Van Belgisch zwijgfederalisme naar de spreekrepubliek Vlaanderen
Over het begrip ‘democratische ruimte’.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Genetisch averechtse tegenwringers’, zo noemde Bart Eeckhout de Vlaamse Bewegers in De Morgen. ‘Chronisch malcontente pappenheimers’ echode Liesbeth van Impe in Het Nieuwsblad. Ik voelde me aangesproken.
Het Vlaamse commentariaat kan zo ongeveer alles plaatsen, van Vlaams Blok (‘extreemrechts’) tot en met N-VA (‘neoliberaal’ en ‘conservatief’). Het kan er zelfs begrip voor opbrengen dat N-VA zijn communautaire eisen opbergt. Maar de Vlaamse Beweging is en blijft voor de beroepscommentatoren een raadsel. Zoals het hen een raadsel is waarom de flamingante webstek Doorbraak zoveel succes heeft en meer en meer als bron wordt gebruikt. Aan hun verzuurde reacties te zien (is Doorbraak nu radicaal of extreem? Is het rechts of separatistisch?) worden we nauwlettend in het oog gehouden. Kwestie van af en toe eens goed lucht te geven aan hun diepe, weldenkende verontwaardiging over ons.
Ik ben zo’n genetisch averechtse tegenwringer. Ik denk dat Eeckhout bedoelt dat ik aan niemand verantwoording heb af te leggen en vooral probeer consequent te zijn in mijn redeneringen en opvattingen, en nog meer probeer consequent te zijn met mezelf. Ik zeg bewust ‘probeer’, vanuit mijn katholieke besef dat al ons streven slechts een pogen is. We kunnen mislukken.
I. Conservatief-liberaal-socialistische feesten
Een stoet en een processie
Daarom zou ik u allen willen oproepen om volgend jaar mee op te stappen in de 1 mei-stoet. ‘Stoet’ is tegenwoordig veel gezegd, maar er is altijd wel een optocht en nadien een verzameling rond een kiosk. Dat feest grijpt dan ook plaats op een officiële feestdag, de betaalde vrije dag van de arbeid voor iedereen in Vlaanderen. Maar op die kiosk staan wel socialisten die daar het woord voeren om de opgekomen menigte te overtuigen van de richting die zij als kleine minderheid aan de hele maatschappij willen geven. Het feest van de socialisten wil iedereen omhelzen die hier woont. En ik wil wel graag omhelsd worden als de omhelzer, of in mijn geval liever een omhels-ster, mij aanstaat. Want alvast in mijn hoofd komt het niet op om te beweren dat het feest van de arbeid door de socialisten ‘gekaapt’ wordt. Het socialisme behoort tot de rijke politieke en institutionele geschiedenis van dit land.
En ik zou u ook willen oproepen om volgend jaar mee op te stappen in zo’n Rerum-Novarum processie op Hemelvaart. ‘Processie’ is tegenwoordig veel gezegd, maar ook in dit geval zijn er altijd wat optochten en vergaderingen rond een kiosk. Ook die dag is een officiële vrijafdag; waarschijnlijk heeft de christelijke vakbond er zelfs mee voor gezorgd dat Hemelvaart een officiële feestdag is gebleven. Zo is het een betaalde vrije dag geworden voor iedereen in dit land. Toch staan op die kiosken christendemocraten het woord te voeren over hun preferenties voor de maatschappij die hen, een kleine minderheid tenslotte, voor ogen staat. Ook zij willen iedereen omhelzen en overtuigen. Misschien wil ik wel overtuigd worden, in mijn geval naar de oude schaapsstal terugkeren. Maar ik denk er niet aan om ook maar te suggereren dat deze politici de encycliek van paus Leo XIII hebben ‘gekaapt’. Heeft de christendemocratie Vlaanderen niet mee gemaakt tot wat het vandaag is?
Daarom ben ik blij dat heel wat gemeenten met christendemocratische, socialistische en liberale meerderheden of gemeentebesturen meedoen aan de 11 juli-vieringen, ze zelfs organiseren. Dat is helemaal geen contradictie, want de geschiedenis van de Vlaamse Beweging is mee geschreven door vertegenwoordigers van deze drie ideologieën, van in de 19de eeuw toen het vooral liberalen waren die de Beweging bevolkten, over de 20ste eeuw toen ‘Vlaams bewegen’ synoniem was met ‘katholiek bewegen’, terwijl 150 jaar lang ook socialisten zich flamingant konden noemen, van Emile Moyson tot en met die moedige burgemeester, de socialist Leo Peeters die de omzendbrieven voor de faciliteitengemeenten uitschreef en zo Vlaams-Brabant voor erger heeft behoed. Niet te verwonderen dat men flaminganten in alle partijen aantreft; en inderdaad, alle Vlaamse partijen hebben in 1999-2000 de Vlaamse resoluties goedgekeurd, het draaiboek voor een fiscaal en sociaal autonoom Vlaanderen binnen België.
De Vlaamse kiosk en de kaping van 11 juli
Ook op 11 juli vergaderen we rond de (symbolische) kiosk. Er is een klein verschil met de beide aangehaalde feesten, want een Belgische feestdag is 11 juli nog niet (feestdagen zijn immers federale materie). Het gaat (nog) niet om een vrije dag die men toch uitbetaald krijgt. Maar ook hier staan op de kiosken de erfgenamen van de vrouwen en de mannen die politiek gestreden hebben voor de Vlaamse autonomie waarover wij nu beschikken. Het zijn dan ook flaminganten die op de spreekgestoeltes staan, en die net zoals hun collega’s-socialisten en christendemocraten iedereen willen overtuigen van een nieuw draaiboek dat Vlaanderen door de 21ste eeuw moet loodsen. Flaminganten kapen 11 juli evenmin als de socialisten hun 1 mei of de christendemocraten hun Rerum Novarum kapen.
Toch blijft de groene politicus Kristof Calvo het hebben over ‘de kaping van 11 juli’ – door de flaminganten welteverstaan. Niet alleen heeft hij van de drie breuklijnen in de geschiedenis van de staat België niet veel begrepen: de klassenbreuklijn arbeid/kapitaal, de overtuigingsbreuklijn religieus/vrijzinnig, en de communautaire breuklijn Vlaams/Franstalig. Van deze drie laat hij, zoals het tegenwoordig mode is, de laatste zelfs gewoon weg. Van alle bewegingen mag volgens hem alleen de Vlaamse Beweging zich niet tot het hele land richten. De Vlaamse Beweging mag niet pleiten voor de Vlaamse natie. Erger is dat deze politicus-volksvertegenwoordiger het behoud van het instituut ‘België’ boven alle andere politieke verzuchtingen stelt, dus boven alle sociale, economische of zelfs ecologische bekommernissen: als de Belgische structuur maar bewaard blijft.
De falende staat
Bij dit slag van belgicisten overheerst een eigenaardig finalisme. Niet het goed van de samenleving is het doel; het uiteindelijke doel waar het allemaal om draait is iets dat België heet. Dit alles gaat ten koste van een selectieve blindheid voor het inherente, structurele feilen van deze staat. En wie feilen zegt, heeft het in het Engels over fail: een failed state inderdaad, of liever een stilstaande staat zoals Jan Verheyen het uitdrukt. De falende staat lijkt me nog een nuance scherper: dat is de staat die door al zijn evenwichtskunstjes tussen de federale entiteiten niet meer in staat is aan de bekommernissen te voldoen van de bevolkingen, zeg maar volkeren, die op zijn grondgebied huizen. En dan is er wel degelijk sprake van een Vlaanderen dat zijn eigen lot in handen wil nemen.
De voorstanders daarvan zijn bij alle partijen te vinden. Zoals gezegd: elke Vlaamse politieke partij heeft zo zijn flamingante periodes gehad, nu eens intenser, dan weer zwakker. Het zou goed zijn als alle politieke partijen die ik hier bedoel goed zouden beseffen waar de democratie, ook hun democratie, zich afspeelt. En dat ze dan hun V-kant weer laten primeren op hun B-kant. Dat zal trouwens de enige manier zijn om hun neergang, die nu al vijftien jaar of meer bezig is, om te buigen. Ik zou niets liever hebben dan een Vlaams socialisme, een Vlaams liberalisme, en een Vlaamse christendemocratie (want we hebben ze alle drie nodig) in plaats van een Vlaams vermomd Belgisch-socialisme, een Vlaams vermomd Belgisch-liberalisme, of een Vlaams vermomde Belgische christendemocratie. Het zou goed zijn als die partijen weer eens zouden beseffen waar ze verkozen zijn. Want het is daar dat zich de democratie afspeelt.
Daartoe dient 11 juli: 11 juli dient om na te denken over hoeveel Vlaanderen we willen en over hoe we die Vlaamse autonomie gestalte zullen geven. Flaminganten willen meer Vlaanderen voor iedereen, via alle beschikbare politieke ideologieën. Daarom zou het goed zijn als we onze slechte gewoontes lieten vallen en elkaars feesten bezochten. Met de Poolse filosoof Leszek Kolakowski ben ik immers een conservatief-liberaal-socialist. Dat is de speciale relatie van de flaminganten met hun Vlaams-officiële maar Belgisch-officieuze feestdag – die toch van iedereen is.
II. Zwijgfederalisme veroorzaakt door grendelfederalisme
Maar 11 juli geeft ons ook de kans om een stap verder te zetten in de formulering van ons ongeduld.
De Vlaams-nationalistische partij die nu op alle niveaus aan de macht is, is aan de macht kunnen komen doordat ze beloofde te zwijgen over haar kerntaak. Ze zou het communautaire probleemveld niet langer aanspreken. Twee jaar geleden dacht ik nog dat de N-VA’ers dat niet zo letterlijk konden menen, dat ze wel middelen zouden vinden om de doelstelling, geformuleerd in het eerste artikel van hun partijstatuten, toch dichterbij te brengen. Ik dacht of hoopte bijvoorbeeld dat ze – als ze onderweg, al regerende, op de scheeftrekkingen zouden stoten die zo typisch zijn voor de Belgische staat – dat ze dan dat soort dingen wel mochten opscheppen en op de vuilnisbelt der geschiedenis gooien. Maar hoe vaak hebben we ondertussen in de parlementaire verslaggeving niet mogen of moeten lezen dat een of ander typisch Belgisch obstakel juist niet uit de weg geruimd mocht worden, juist omdat er zogezegd communautaire vrede heerste? Dan wordt er gewoon, sec naar het regeerakkoord verwezen. Het punt is nu dat deze obstakels in dat regeerakkoord niet limitatief opgesomd staan. Het komt er dus op neer dat over om het even welke scheeftrekking moet gezwegen worden. En die scheeftrekkingen zijn nu eenmaal honderd procent ten nadele van Vlaanderen.
Uitzonderingen op de communautaire zwijgplicht
En toch zijn er ondertussen uitzonderingen op deze omerta. Ik zie twee belangrijke categorieën. Ten eerste zijn er de politiek-sociale fenomenen die opduiken als waren het natuurverschijnselen. Daar kan geen enkel atomaschriftje vol beloften iets aan doen. Die komen of komen niet. Niemand heeft erom gevraagd. Neem nu de tsunami van zogenaamd Belgisch-nationale stakingen die we hebben moeten ondergaan. Enfin, niet zozeer wij, maar vooral de omgeving van de stakers zelf in Brussel en Wallonië, met uitlopers van overlast in Vlaanderen. Flagranter of beschamender bewijsvoering van de these dat België uit twee democratieën bestaat is nauwelijks denkbaar. Met van die saillante details, zoals de opmerking van die Luikse vakbondspief dat een treinstaking tijdens de examens geen probleem was, omdat de getroffen studenten toch maar de bazen van morgen waren.
Een tweede uitzondering op de communautaire zwijgplicht is van een geheel andere aard. Ze toont namelijk iets heel Belgisch aan, namelijk dat die zwijgplicht alleen maar voor de Vlamingen geldt, niet voor de Franstaligen. Het komt erop neer dat iets als ‘communautair’ wordt ingeschat als het door Vlaamse politici te berde wordt gebracht, maar dat dit iets als ‘Belgisch en tot nut van ’t algemeen’ wordt beschouwd als het door Franstaligen op de tafel wordt gelegd. Hebben we hier niet te maken met een van de belangrijkste componenten voor een pregnante definitie van België? Neem nu het pensioen van de volksvertegenwoordigers: Vlamingen willen het gelijkschakelen met de rest van de hele bevolking, Franstaligen houden dit tegen, en ze kunnen en mogen dat ook tegenhouden, tegen de Vlaamse absolute meerderheid in. Daartoe dient immers de Belgische staatsstructuur – waartoe anders? Of neem het rijbewijs op punten. Hetzelfde plaatje: alle Vlaamse partijen zijn voor, alle Franstalige tegen. Duidelijk een communautair verschil, een fenomeen van de twee democratieën die we van ons commentariaat niet meer mogen vermelden want dat past niet in hun kraam.
Artsenquota en de scheeftrekkingen van Maggie de Block
Of neem nu de artsencontingentering. Daar zit stof in voor een nieuw Egmont of een nieuw BHV. De lont gaat smeulen, de juiste mengeling wordt op het juiste moment aangestoken, het brandbaar mengsel wordt bereikt, een kettingontploffing doet zich voor, de regering valt, tegen de recente wetgeving in worden verkiezingen uitgeschreven, N-VA (veroordeeld om te zwijgen) verliest.
Waarover gaat het, simpel uitgelegd? Er zijn te veel artsen in Vlaanderen maar zeker in Wallonië en Brussel. Als onderdeel van de sociale zekerheid behoort de contingentering van dat aantal tot de federale materies, maar de uitvoering ervan wordt overgelaten aan de gemeenschappen. Dacht ik toch, want wie geraakt er nu aan uit of een persoonsgebonden materie een gewest- of een gemeenschapsbevoegdheid is? De Vlaamse gemeenschap doet haar plicht, handelt loyaal in de geest van een samenwerkingsfederalisme (dat zich blijkbaar alleen in de Vlaamse geesten afspeelt), ze organiseert een numerus clausus voor kandidaat-geneeskundestudenten, plus de bijbehorende examens. De Franstalige gemeenschap beschouwt zulke maatregelen als even zovele aanslagen op de persoonlijke vrijheid en doet niets, al anderhalf decennium niet.
Langzaam maar zeker barst de kruik. Ze lijmen is de taak van de populaire arts-minister Maggie de Block. Het punt is nu, dat van het moment dat een zogenaamd eerbaar compromis door de bevolking wordt ontmaskerd als een rot compromis, die kruik nooit meer te water kan gaan. En wat nu voorligt stinkt naar zeer brak water: om de Franstaligen toe te laten het verzuimde op te halen worden de verdeelsleutels herzien ten nadele van Vlaanderen. Dit is niet ongezien, want we kenden dat al. Precies deze trukendoos heeft ons van België vervreemd. Het algemene gevoelen is dat de Franstaligen beloond worden voor hun jarenlang volgehouden gebrek aan loyauteit, en dat het de Vlamingen zullen zijn die dit gebrek zullen mogen compenseren – of ze worden van vechtfederalisme beschuldigd.
Franstalige privilegies
Dit komt neer op een ordinaire, ouderwetse scheeftrekking. Het is een scheeftrekking omdat diegenen die onrechtvaardig worden behandeld, zo behandeld worden omdat ze slechts Vlamingen zijn en geen Franstaligen. Het zijn immers Vlaamse en geen Franstalige college- en atheneumstudenten die niet mogen doorstuderen voor waar ze goed in zijn, puur omdat Vlaamse B-partijen (want dat zijn ze weer) rotte compromissen sluiten met Franstaligen die gewoon doen wat ze willen en daar de consequenties niet van hoeven te dragen. En dus mogen deze Franstalige partijen in de federale sociale zekerheid doen wat ze willen, omdat België voor hen toch alleen maar bestaat om hen die eeuwige uitzonderingsposities te blijven gunnen. Wat is de hele communautaire strijd anders geweest dan een gevecht voort het behoud van de Franstalige privilegies?
Scheeftrekkingen zijn splitsingsmateries
Het aantal resterende scheeftrekkingen spreekt niet alleen boekdelen, het vult ze ook. Wat Rik Torfs hier, voor een keer zonder één bon mot, met al het gewicht van zijn intellectuele verontwaardiging heeft aangeklaagd is niet alleen moedig; het is ook te vergelijken met die enkele schijnbewegingen die Jan Verroken moest uitvoeren om een regering te doen vallen nog vooraleer hij de kans kreeg om te interpelleren – puur omdat iedereen besefte dat Verroken de hele publieke opinie achter zich had. En daar zonk de Titanic van het unitaire Leuven.
Het kan best zijn dat er nog iets anders meespeelde, iets partijpolitieks. Torfs is zijn boekje zeker niet te buiten gegaan, want het ging over zijn studenten en zijn organisatie. Toch heeft hij iets gedaan wat N-VA had moeten doen, had deze partij zichzelf niet tot zwijgen veroordeeld. Nu is N-VA zoals dat heet ‘op achtervolgen aangewezen’. De rector heeft in één moeite door aangetoond dat elke scheeftrekking ook een splitsingsmaterie is – altijd geweest trouwens. De N-VA-volksvertegenwoordiger of -partijleider of -medewerker aan wie deze uitspraak niet ontzettend veel pijn heeft gedaan mag gerust de partij verlaten, want dan zijn we als flaminganten zeker dat we aan zulke mensen niets hebben. En wat De Block betreft: ze is nu haar populariteitsscore aan het misbruiken, en is zodoende bezig die score op het spel te zetten. Gaat het hier immers niet om de kinderen van oplettende Vlaamse moeders en vaders?
Grendelfederalisme
Dat zijn de nadelen van het zelfopgelegde zwijgfederalisme. N-VA begint er stilaan maar zeker de zure vruchten van te plukken. Maar op zijn beurt is dat zwijgfederalisme het onmiddellijke gevolg van het vermaledijde grendelfederalisme. En het voegt er geheel vrijwillig nog grendellaag aan toe. Het zwijgfederalisme betekent een extra grendel boven de vergrendeling die we al kennen.
Moet ik nog in herinnering brengen waarop die vergrendeling van de Vlaamse kiesstem neerkomt? De Grendelgrondwet van 1970 is immers tegen Vlamingen gericht, niet tegen Franstaligen. Franstaligen profiteren er alleen maar van.
Het komt erop neer dat het in België grondwettelijk is Vlamingen hun meerderheid te ontzeggen. In deze staat is het grondwettelijk Vlamingen te minoriseren. Het is grondwettelijk Vlamingen gevangen te houden in de fuik van de bijzondere wetten en financieringswetten. Het is grondwettelijk om de Vlaamse bevoegdheden zo te versnipperen, te verhaspelen en te verhakselen dat geen burger er nog wijs uit raakt. Het is grondwettelijk om de herziening van deze Grendelgrondwet juridisch onmogelijk te maken.
Deze grendelgrondwet hebben wij niet gemaakt. Dat hebben de belgicistische partijen van twee generaties voor ons gedaan, zelfs toen deze partijen al gesplitst waren, dat maakte niet uit, in de hoop om de Belgische bouwval te kunnen stutten waar Vlaanderen uit wilde breken. Wij hebben hem niet gemaakt, maar het is wel een gedwongen en vergiftigde erfenis geweest, waarvan we nu op legale wijze afstand zouden moeten doen. Mij verbaast altijd het gemak waarmee jonge parlementairen deze grondwet aanvaarden als ware het een natuurtoestand. Maar het gaat wel om een natuurtoestand zoals de Franstaligen zich hem voorstellen. Die tamme overtuiging dat dit nu eenmaal België is, verklaart misschien de omstandigheid dat we hier geen, ik herhaal geen hulp krijgen van de grootste Vlaams-nationalistische partij ooit. Zij zien het probleem niet. Soms geven ze de indruk de grendels te omzeilen. Maar welke Franstalige partij, weze het nog de meeregerende MR, geeft nu zijn eigen levensverzekering op?
Ons uiteindelijke doel is het breken en het ontsluiten van de grendelgrondwet, zodanig dat we in Vlaanderen op legale, democratische en parlementaire wijze kunnen evolueren, of beter gezegd kunnen devolueren naar de politieke vertaling van de Vlaamse natie. Er bestaat een Vlaamse politieke ruimte, en deze ruimte moet bewegingsvrijheid krijgen. Daarvoor zal ergens een sprong nodig zijn. Durft N-VA het aan die sprong voor te bereiden? Zelf nu al een aanloop te nemen?
Hoelang nog, Catilina?
Hoelang zal N-VA blijven zwijgen? Wanneer zullen ze inzien dat hun zwijgfederalisme tot niets leidt, behalve tot de bevestiging van het grendelfederalisme? En hoe gaan ze zich op korte termijn al zwijgende voorbereiden op de belgicistische uitval die de Vlaamse B-partijen samen met de Franstaligen aan het beramen zijn, precies met de bedoeling om die Vlaamse politieke ruimte in te perken? Zij zullen een belgicistisch antwoord proberen te geven op de impasse waarin deze staat zich bevindt. Op de verwijten van failed state/falende staat antwoorden zij met nog meer België en zelfs met herfederalisering. Op de VRT wordt de herfederaliseerders evident geen strobreed in de weg gelegd. Dat wordt de inzet van de strijd van de Vlaamse Beweging, en van de hopelijk Verenigde Vlaamse Partijen in de kiesperiode 2018-2019. Tegen dan zal N-VA zich moeten oefenen in het spreken. Hoe gaan ze de federale kieskring afhouden? Hoe gaan ze de Brussels Metropolitan Region naar het schimmenrijk verwijzen? Hoe gaan ze de transfers verminderen, nu ze een studie besteld hebben bij een econoom die ervan overtuigd is dat er geen transfers bestaan in België? Hoe gaan ze de gelijkwaardigheid van Vlaamse decreten en Belgische wetten kunnen vrijwaren als ze daar nooit over spreken (maar hun tegensganders wel) en als ze zodoende geen democratisch debat over deze materies organiseren? Dan verwacht ik van een Hendrik Vuye toch iets anders dan een weliswaar goed gedocumenteerd en goed geschreven boek over de monarchie, die tenslotte slechts een van de gepasseerde obstakels naar meer Vlaamse autonomie vormt.
III. Binnen of buiten België
De Vlaamse Beweging is altijd al onnauwkeurig geweest in haar terminologie. Heel wat begrippen die sterk gelijkend zijn maar toch een andere lading dekken, worden al te gemakkelijk door elkaar heen gebruikt. Waar gaan we voor, voor zelfstandigheid? Voor autonomie? Voor zelfbeschikking, zelfbestuur, of dan toch maar onafhankelijkheid? Elk van deze termen heeft zo zijn eigen geschiedenis; daarenboven heeft elk ervan te maken met een plaatsbepaling in het ruimere spectrum van de Vlaamse Beweging, of het nu gaat van passivisme tot aktivisme tijdens de Eerste Wereldoorlog en in het interbellum, of over de spanning tussen cultuurflaminganten en independentisten na de Tweede Wereldoorlog, of tussen federalisten en confederalisten vandaag: telkens weer gaat het over de keuze of de Vlaamse Beweging zich zal afspelen binnen of buiten het Belgische kader. De al te gemakkelijke provocaties van een Kristof Calvo waarvan hierboven sprake spelen precies daarop in. Volgens hem bestaat er een Vlaamse Beweging die zich perfect binnen België denkt. Welnu, zoiets heeft nooit bestaan. Het gaat immers om een vals dilemma.
In de eerste plaats zullen we altijd vanuit dat Belgische kader moeten vertrekken, al was het maar om het te demonteren of om überhaupt een stap buiten dat kader te kunnen zetten – waarbij het duidelijk is dat er slechts buiten dit kader een gedegen oplossing bestaat.
De politieke ruimte
Vervolgens kunnen we stellen dat dit niet de juiste vraag is. De juiste vraag is die naar de politieke ruimte. Waar speelt zich onze democratie af? In Virton? Of in Marchienne-au-Pont waar zich de terminus van mijn trein naar Brussel blijkt te bevinden? Of in Marche-en-Famenne? Of in Pairi-Daiza? Het lijkt er wel op dat de mensen die daar wonen totaal andere dingen willen met hun leven en hun samenleving. Onze grondstromen lopen uiteen. Waar de democratie zich afspeelt, dat is waar je verkozen wordt, en waar je zelf ook mag kiezen. Wie dat uitstekend heeft begrepen is de Pavia-denkgroep van Philippe van Parijs die een federale kieskring voorstelt, in de hoop dat dit dan wel een ‘ruimte’ wordt. Jammer voor de intellectuele inspanning waarmee deze groep zijn voorstel begeleidt, maar ook deze kar zal het onwillige paard niet kunnen trekken. Een federale kieskring creëert nog geen democratische plek.
Vlaanderen beschouwt zichzelf als een democratische ruimte, en die ruimte bestaat echt. Ze heeft een fysieke aanwezigheid. Ze is niet verzonnen en niet ingebeeld. Wij zijn geen ingebeelde gemeenschap noch een verzonnen natie. Mocht dat wel het geval zijn dan waren er zeker geen grendels nodig om ons binnen het Belgische staatsbestel te houden. Wij zijn geen geconstrueerde mensen. Wij zijn Vlaamse burgers met een geschiedenis die we zelf hebben gemaakt, met een heden dat we nu vormgeven, en met een toekomst die we projecteren voor de generaties na ons, opdat onze nakomelingen met onze geschiedenis aan de slag zouden kunnen gaan. Dat hebben wij, pad-afhankelijken die we zijn, immers ook moeten doen met onze eigen erfenis.
Als dusdanig vormen wij een kleine natie in het complex van de Lage Landen. De Vlaamse natie verovert niet. Het Vlaamse nationalisme wil niet andermans land. Het legt een ander niets op. De Vlaamse natie wil alleen maar zichzelf zijn. Deze natie wil een land stichten dat eigenlijk al bestaat: het land van wie hier woont. Het land Vlaanderen, waar Vlaanderen met Vlaanderen doet wat Vlaanderen wil.
Categorieën |
---|
Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'.
Toen de Oekraïners hun stad Cherson van de Russen heroverden, verscheen op het Telegram-platform een merkwaardige tekst.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.