC-torens boort. Inderdaad een gruwelijke re-actie, maar ook een manier om deze non-cultuur te straffen omdat ze de heilige plaatsen van een bestaande, reële cultuur is binnengevallen. Dat is een van de problemen waarmee we ons nu moeten bezighouden. De moderne non-cultuur die ik in dit boek bekritiseer is mijns inziens niet zomaar een onschuldig bijproduct van rijkdom en succes. Ze ondermijnt allerlei soorten van morele gevoelens, en vormt dus een bedreiging voor diegenen die deze gevoelens willen behouden. Dat is een van de dingen waarmee we in de moderne wereld moeten omgaan. De vraag is maar of we dat gaan kunnen.’

In de laatste aflevering spreekt Scruton over economie, huwelijk en kapitalisme.

Deze teksten over en met Roger Scruton verschenen eerder in Jean-Pierre Rondas, Rondas’ Wereldbeeldenboek, Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 2006, op basis van een interview in het programma Rondas op Klara. Aanleiding was het verschijnen van Scrutons boek Moderne cultuur. Een gids voor kritische mensen. Uitgeverij Agora, Kampen, 2003

[1] “De waarheid is dat de jeugdcultuur de officiële cultuur van Groot-Brittannië en waarschijnlijk van overal elders is. Elke kritiek erop wordt met minachting en zelfs woede begroet. Elke openbare ruimte in ons land is gevuld met popcultuur. (…) Daarom worden graffiti insignes en symbolen van de nieuwe vorm van lidmaatschap. Dat zijn de heraldische emblemen van de bende. Elke plaats die door de insignes van de bende is ontsierd, is een plaats die op de openbare wereld is terugveroverd. Deze is geprivatiseerd dor de jeugd om een plek te worden voor het nieuwe soort lidmaatschap – lidmaatschap zonder overgangsriten, en alleen tijdelijk.” (Roger Scruton, Moderne Cultuur, blz. 134-135)

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.

Commentaren en reacties