JavaScript is required for this website to work.
Communautair

Staatsvrouwtje Sophie Wilmès

of, hoe een IJslandse boerendochter meer van politiek snapt dan een saboteuse van de faciliteitenwetgeving

Jean-Pierre Rondas30/4/2020Leestijd 5 minuten
Die kluge Bauerntochter

Die kluge Bauerntochter

foto © eigen foto

Als interimpremier is Sophie Wilmes gebuisd. Waarom, dat kan ze zelf leren uit het 94ste sprookje van Grimm. Daaruit had ze kunnen afleiden wat politiek is.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Net zomin als u had ik ooit eerder van Sophie Wilmès gehoord. Plots was ze daar, en ik wist van niets. Mij hadden ze niets gezegd. En toch kende ik haar van ergens, dat was zeker. Maar vanwaar?
Op een ochtend wist ik het: ik kende ze uit een sprookje. Maar welk? Eentje van de Lage Landen? Van Hans Andersen? Van de gebroeders Grimm? Mijn enig houvast was dat het over een jonge vrouw ging die niet gekleed, maar toch ook niet naakt was.
Niet dat Sophie Wilmès me op gedachten bracht, integendeel. Haar taalgenote Béatrice Delvaux had haar onlangs in Le Soir zelfs uitgeroepen tot de vlaggenstok waarrond alle Belgen zich eendrachtig moesten scharen.

Nog een ochtend verder wist ik dat ik bij Grimm moest zoeken. En dan ging het snel. Wat ik nodig had, stond in sprookje nummer 94 van de Kinder- und Hausmärchen, ‘Het slimme boerenmeisje’.* Tot mijn teleurstelling betrof het slechts een passage van een tiental regels die in mijn geheugen tot een volledig sprookje waren uitgegroeid. Aanloop en verder verloop van het verhaal sla ik dus over.

Een jonge boerendeerne dingt naar des konings hand. Die wil met haar trouwen als ze eerst een raadsel kan oplossen. Je moet morgen bij me komen, zegt de koning, ‘niet gekleed en toch niet naakt, niet op het paard maar ook niet op de wagen, niet op het pad maar ook niet buiten het pad, en als je dat kan, zal ik je trouwen’. Een raadsel, een slimheidsproef en een behendigheidsproef ineen. Een beetje zoals in De Mol.
De slimme meid begrijpt de portee van het raadsel en weet wat haar te doen staat. Ze hult zich in een visnet met grote gaten: naakt en toch gekleed. Ze knoopt dat visnet vast aan de staart van een ezel: niet op het paard, en ook niet op de wagen. Dan laat ze zich slepen over het karrespoor, waar ze zich niet op en ook niet buiten het pad bevindt. Opdracht volbracht. Inspiratie voor romantische schilders die een excuus voor vrouwelijk bloot te baat namen.

De Grimms hadden een equivalent ontdekt in een van de IJslandse sagen. Het naamloze meisje heet daar Aslaug, de dochter van Brünhilde. Het raadsel luidt wel een beetje anders. Gekleed en toch naakt: dat blijft uiteraard hetzelfde, zo’n motief houdt stand gedurende eeuwen van overlevering. De twee andere voorwaarden zijn varianten op hetzelfde thema: ze moet gegeten hebben en toch niet, en ze moet niet op haar eentje naar ’s konings slot komen, en toch zonder iemands begeleiding. Dus bijt ze een beetje in een teentje look: niet gegeten. En ze laat haar hond meelopen: in niemands gezelschap. Ze heeft het raadsel opgelost en uitgevoerd. De koning beseft wat voor vlees hij in zijn kuip krijgt, en wil graag met haar trouwen.

En même temps

Trouwen met de koning der Belgen wens ik zelfs Sophie Wilmès niet toe; maar het hele raadsel van dit en toch niet dit, dat niet en toch wel weer dat, is haar op het vlaggenstokkige lijf geschreven. Haar eerste-ministerschap kan nog het beste samengevat worden in het stopwoord (of de stopgedachte) van de Franse president Macron: en même temps. Ze is dit, maar en même temps toch niet, en ze is niet dát, maar en même temps toch weer wel.

Haar regering werd een nieuwe regering Wilmès II, die toch perfect dezelfde was als de oude regering Wilmès I. Half maart was ze formateur van deze nieuwe regering waar ze niets mocht formatteren want de nieuwe pompbak was gelijk aan de oude die kapot was. Het ging om een minderheidsregering met de steun van de vijandigst mogelijke meerderheid. Ze zou met volmachten regeren omdat dit sneller ging dan het parlement, dat dan toch weer sneller liep dan die volmachten. Alhoewel haar regering machtig had moeten zijn, was ze toch machteloos. Ze vroeg een diep vertrouwen maar oogstte niets dan wantrouwen. Ze deed haar best er wettelijk uit te zien maar heeft in Vlaanderen geen grein legitimiteit veroverd.

Tot zover het eerste niveau van de gelijkenis tussen Premier Sophie Wilmès en Grimms boerendochter. Het is het niveau van de mossel noch de vis die Wilmès is, en ’t is om te lachen.

Maar er is een tweede niveau en dat is serieus. Dat komt omdat het sprookje met antithesen werkt die dialectisch moeten opgeheven worden. Laten we eens terugkeren naar de voorwaarden die de koning aan de boerendochter stelt. Wat voor rare verzameling tegensprekelijkheden en onmogelijkheden is me dat? Naakt/gekleed, niet te paard/niet op de wagen, niet op en niet van de weg, wel en niet gegeten, alleen en toch in gezelschap? Waarom stelt de koning juist deze raadselvragen en raadselopdrachten? Hoe luidt hun gemeenschappelijke noemer?

De strekking van het sprookje

Zoals bij raadsels gebruikelijk ligt de oplossing al vervat in de bewoordingen van het raadsel. Wie de vijf opdrachten nog eens goed bekijkt, merkt dat de raadsels allemaal het bestaan van een tussenpositie suggereren, en de kandidate (de boerendochter) zelfs dwingen naar zo’n tussenpositie te zoeken. Positie waartussen? Tussen duidelijkheden, tussen evidenties, of tussen polarisaties zo u wil. De jonge vrouw moet een plek zoeken tussen eten en niet eten, tussen alleen en niet alleen, tussen op of naast de weg, tussen naakt en niet naakt. Ze moet zoeken naar het ‘uitgesloten derde’, en ze moet tonen dat ze dat uitgesloten derde niet alleen kan formuleren maar ook uitvoeren. Sterker nog, ze moet de ‘uitleg’ overslaan en zonder omwegen opvoeren dat ze begrepen heeft waarom het gaat. Ze moet de tegenstelling tussen these en antithese opheffen en de synthese vinden. Ze moet tonen dat ze bekwaam is om in een band, een bond, een verbond, een gemeenschap te leven. Ze moet de portee van haar eigen sprookje beseffen. Ze moet met andere woorden de kunst van de politiek beheersen.

Deze portee gaat om de relativiteit van alle polarisaties, over de waarheid die tussen de duidelijkheden ligt, over de aanname dat tussen A en niet-A er toch een derde positie mogelijk is, namelijk ‘noch A noch niet-A’. Dat de enige overlevingskunst erin bestaat om zowel het ene als het andere te aanvaarden en de inconsequentie te huldigen – terwijl de overlever idealiter toch principieel blijft en niet hypocriet is. Een kunst die de nuances van de praxis kent. Die het eerbare compromis aanvaardt maar alle rotte compromissen afwijst. Wie dat kan, weet ook wat sociale omgang, gevoel voor voorlopigheid en hanteren van macht betekenen. Zo’n boerendochter snapt de kunst van de politiek. Zo iemand kan dan ook de koning terzijde staan. Met zo’n vrouw wil de koning trouwen, ook als ze van buiten de machtsgemeenschap afkomstig is. Daartoe dient namelijk ook het raadsel. Het raadsel vraagt om te begrijpen waarover het echt gaat. Wie de raadseltaal van de raadselvraag heeft begrepen en dat zonder veel uitleg duidelijk weet te maken, mag toetreden tot de interne kringen van de politieke macht.

Gebuisd in Vlaanderen, maar niet in Francofonië

Dat heeft ons Wilmès niet gekund. Ze heeft op alle vlakken gefaald. Op het eerste gezicht lijkt ze de vrouw van mossel noch vis (het eerste niveau van het sprookje) en dat blijft ze op het tweede gezicht ook, precies omdat ze niet de politica van het ene-én-het-andere is gebleken (het tweede niveau van het sprookje). Ze haalt het niveau van de slimme boerendochter niet. Ze is geen wezen dat in staat is om de Mol te ontmaskeren – noch om de Mol te zijn.

Een Noord-Belgisch commentator schreef ontgoocheld dat Wilmès ‘de tergende crisis van het politiek gezag in België’ had moeten doen vergeten. Maar hoe had ze dat gekund? Ze is zelf de emanatie van die tergende gezagscrisis, van de onbestuurbaarheid van deze staat. Voorgedragen door een politiek onbetrouwbaar verkoper van tweedehandsregeringen, ging ze aan het hoofd staan van een regering van Voorlopig Verloren Mondmaskers. Ze heeft zich laten reduceren tot de handpop van drie onverzettelijke vijanden ondereen, die het slechts over één ding eens waren, namelijk dat ze een manier moesten vinden om via coronacrisis het Belgische status-quo gedurende nog maar eens een legislatuur te bestendigen. Ze heten Magnette, Nollet en Bouchez en ze zijn ervan overtuigd dat de Vlaamse meerderheid van de bevolking kan en mag bestuurd worden door zeven anonieme nulliteiten die de francofone minderheid van die bevolking representeren. Halsstarrige, verstokte uitsluiters en cordonmeesters van de polarisatie, die denken dat ze op die mentaliteit een staat kunnen bouwen. Stuk voor stuk zouden ze de raadselproeven van de sprookjeskoning verknoeien.

De boerendochter wist beter. Zij wist al uit zichzelf dat politiek de kunst van het mogelijke was en niet de dril van het grimmige forceren. Had de koning haar een ouderwetse handboor bezorgd samen met een ondoordringbare houten plank, dan had zij er toch gaten in geboord.

Dit alles ontgaat de Belgicistische politica Wilmès totaal. Ze belichaamt het Belgische negatief. Ze zit dus op de juiste plaats. Het kan beter, zegt ze zelf. Maar dat is juist haar probleem: wat ze ook doet, het kan niet beter omdat ze nu eenmaal de onverbeterlijkheid van la Belgique representeert…

Volgens La Libre Belgique en Le Monde is zij la révélation Sophie Wilmès, une des rares personnalités capables de rassurer l’opinion et de gérer une situation exceptionnelle…** De Franse zakenkrant Les Echos vierde zelfs ‘de geboorte van een echte staatsvrouw’.
Precies zoals haar koning Philippe al zei toen hij haar de eed afnam: ’t Is een staatsvrouwtje! Net daarom is die Philippe ook geen IJslandse koning nietwaar, maar slechts een Belgisch staatsmannetje.

_________

* In de Nederlandse uitgave nummer 91. Uniboek 1984, heruitgave van de druk van 1940. In de Insel-uitgave Die kluge Bauerntochter, p. 159 van deel II.
** ‘…de revelatie Sophie Wilmès: een van de zeldzame persoonlijkheden die in staat zijn de publieke opinie gerust te stellen en een uitzonderlijke situatie aan te pakken.’

 

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).

Commentaren en reacties