Turkije in vuur en vlam
Hoe de oude strijd tussen PKK en Ankara weer oplaait
Gaat de strijd tegen de PKK weer ten koste gaan van de Turkse democratie en welvaart?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZijn de jaren negentig terug in Turkije? Vele mensen vragen het zich verschrikt af als ze beelden zien van Turkse straalvliegtuigen die stellingen van de Koerdische Arbeiderspartij PKK bestoken, beelden van in een Turkse vlag gewikkelde doodskisten van Turkse soldaten, van razzia’s, relletjes, onlusten en brandstichting. De oude strijd tussen de Turkse staat en de PKK is weer opgelaaid sinds de aan de terreurorganisatie IS toegeschreven bomaanslag op Koerdische jongeren in Suruç op 20 juli.
Turkije in vuur en vlam: Hoe de oude strijd tussen PKK en Ankara weer oplaait
Het aanvankelijke enthousiasme van de internationale gemeenschap op de aankondiging van de Turkse AKP-regering om acties te ondernemen tegen de terreurorganisatie IS heeft intussen plaatsgemaakt voor bezorgdheid. Het vredesproces tussen de Turkse regering en de PKK ligt immers aan diggelen sinds Recep Tayyip Erdogan, de Turkse president, verklaarde niet meer te willen spreken met hen die de ‘eenheid van het land’ bedreigen. Aanleiding zou de moord op Turkse politieagenten zijn die de PKK daags na de bomaanslag van Suruç pleegde. De PKK zou uit wraak hebben gehandeld omdat de veronderstelde steun van Turkije aan IS de Koerden van Irak en Syrië onnoemelijk veel leed heeft beschoren.
Zoveelste bloedige periode?
De Turkse regering greep de moord op de politieagenten aan om de PKK mores te leren. Erdogan verklaarde kort daarna ook het vredesproces met de Koerdische nationalisten voor dood. Hij schuwde zich zelfs niet om de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van die volksvertegenwoordigers te vragen die ‘banden’ met de PKK zouden hebben. Geviseerd worden de mandatarissen van de pro-Koerdische partij HDP die bij de parlementsverkiezingen van 7 juni 2015 over de kiesdrempel van tien procent sprong – een kiesdrempel die eertijds zo hoog werd gelegd om de intrede van pro-Koerdische mandatarissen in het Turkse parlement onmogelijk te maken.
Volgt er nu weer een zoveelste bloedige episode in de strijd tussen de Turkse staat en de vertegenwoordigers van het Koerdische nationalisme in zowel zijn militante (PKK) als burgerlijke (HDP) verschijningsvorm? De strijd draait om de invulling van het drieluik veiligheid, democratie en zelfbeschikking.
Veiligheid
De Turkse staat denkt in termen van binnen- en buitenlandse veiligheid. IS heeft een aanslag gepleegd op Turkse bodem en dus slaat de Turkse overheid terug. De PKK bedreigt de unitaire staatsvorm van Turkije en deed dit met gewelddadige middelen – op de periode van de wapenstilstand tussen 2013 en 2015 na. En dus gooien Turkse straaljagers weer hun bommen af op bases van de PKK die zich schuilhoudt in de bergen van Noord-Irak.
Maar ook de Syrische Koerden worden geviseerd, zij het op een andere manier. In de ogen van het Turkse nationalistische establishment geldt de Syrisch-Koerdische partij PYD (met haar YPG-milities) als een ‘locale afdeling’ van de PKK. Dat de PYD een eigen staatje ‘Rojava’ uitbouwt in het noorden van Syrië is de Turkse bewindvoerders een doorn in het oog.
‘Als Turkije het meent met veiligheid, zou het moeten samenwerken met enige kracht die IS daadwerkelijk bestrijdt: de Koerden’
De politicoloog Dries Lesage schrijft letterlijk: ‘Turkije wil geen PKK-staat aan de grenzen (….)’ (De Morgen, 29 juli 2015). De bufferzone die Turkije in Noord-Syrië wil installeren, dient een drieledig doel: IS eruit wegvegen, de terugkeer van anderhalf miljoen Syrische vluchtelingen mogelijk maken én de autonomie van de Syrische Koerden verhinderen.
De Syrische Koerden besturen drie uit elkaar gelegen kantons, waarvan Kobani het middelste vormt. Ze zijn erin geslaagd om IS te verdrijven uit het gebied tussen Kobani en het oostelijk gelegen kanton Jazira. De door Turkije beoogde bufferzone moet nu net voorkomen dat de YPG ook een landbrug slaat tussen Kobani en het westelijk gelegen kanton Afrin. Erdogan zei enkele weken geleden nog dat hij nooit zou toelaten dat er een samenhangende Koerdenstaat in Noord-Syrië zou ontstaan. Indien het Turkije menens was met veiligheid, zou het moeten samenwerken met de enige kracht die daadwerkelijk en met succes tegen IS heeft gevochten, namelijk die van de Koerden. Maar schreven Turkse regeringsgezinde kranten onlangs niet dat de PYD gevaarlijker zou zijn dan IS?
Zelfbeschikking
In het veiligheidsplaatje van de Turkse staat past geen Koerdische zelfbeschikking, noch in Syrië noch in eigen land. Turkije heeft zich na enkele jaren weten te verzoenen met de autonomie die de Koerden in het noorden van Irak genieten onder de staatkundige vorm van de zogeheten Kurdistan Regional Government (KRG). Maar nog een Koerdische staat erbij in Syrië – en dan nog wel eentje van ‘PKK-signatuur’ – is des Guten zuviel.
Rojava en de KRG samen zouden als strook van west naar oost als het ware een territoriale wig drijven tussen Turkije en de Arabische wereld. Bovendien zouden de Turkse Koerden – of toch alvast de nationalistische krachten onder hen – zich nog meer aangemoedigd kunnen voelen om echte autonomie na te streven binnen Turkije. Daartegen koestert Ankara het grootste wantrouwen. Voor het Turkse establishment zijn veiligheid en het behoud van de unitaire staat onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Democratie
Erdogan maakte enkele jaren geleden de Koerdische kwestie inderdaad letterlijk ‘bespreekbaar’. Er kwamen vredesgesprekken met de PKK en de wapens zwegen. Waarom dan nu de bocht van Erdogan? Waar is het misgegaan? Een van de redenen is dat Erdogan voor zijn inspanningen electoraal niet beloond is door de Turkse Koerden.
Heel wat gematigde Koerden die vroeger voor de AKP stemden, maar ook heel wat liberaal en seculier ingestelde Turken hebben bij de laatste parlementsverkiezingen hun stem gegeven aan de pro-Koerdische partij HDP om te verhinderen dat de partij van Erdogan een tweederde meerderheid in de wacht zou kunnen slepen. De HDP was zo verstandig om de link te leggen tussen Koerdische autonomie en meer democratie voor heel Turkije. Erdogan die ervan droomde om middels een tweederde meerderheid een sterk presidentieel systeem in te voeren, was en is met die denkwijze niet gediend. De HDP heeft hem een pad in de korf gezet. De president wil haar kwijt en daarom moet hij haar in geval van nieuwe verkiezingen onder de drempel van tien procent zien te duwen.
De strijd tegen het terrorisme en de ‘sympathisanten’ ervan zou kiezers moeten afschrikken om hun stem weer te geven aan HDP. Voor Erdogan dient het bijeenroepen van de NAVO ertoe hem internationaal en naar het Turkse publiek toe te legitimeren.
Donkere jaren negentig
Erdogan wil het vredesproces niet voortzetten met ‘diegenen die onze nationale eenheid en broederschap bedreigen’. Met ‘broederschap’ zinspeelt hij op de band tussen Turken en Koerden zoals die altijd al door Turkse politici als het cement van de eenheidsstaat werd bezongen. Maar de strijd die weer opflakkert, is er natuurlijk niet een tussen gewone Turken en Koerden, maar wel een tussen de Turkse staat en de Koerdische beweging die meer autonomie nastreeft.
Vele Turken zijn bereid om de prijs van Koerdische zelfbeschikking binnen het Turkse staatsverband te betalen als de democratie in heel Turkije daarmee wordt vooruitgeholpen
De Turkse staat zet op eenheid als garantie voor veiligheid, de Koerdische beweging op zelfbeschikking als middel om meer democratie te verwezenlijken. Turkije wil veiligheid aan zijn grenzen met Syrië, maar zonder samen te werken met de Syrische Koerden die de meest geduchte kracht vormen in de strijd tegen IS. De Turkse regering viseert in eigen land dan weer die kracht, de HDP, die een waarborg is voor meer democratie. Maar vele gewone Turken zijn bereid om de prijs van Koerdische zelfbeschikking binnen het Turkse staatsverband te betalen als de democratie in heel Turkije ook daarmee wordt vooruitgeholpen. Ook de veiligheid is daarmee gediend.
Het drieluik veiligheid, democratie en zelfbeschikking vormt een drie-eenheid. Daarom mogen de jaren negentig niet terugkomen. Ze gelden als een ‘lost decade’ (een ‘verloren decennium’) omdat de strijd tegen de PKK ten koste ging van de Turkse democratie en welvaart. Zoals Mete Öztürk, hoofdredacteur van de Belgische editie van de Turkse krant Zaman, terecht opmerkt (De Morgen 29 juli 2015), wil geen enkele Turk terug naar ‘de donkerste periodes van het Koerdische conflict in de jaren negentig’.
(Dit artikel verscheen eerder op www.knack.be)
Dirk Rochtus (1961) is hoofddocent internationale politiek en Duitse geschiedenis aan de KU Leuven/Campus Antwerpen. Hij is voorzitter van het Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams-nationalisme (ADVN). Zijn onderzoek gaat vooral over Duitsland, Turkije, en vraagstukken van nationalisme.
Een volledige ambtstermijn zat er niet in voor de SPD’ers Brandt, Schmidt, Schröder en nu Scholz.
In de nieuwe versie van Emmanuelle gaat een vrouw op zoek naar ultieme seksuele voldoening.