JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Staat in den staat nu stout genoeg

De dichter René de Clercq had gelijk

Jean-Pierre Rondas15/6/2016Leestijd 8 minuten

Laten we de romantische Vlaamse Beweging van René de Clercq en co niet onderschatten!

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Wie kent de West-Vlaamse dichter René de Clercq nog? Niemand en iedereen. Want wat hij schreef overleefde zijn levensloop (1877-1932). Zijn biografie zegt niemand nog iets, maar zijn verzen werden gemeengoed ook zonder auteur. Het strafste gedicht over ‘Gent’, het ‘moederke alleen’ dat haar kindeke zal douwen, ‘Het hemelhuis’, ‘Daar is maar één land’, ‘Tineke van Heule’: het waren ooit meezingers. Dat was ook De Clercqs bedoeling, ‘volksverbonden’ teksten te schrijven. Dat is hem ook gelukt, want zijn succes duurde tot de jaren zeventig, toen het Grote Vergeten begon, aangestookt door de Grote Verdachtmaking van de grote helft van de Vlaamse literatuur uit de 19de en 20ste eeuw. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de dichter immers geëvolueerd van trouwe Belgische vaderlander en monarchist, tot een van de meest beluisterde activisten en voorstanders van een onafhankelijk Vlaanderen ooit.

Elk jaar op De Clercqs sterfdag (12 juni) herdenkt de gemeente Deerlijk (bij Kortrijk) haar grootste literaire telg. Deze herdenking vormt een van de vele activiteiten van het René de Clercqgenootschap, dat ook de vrijwilligers levert voor de ononderbroken animatie in het René de Clercqmuseum (het geboortehuis), een van de sympathiekste literaire huizen in het land.

Dit jaar viel 12 juni op een zondag. De huldiging vindt meestal plaats voor het graf van de dichter (met een beeld van Jozef Cantré), pal naast de dorpskerk. Omdat het regende mocht ik mijn lezing in een afgeladen vol geboortehuis geven. Meteen mijn eerste 11 julirede dit jaar.

o-o-o-o-o-o-o

Tactiek en overtuiging

Deerlijk zonder René de Clercq, dat kan niet meer. Vlaanderen zonder De Clercq ook niet, en een zangfeest zonder hem al evenmin. Iedereen hier kent minstens één lied van hem. Maar wat hij zong en dichtte had ook betekenis, en op den duur ook een politieke betekenis. Welke betekenis? Wat denken we daarvan? Of hebben we geleerd daarover te zwijgen? Kan hij zijn gelijk van ons krijgen? 

Of splitsen we hem op in tweeën, de artiest aan de ene en de volksmens aan de andere kant?  En niet alleen de volksmens, maar in veel gevallen zelfs de bosmens die de helft van de tijd op zijn lappen ging en tussen twee zwelgpartijen door er nog eens twee-drie volkszangen kon uitpersen? Veel omschrijvingen in geleerde studiën over hem zijn niet veel beter dan de mijne hier. Men wil er per se op uitkomen dat hij van politiek ‘geen verstand’ had, waarmee bedoeld wordt dat hij dat niet in de vingers had, die trage compromispolitiek die het niet alleen van hoge principes moet hebben, maar die gestaag bezig is met het boren van harde planken – met de handboor. En daar is iets van aan.

Maar vandaag ga ik hier beweren dat dit gebrek ruimschoots gecompenseerd werd door zijn artistiek-politiek inzicht op lange termijn, en door zijn moed om te handelen naar zijn overtuiging; door de rijkdom aan gedachten die er zelfs in zijn meest opzwepende gedichten uitspringen; door de overvloed aan slimme observaties en genuanceerd verwoorde gevoelens waarover hij beschikte; en door de consistentie in zijn opvattingen, gepaard gaande aan het besef van zijn voortschrijdende inzichten. Kortom, een gebrek aan tactiek gecompenseerd door zijn doordacht romantisch Vlaams-Nationalisme.

De romantische Vlaamse Beweging

Vandaag zegt men dat de Vlaamse Beweging romantisch is, maar dat de Vlaamsgezinde partijpolitiek daarentegen realistisch zou zijn en Realpolitik zou bedrijven. Wel, dat is dan een mooie taakverdeling. Dan mag de Vlaamse Beweging vandaag inderdaad een beroep doen op een De Clercq. Laten we die romantische Vlaamse Beweging niet onderschatten. Het zijn haar eisen van taalbehoud en cultuurautonomie die slechts na 150 jaar België zijn ingewilligd! Het is dankzij haar dat we sinds de vorige eeuwwisseling van een Vlaamse Natie mogen spreken.

Die hele tijd door heeft de Vlaamse Beweging, hoe romantisch ook, gefungeerd als een burgerbeweging met een vanzelfsprekende democratische en republikeinse reflex. Welnu, zo’n republiek-die-er-geen-mag-zijn heeft zo zijn jaarlijkse bezinningsmomenten die teruggrijpen naar de beginfasen van die beweging, wat wil zeggen: naar de romantische fasen ervan. Dan komt de Beweging opnieuw aan het woord om de realistische politici te herinneren aan wat ooit de bedoeling was. Dat doen we hier vandaag. Het werklijstje wordt nog altijd geleverd door de romantici.

‘Bestuurlijke scheiding’, zei de romanticus Pol de Mont.

‘Vlaamse regimenten’, eisten de romantische Fronters en later de Vossen.

‘Zelfbestuur’ en ‘zelfbeschikking’, eiste de romantische activist René de Clercq.

Vecht en zwijgt

‘Een België bestaand uit de unie van twee onafhankelijke en vrije volkeren (…), zou dat niet een oneindig veel robuustere staat zijn dan een België waarvan de ene helft zou menen dat ze door de andere helft wordt onderdrukt?’ In welk artikel in De Vlaamsche Stem of in De Gazet van Brussel heeft De Clercq dit tijdens de Eerste Wereldoorlog geschreven? Welnu, in geen enkel want het was niet hij die dit gezegd heeft. Hij had het kunnen zeggen, en heeft woorden van die strekking honderd keer neergeschreven, als iemand die immers ‘België wilde redden’. Wie het echt schreef was De Clercqs tijdgenoot Jules Destrée, net voor de Eerste Wereldoorlog in 1912, in zijn Lettre au Roi (‘Sire, il n’y a pas de Belges’). En wie het zei maakte een groot verschil. Een Franstalige mocht het zeggen en werd later minister. Een Vlaming mocht het niet zeggen en werd later ter dood veroordeeld.*

Wat had De Clercq echt gedaan en echt misdaan? Vanuit Bussum, waar hij tijdens de Eerste Wereldoorlog in ballingschap woonde, had hij met zijn mederedacteuren van De Vlaamsche Stem een verjaardagstelegram aan de Koning in De Panne gestuurd, met de vraag om garanties pour la Flandre autonome dans la Belgique indépendante. Precies: de vraag dus van Jules Destrée, maar op het verkeerde ogenblik gesteld. Politiek tactisch verkeerd. Het antwoord van de Koning naar Bussum was kil: die Vlaamse verzuchtingen (zoals een Vlaamse universiteit in Gent), dat zijn zorgen voor later. Dit antwoord werd door de immer trefzekere formuleerder De Clercq vertaald in de onverwoestbare slogan: Vlamingen, vecht en zwijgt.

Loyaal, maar onder voorwaarden

De volgende stap was dat De Vlaamsche Stem het over een voorwaardelijke loyauteit aan de staat België begon te hebben. En over federalisme. De Clercq verdiende toen zijn brood als leraar aan de Belgische school in Amsterdam, en dat kon omdat hij vastbenoemd leraar talen was aan het Atheneum in Gent. Dus toen dat fameuze ontslag als atheneumleraar viel, was hij ook niet meer houdbaar als leraar in Nederland.

Want voorwaardelijke loyauteit, dat kon niet. Wat recht was, kon aan Vlamingen alleen genadiglijk verleend worden. Liefst zonder dat ze erom vroegen. Vlamingen moeten maar geen voorwaarden stellen, vooral niet als ze voor een keer een hefboom in handen hebben. Het probleem stelt zich nog vandaag. Wat voor andere loyauteit (dan de voorwaardelijke) aan België zou de Vlaamse Beweging misschien kunnen hebben? Een onvoorwaardelijke misschien? Aan die vergrendelde democratie waartoe de Belgische staat verworden is? En een onvoorwaardelijke loyauteit aan wie? Aan onze voogden soms?

‘De Voogden’ (uit De Noodhoorn, 1916)

Staat in den Staat nu stout genoeg.
Vlaanderen is groot en oud genoeg.
Weg met de Voogden!

Waar het recht niet deugt,
en bedrog verheugt,
waar lasteren roem en gewin is,
waar uw bloed wordt gevergd,
en uw armoe getergd,
wijl uw spraak te gemeen en te min is;
Vlamingen op, bij duizenden op,
met hartig hart en koppigen kop!
Wij sloopen en bouwen,
wij nemen en houen,
tot alles ons recht naar den zin is.

Rekening, regeling, werk van duur:
Weg met de Voogden! Zelfbestuur!

Als de dragers der eeuw,
staan de Vos en de Leeuw,
de Kunst en de Kracht in den lande.
Wordt wakker en los,
zo de Leeuw en de Vos.
Slechts honden liggen aan banden.

Staat in den Staat nu stout genoeg.
Vlaanderen is groot en oud genoeg.
Groeit den heren tot schande.

Rekening, regeling,
Zelfbestuur!
Weg met de Voogden!

De geschiedenis zit proppensvol contingentie. Een mens maakt een plan, denkt dit plan volgens plan uit te kunnen voeren, en daar gebeurt iets. Daar geschiedt iets. Een oorlog bijvoorbeeld. Een terreuraanslag. Plan aan flarden, en met die flarden gaat de mens weer aan de slag, maar onder andere voorwaarden. In De Clercqs geval: een oorlog, een verbanning, een telegram, een antwoord, een weerwoord. Maar die maalstroom wordt geconfronteerd met een grondstroom waarin menselijke actoren opereren. De ene actor (Frans van Cauwelaert in dit geval) zegt tot de andere: ‘spreek nu niet, laat u niet provoceren als ze flamboche tegen u zeggen, ’t is het moment niet’. Zegt de andere actor (René de Clercq in dit geval): ‘ik weet dat het het moment niet is, maar ik moet toch spreken.’ En dat deed De Clercq. En hij zong. Hij blies op zijn Noodhoorn, en splitste de Vlaamse Beweging.

De Clercq werd het separatisme ingedreven omdat zijn vraag naar gelijkberechtiging door de Franstaligen als crime contre la conscience nationale werd gebrandmerkt. Het was zelfs geen opiniedelict meer, het was een misdaad. En het was een misdaad omdat het om gelijkberechtiging voor Vlamingen ging. Welnu, gelijkberechtiging veronderstelt minstens twee deelnemers. Diegene die al rechten heeft, en een tweede die evenveel rechten wil als die eerste. Precies daarom kwamen de passieven intellectueel in moeilijkheden. Dat was zo in 1916, en dat is zo vandaag in 2016. Dat zit zo:

Twee ideale België’s

Twee opvattingen over het ideale België staan tegenover elkaar. De Vlaamse luidt: wij kunnen met België leven als er gelijkberechtiging is voor de twee componenten. De Franstalige opvatting luidt: het ware beter dat er geen componenten waren, dat er slechts eenheid heerste. De monarchistische opvatting als het ware. En omdat zij het waren en gedeeltelijk nog altijd zijn die aan de Vlamingen die rechten moeten gunnen, is het nooit ofte nimmer ‘het moment’. Dus wilde Frans van Cauwelaert (die heel goed wist dat er twee volkeren waren) in zijn politiek handelen de twee componenten niet benadrukken – maar in de schaar zat hij. Hij zou de meningsverschillen bevriezen! Hoezo? Waren er dan meningsverschillen? Het land was toch één?

Het beste is dit nog te vergelijken met de communautaire standstill, gearrangeerd door de eerste Vlaams-nationalistische partij na de Tweede Wereldoorlog die het land bestuurt. Ook als we over de scheeftrekkingen zowat struikelen, dan nog zwijgen we erover.

Het kwam er ook voor De Clercq op neer dat je separatist bent als je een rechtvaardig België vraagt. Ook wat dit betreft is er honderd jaar later niets veranderd.

Illusies, poses en moraline

Maar ook de redelijke De Clercq, heel lang gelovend in de Koning die de Vlamingen hun rechten wel zou gunnen, ook hij geraakte in de schaar. Van het moment dat hij schreef dat Vlaanderen Onverduitst en Onverfranst zou zijn, en de Vlaming Noch Waal noch Pruis, had hij het al zitten. Want dat wou zeggen dat hij het Belgische verfranste regime gelijkschakelde met een Duits bezettingsregime. Wat hij ook zou zeggen over Vlaanderen, separatistisme was de uiterste consequentie, niet alleen voor de Belgicisten, maar ook voor hemzelf.

Maar de passieven, Frans van Cauwelaert op kop, moeten toch beter hebben geweten? Heel die Belgische optie van de passieve flaminganten voor en tijdens en na de Eerste Wereldoorlog is toch een illusie gebleken? Wat waren die mensen bedrogen toen de gedane beloftes maar niet werden nagekomen! Zelfs de simpele cultuurflamingantische eis van Vlaams in Vlaanderen: de volledige inwilliging ervan heeft toch tot 1970 geduurd? Heel die pose van loyauteit aan het Belgische vaderland had toch iets hypocriets? La Belgique was toch nooit van plan geweest om die zogenaamd Belgische wensgedachte van evenwaardigheid uit te voeren? Al die verwijzingen vandaag naar Vlaams-Nationalisme met en zonder streepje, dat wil zeggen, van Vlaams Nationalisme in of buiten het Belgische staatsverband, dat is toch allemaal misplaatste moralisering zolang Franstalig België meent in een uitzonderingstoestand te mogen leven?

Het gelijk van de activisten

De intern-dichterlijk-politieke evolutie van René de Clercq was de juiste. Dat houdt in dat het Belgische patriottisme van de passief-flamingant Frans van Cauwelaert de verkeerde houding was. De actieven hadden, met De Clercq, toch gelijk gehad met hun vernederlandsing van de Gentse universiteit? Ze hebben er nog eens een extra twintig jaar moeten op wachten. Zo taai en zo woordbrekerig is het belgicisme. De actieven hebben ook gelijk gekregen met hun stellingen over federalisme. En ze krijgen straks nog meer gelijk, want wat ze in feite gevraagd hadden was confederalisme. En het uiteindelijke gelijk zullen ze krijgen, als zal blijken dat een confederaal Vlaanderen ook een confederatie met Nederland zal kunnen aangaan.

De romantische bosmens René had gelijk. Hij zag politiek heel ver. En als het zover is, vragen we hem alsnog op de begrafenis waarop hij zich zo had verheugd. 

Er ligt een staat te sterven,
Was nooit geheel gezond,
Hij liet een volk verderven,
Ging zelf daaraan ten grond.

Er ligt een staat te sterven,
Die oogen hebben zien ’t –
Heeft menig werven
Een goeden dood verdiend.

Er ligt een staat te sterven,
Heel zachtjes, zonder pijn.
Twee volkeren zullen erven.
Ik zal op de uitvaart zijn.

__________

* Franstaligen mochten altijd iets meer zeggen: ook de vraag om ‘administratieve scheiding’ kwam van Waalse kant, en wel van Joseph-Émile Dupont (1834–1912), Luikenaar, advocaat, kamerlid, daarna senator. Hij riep op 9 maart 1910 in die senaat uit: «Vive la séparation administrative!», en kwam daar probleemloos mee weg. Het Waalse Congres in Luik, onder impuls van Destrée, zou zijn slagzin overnemen. Destrée verschuilt zich achter de rug van Dupont in zijn ‘Brief aan de koning’: ‘Met de remedies van verdringing of negatie kunt U zich dus niet meer tevredenstellen. Er werd nog een andere remedie voorgesteld: de scheiding. In de Senaat was het, in die vergadering waarvan U eertijds de kalmerende sfeer hebt kunnen waarderen, dat een eminent man, gematigd als geen, een bezonnen en voorzichtige rechtsgeleerde, de heer Dupont, op een dag dat de Vlaamse aanspraken hem wellicht bijzonder ergerlijk zullen geleken hebben, heeft uitgeroepen: “Leve de bestuurlijke scheiding!” En dat was beslist geen crimineel of een kwibus. Ik heb net de brochure nog eens gelezen met daarin alle redevoeringen die bij zijn graf zijn uitgesproken. Alle partijen rekenden het zich tot een eer om hem een prachtige groet te brengen. Uw ministers zelf, in naam van de officiële wereld, hebben lijkredes vol bewondering uitgesproken. Het lijkt me dus, dat ik onder het schild van deze grote nagedachtenis mag schuilgaan.’

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).

Commentaren en reacties