JavaScript is required for this website to work.
post

Splitsing Belgische ontwikkelingssamenwerking

Nota voor de informateur

Simon Buysse4/6/2014Leestijd 6 minuten

Het is een Belgische traditie. Bij elke regeringsvorming de voorbije tien jaar kwam de splitsing van het departement Ontwikkelingssamenwerking ter sprake. Geen eenvoudig dossier, maar voor de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking niet zonder belang.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De Belgische structuren zijn ervoor bekend: een kat vindt er haar jongen niet in terug. Nodeloos ingewikkeld, log en inefficiënt. Voor ontwikkelingssamenwerking is dat niet anders. Volgt U even? Gemeenschappen en gewesten doen aan ontwikkelingssamenwerking. Ze kunnen een buitenlands beleid voeren voor die aangelegenheden waarvoor ze in het binnenland bevoegd zijn. In foro interno in foro extern: wie in het binnenland voor iets bevoegd is, is dat ook voor de buitenlandse betrekkingen daarover. Dat maakt ontwikkelingssamenwerking mogelijk. En omdat geen gewest of gemeenschap wil ontbreken op het humanitair appel is er dus een Vlaamse ontwikkelingssamenwerking, een Waalse en een Brusselse. Om het simpel te houden, want het is nog een tikje gecompliceerder dan dat.

Daarnaast is er dus ook Belgische ontwikkelingssamenwerking. Toen het land werd gedefederaliseerd en België dus bevoegdheden doorgaf aan gewesten en gemeenschappen bleef de Belgische ontwikkelingssamenwerking ongeschonden overeind. Ook voor die beleidsdomeinen waar de federale regering noch binnen- noch buitenlandse bevoegdheid heeft. Volgens de Belgische visie, is ontwikkelingssamenwerking een bevoegdheid op zich, zelfs al staat dat niet met zoveel woorden in de grondwet. Maar buitenlands beleid is een Belgische bevoegdheid en traditioneel valt ontwikkelingssamenwerking daaronder. Omdat ontwikkelingssamenwerking, aldus de unitaristen, nog niet uitdrukkelijk werd gedefederaliseerd blijft de Belgische ontwikkelingssamenwerking intact.

Zo is ontwikkelingssamenwerking een ‘parallelle bevoegdheid’. Een bevoegdheid zowel uitgeoefend door de federale regering als door de deelstaatregeringen. Even illustreren. De federale overheid heeft geen bevoegdheid voor onderwijs. Dat is een zaak van de gemeenschappen. Behalve onderwijs in ontwikkelingssamenwerking. Die bevoegdheid oefenen ze uit op basis van de hun grondwettelijk toegekende taak een buitenlands beleid te voeren, ontwikkelingssamenwerking inbegrepen. Maar daarnaast kunnen ook de gemeenschappen aan ontwikkelingssamenwerking doen met betrekking tot onderwijs. Zij hebben de algemene bevoegdheid onderwijs en zijn daarvoor ook in het buitenland bevoegd. Een parallelle bevoegdheid dus.

NGO’s willen liever Belgisch

Niet zonder belang is dat de middelen voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking, administratie en geld, bij de defederalisering ook Belgisch bleven. In 2001 besliste het nationale parlement bij bijzondere wet dat ‘de onderdelen van ontwikkelingssamenwerking die betrekking hebben op gewest- en gemeenschapsmateries overgeheveld zullen worden naar de deelstaten’. Men wou dus af van de parallelle bevoegdheden. Maar daar kwam uiteindelijk niets van in huis. De zaak werd toevertrouwd aan een werkgroep, en neen, die kwam niet tot een besluit.

De ngo’s hadden hun slag thuisgehaald, want vooral zij zagen meer geld voor de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking en minder voor de Belgische niet zitten. NGO’s houden het liever Belgisch. Gemeenschappen en gewesten moeten dus hun ontwikkelingssamenwerking organiseren uit eigen zak. De bulk van het budget ontwikkelingssamenwerking is nog steeds Belgisch. De Vlaamse ontwikkelingssamenwerking is dan ook bij gebrek aan middelen eerder beperkt.

Belgisch surrealisme

Het afschaffen van de parallelle bevoegdheden en het omschakelen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking naar een Vlaamse was – en is – nochtans niet zo’n gek idee. Ook al omdat de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten zeer ontwikkelingsrelevant zijn: gezondheidszorg, onderwijs, landbouw, basisinfrastructuur zijn deelstaatbevoegdheden die in ontwikkelingssamenwerking vaak aan bod komen. Het uitblijven van die splitsing creëert een surrealistische situatie. België doet aan ontwikkelingssamenwerking in die materies maar heeft er geen binnenlandse bevoegdheid voor en dus ook geen actuele knowhow. Maar het heeft wél de middelen om er een ontwikkelingsbeleid rond te voeren. Vlaanderen heeft die knowhow wél en het kan zijn ontwikkelingssamenwerking coördineren met eigen Vlaams binnenlands beleid, maar het heeft niet de middelen om een volwaardig ontwikkelingsbeleid te voeren.

Het waren (en zijn) dus vooral de Belgische niet-gouvernementele organisaties die de splitsing van ontwikkelingssamenwerking blokkeren. De nooit uitgesproken reden daartoe is wellicht dat zij gebeiteld zitten in de Belgische subsidiestructuren. Als de middelen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking zouden verschuiven naar de deelstaten is het niet denkbeeldig dat deze overheden een andere subsidiëringspolitiek volgen dan de Belgische. Eentje die minder gunstig kan uitvallen voor de gevestigde ngo’s. Al zeker voor de tweetalige ngo’s, en zo zijn er nogal wat.

Wat zijn de argumenten tegen de defederalisering van ontwikkelingssamenwerking die wél openlijk worden aangevoerd?

Winning team?

‘Never change a winning team: België scoort uitstekend op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Waarom dan omschakelen naar Vlaanderen of Wallonië?’ De organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkelingssamenwerking (OESO) was in 2010 van oordeel dat België goed op weg was om tegen 2015 0,7% van het bni (bruto binnenlands inkomen) aan ontwikkelingssamenwerking te spenderen, een Europees streefdoel en in België zelfs in de wet opgenomen. Maar wat blijkt? Sinds 2010 bouwen de Belgische regering het ODA (alle overheidsbijdragen ontwikkelingssamenwerking) in de begroting stelselmatig af. In 2010 zaten we op 0,7%, in 2011 op 0,57, 2012 gaf 0,56, 2013 strandde op 0,5 en 2014 op 0,49. De uiteindelijke bestedingen ODA geven een nog duidelijker beeld: van 0,63% in 2010, tot 0,45 in 2013. Voor België is ontwikkelingssamenwerking dus niet echt belangrijk, dan tenzij als besparingspost. De 0,7 lijkt verder dan ooit. Een winning team kan men dat niet noemen.

Geen coördinatie België/deelstaten

‘Een gesplitste Belgische ontwikkelingssamenwerking wordt een onoverzichtelijk kluwen.’ Het kluwen is er vooral nu. Zonder de splitsing. Parallelle bevoegdheden weet-U-wel. En er is geen coördinatie ontwikkelingssamenwerking tussen de deelstaten en België. Een Belgische keuze: de nationale minister van ontwikkelingssamenwerking kondigde met veel aplomb de oprichting aan van een ministerieel overlegcomité ontwikkelingssamenwerking, veel hebben we daar niet van gezien. Voordien was er het interministerieel overlegcomité Buitenlands Beleid, maar dat kwam nooit over ontwikkelingssamenwerking bijeen. Het is dus precies het nationale niveau dat een coördinatie met de ontwikkelingssamenwerking van de deelstaten afwijst. Een splitsing van de Belgische ontwikkelingssamenwerking kan alleen maar een verbetering brengen omdat parallelle bevoegdheden en dubbelbeleid dan onmogelijk worden.

Verwarring in het buitenland

‘De splitsing zal verwarring veroorzaken in onze partnerlanden. Die zullen niet meer weten tot wie zich te wenden.’ Nonsens natuurlijk. De partnerlanden van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking vinden de weg naar de Vlaamse overheid. Waarom zouden de partnerlanden van België dat niet kunnen? We zeggen nu toch ook niet dat de splitsing van het onderwijs een spijtige zaak was omdat andere landen niet langer zouden weten met wie in België over onderwijs te praten?

Kleinere budgetten

‘De defederalisering van ontwikkelingssamenwerking zal tot een versnippering van de budgetten leiden.’ Inderdaad. De deelstaten zullen het elk met minder middelen moeten doen wat België nu aan ontwikkelingssamenwerking besteedt. Daar komt voor in de plaats dat we een ontwikkelingsbeleid krijgen dat gecoördineerd wordt met het binnenlands beleid van die deelstaten. Iets wat onmogelijk blijkt in een Belgische ontwikkelingssamenwerking. Omdat het België aan binnenlandse bevoegdheid én ervaring ontbreekt inzake onderwijs, landbouw, gezondheidszorg. Al zeker na de zesde staatshervorming. Een kleiner budget kan trouwens ook nuttig worden ingezet.

Belgisch buitenlands beleid wordt onmogelijk ?

‘Bij een splitsing van ontwikkelingssamenwerking wordt een coherent Belgisch buitenlands beleid onmogelijk. ’Het zwaartepunt van het buitenlands beleid in België verschuift van het federale niveau naar dat van de deelstaten. Een evolutie die weliswaar moeizaam loopt, ook al omdat een aantal Belgische heilige huisjes niet gesloopt raakt, maar een evolutie die onafwendbaar is. De deelstaten hebben nu al meer bevoegdheden dan nationaal. Uiteindelijk zal België zich bij die realiteit moeten neerleggen, ook in zijn buitenlandse betrekkingen. Als men een met ontwikkelingssamenwerking coherent buitenlands beleid wil, wat uiteraard noodzakelijk is, dan is dit eigenlijk een argument om ontwikkelingssamenwerking te splitsen, niet om het unitair te houden

België klampt zich krampachtig vast aan zijn buitenlandse bevoegdheden. Het lijkt wel le dernier carré Belge. Zo vroeg Vlaanderen meer inspraak en medevertegenwoordiging van Vlaanderen bij het Belgisch Europees beleid in de Raad van Europa en in Ecofin. Wat op een botte weigering van Didier Reynders uitdraaide die brandhout maakte van het concept samenwerkingsfederalisme dat zo braafjes door minister-president Peeters was voorgesteld. Vlaanderen, goed voor 80% van de Belgische export, had geen recht op nog maar inspraak bij de Belgische vertegenwoordiging. Allesbehalve democratisch.

Wie stelt dat bij een gesplitste Belgische ontwikkelingssamenwerking een coherent Belgisch buitenlands beleid onmogelijk wordt gaat voorbij aan de Belgische politieke realiteit. België weigert de deelstaten inspraak in zijn buitenlands beleid én in de Belgische ontwikkelingssamenwerking waar het de vraag tot coördinatie met het ontwikkelingsbeleid van de deelstaten afwijst. Dat Belgisch feit en de steeds verdergaande buitenlandse bevoegdheden van de deelstaten maken de noodzaak van een gesplitste ontwikkelingssamenwerking steeds dringender.

Gebonden hulp

Een ontwikkelingsbeleid van de deelstaten sluit ook dichter aan bij de wensen van de Vlaamse bevolking. Van 2004 tot 2014 werd de Belgische ontwikkelingssamenwerking door een Franstalig minister geleid. Dat gaf behoorlijk wat spreidstand met wat Vlaanderen verwacht van een goed beleid. De gebonden hulp, bijvoorbeeld waarbij België ontwikkelingslanden bijstaat in ruil voor contracten met Belgische firma’s, blijkt soms onweerstaanbaar snoepgoed voor Franstalige partijen, maar wordt in Vlaanderen niet gesmaakt. Het is voor de Vlamingen evenwel onmogelijk een klungelend Franstalig minister van Ontwikkelingssamenwerking in het kieshokje af te straffen. Vlaanderen betaalt zo belastingen voor een Belgisch beleid dat het niet wenst en waar het niets of weinig kan aan veranderen.

België, internationale speler ?

‘Een splitsing van Ontwikkelingssamenwerking zal de positie van België als internationale speler ondergraven.’ De rol van België als internationale speler in gevaar? Kom zeg. De invloed van België in de internationale politiek is niet echt een topact. Doelt men hier misschien op de Belgische diplomatieke invloed in Congo? Ons lijkt dat België al lang geen werkelijke invloed meer heeft in dat land. Ondanks het vrij grote aandeel van Congolese ontwikkelingssamenwerking in het Belgische ODA. En ondanks de boerenmacho van Karel De Gucht op het terrein. Het ereteken van Grootofficier in de Kroonorde voor de Belgisch-Congolese mijnbouwer George Forrest is een briljant gekozen symbolische afsluiter van het tijdvak dat het Belgische buitenlandbeleid een verschil maakte in Congo.

 

Simon Buysse is vrijwillig medewerker van het Vlaams humanitair vrijwilligerswerk Volk in Nood (VIN)

http://www.volkinnood.org/

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties