Unia: eerder dialoog dan veroordeling
Discriminatie en vrije meningsuiting onder de loep
Els Keytsman, hier nog als medewerker van de partij Groen
foto © Reporters
Laat in Vlaamse rechtse kringen één naam vallen, en je bent vertrokken voor de rest van de avond: Unia. Weinig instituten roepen zo’n furieuze reactie op. Maar wat doet Unia eigenlijk?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementLaat in Vlaamse rechtse kringen één naam vallen, en je bent vertrokken voor de rest van de avond: Unia. Weinig instituten roepen zo’n furieuze reactie op. Als bewaker van de gelijke kansen in België – Unia is een interfederale instelling – staan zij (al dan niet terecht) symbool voor wat onder andere hier op Doorbraak de ‘pococratie’ genoemd wordt. Dat de nieuwe Vlaamse regering zich uit de instelling terugtrok, hoeft dan ook nauwelijks te verbazen.
De UAntwerpen en het Humanistisch Verbond gaven recent het woord aan de directeur van Unia, Els Keytsman, en Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Want daar blijkt Unia dan weer niet voor bevoegd.
De werking van Unia
Els Keytsman begon met een uitgebreid overzicht van de opdracht en de aanpak van Unia. Hier dat herhalen voert ons te ver, maar de geïnteresseerde lezer vindt alle informatie op unia.be.
Een aantal dingen licht ik er wel graag uit. Ten eerste, het idee dat Unia mensen ‘veroordeelt’. Laat het duidelijk zijn: Unia kan meldingen ontvangen en juridisch advies geven, eventueel zichzelf burgerlijke partij stellen, maar kan nooit veroordelingen uitspreken. Dat is nog steeds het prerogatief van een rechtbank. Het blijkt uit de cijfers – en wordt bevestigd door Keytsman – dat Unia veeleer streeft naar dialoog dan veroordeling. Van de meldingen die bij Unia binnenkomen zijn 55% gegrond en gerechtvaardigd. Van die 55% wordt slechts 7% behandeld door een rechtbank, en slechts bij de helft daarvan stelt Unia zich burgerlijke partij.
Unia is waarschijnlijk vooral bekend als ‘antiracisme’-instelling, maar dat doet de realiteit oneer aan. Zo’n 34% van de dossiers gaat inderdaad over racisme, 12% over religie (waarvan ca. 80% te maken heeft met islam), maar 24% gaat bijvoorbeeld over discriminatie tegenover mensen met een handicap. Ook discriminatie tegen mensen omwille van hun seksuele geaardheid, leeftijd (met name op de arbeidsmarkt) of vermogen maken deel uit van de meldingen.
Negentien persoonskenmerken zijn beschermd, maar er is een opvallende afwezige. Keytsman merkt op dat het toch wel bijzonder is dat in Vlaanderen, waar taal zo’n (historisch) gevoelig onderwerp is, taal geen beschermd kenmerk is. Niet alleen is Unia niet bevoegd voor discriminatie op basis van taal, niemand is daarvoor bevoegd. Een tip voor de flamingante partijen bij de – waarschijnlijk – nakende staatshervorming?
Hate speech en seksisme
Els Keytsman sprak over discriminerende daden, niet over uitlatingen. Woorden kunnen nochtans wel degelijk schaden, volgens Liesbet Stevens van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Maar waar ligt de grens van wat Stevens ‘strafwaardig seksisme’ noemt?
Het lijdt geen twijfel dat seksistische haatspraak, bijvoorbeeld op sociale media, een acuut en nefast effect kan hebben op vrouwen en hun maatschappelijke positie. Met name kan het leiden tot een ‘chilling effect’, waarbij vrouwen zich terugtrekken uit een discussie – of zelfs uit het hele publieke debat – omwille van de haatdragende uitlatingen. Zeker wie traditionele rollenpatronen uitdaagt, wordt daar snel het slachtoffer van.
Het wettelijk kader om dit probleem aan te pakken is relatief recent, en de rechtspraktijk beperkt. Op Europees niveau – in de Raad van Europa bijvoorbeeld – wordt het aanzien als een ernstig probleem dat op een gelijkaardige manier als racisme aangepakt moet worden. In België hebben we de Genderwet 2007 en de Seksismewet 2014 als kader. ‘Geslacht’ kan gebruikt worden als argument voor strafverzwaring bij haatmisdrijven, maar dat is tot nader order maar één keer gebeurd, bij een eremoord.
Grondwettelijk kader
Haatspraak op het internet valt onder artikel 150 van de Belgische grondwet en wordt aanzien als een drukpersmisdrijf. Voornaamste gevolg: alle haatspraak moet voor het Hof van Assisen komen. Met één belangrijke uitzondering: haatspraak op basis van racisme of xenofobie.
De jury wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn. (art 150)
Racistische of xenofobe uitlatingen online kunnen dus behandeld worden voor een correctionele rechtbank. Voor andere haatspraak is de drempel véél hoger, met als effect dat er geen processen komen om het probleem aan de kaak te stellen. Doordat er geen juridisch antwoord mogelijk is – of maar zeer moeilijk – bestaat het risico dat bv. de stem van vrouwen in het publieke debat online gesmoord wordt. En gezien het aanzienlijke belang van het internet en de sociale media in onze moderne maatschappij, is dat bijzonder schadelijk.
Sociale media
Ook tijdens de vraag-en-antwoordsessie wordt dieper ingegaan op de rol van sociale media. Zo vindt Unia dat internetplatformen als Facebook en Google aansprakelijk moeten worden gesteld voor wat bij hen verschijnt – iets waar die platformen het vanzelfsprekend niet mee eens zijn. In elk geval zouden er op internationaal (of minstens EU) niveau afspraken gemaakt moeten worden. Liesbet Stevens merkt ook op dat het op het internet véél moeilijker is een dialoog aan te gaan met een – vaak anonieme – overtreder.
Professor Leo Neels, naar goede gewoonte de moderator op deze debatten, merkt op dat de grens van de strafbaarheid in België heel ver ligt – zeker voor uitlatingen. Maar, zo stelt hij ook, op sociale media is intussen het ethisch minimum ver zoek. Dat stelt onze maatschappij voor een grote uitdaging.
De avond focuste net iets te veel op het meer technisch-juridische aspect van het werk van beide instellingen, waardoor de onderliggende principes te weinig aan het licht kwamen. Pas tijdens de vraag-en-antwoordsessie werd er dieper gegraven. Dat is jammer, gezien de maatschappelijke discussie over het spanningsveld tussen discriminatie en vrijheid. Kan haatspraak wel zomaar gelijkgesteld worden met discriminerende daden, bijvoorbeeld? Er kwam geen duidelijk antwoord op.
De volgende lezing vindt plaats op 26 februari en gaat over de vrijheid van demonstratie en betoging. De lezingen starten om 19:30 uur en vinden plaats aan de Stadscampus, Hof van Liere, Frederik De Tassiszaal, Prinsstraat 13, 2000 Antwerpen. Toegangsprijs: 5 euro (studenten gratis) ter plaatse te betalen (incl. drankje). Reserveer uw plaats via: [email protected] of [email protected].
Regering was ondubbelzinnig verantwoordelijk voor moord op Lumumba. België had nog steeds niet geleerd dat we niets te zoeken hadden in Congo.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.