JavaScript is required for this website to work.
Europa

Van eurozon(d)e tot eu(ro)thanasie

opinie

Lieven Tack18/5/2013Leestijd 4 minuten

Professor Lieven Tack noemt de economische crisis een godsgeschenk voor Europa mits de Unie zich durft afslanken.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het zal weinigen enthousiasmeren maar de economische crisis is voor Europa een godsgeschenk. Om dit te begrijpen is een terugblik nodig op de oorsprong van de monetaire eenmaking van Europa. Op het einde van de jaren tachtig legde Jacques Delors, toenmalig voorzitter van de Europese Commissie, in een invloedrijk rapport de basis voor de huidige eurozone. Opmerkelijk is dat al vanop de tekentafel bleek dat Europa niet het meest geschikte continent is om een eenheidsmunt in te voeren. De verschillen tussen de nationale economieën – met rijke landen in het noorden en armere landen in het zuiden – waren toen al schier onoverbrugbaar. Ook de Europese politici waren zich daarvan bewust. Maar in plaats van een project op stelten te zetten dat deze asymmetrische ontwikkelingen te lijf moest gaan, beperkte het ontwerp van de muntunie zich tot een schuchtere poging om asymmetrieën te vermijden, ofschoon die er sowieso al waren. Het nieuwe eenmakingsproject liep dus van meet af aan averij op.

Eurozonde

Een belangrijke verklaring voor deze ‘eurozonde’ betreft het verschil in visie tussen de Europese landen. Frankrijk en de zuiderse landen verkozen monetaire integratie boven meer economische convergentie. Ze stonden een snelle invoering van de euro voor en liepen niet warm voor strakke en bindende regelgeving. Daartegenover stonden Duitsland en de Benelux, die een geleidelijke invoering van de euro en economische efficiëntie met strikte reglementering predikten. Uiteindelijk haalde het eerste kamp de buit binnen. Omdat in Duitsland op dat moment alle aandacht uitging naar de val van de Berlijnse Muur en de hereniging van Oost- en West-Duitsland, ging kanselier Kohl finaal door de knieën en gaf hij zijn fiat voor een snelle oprichting van de Economische en Monetaire Unie en een flexibel regelgevend kader met zwakke afdwingbaarheid. Berlijn liet alle economische rationaliteit varen zodat politieke motieven volop konden zegevieren. Meer nog, de socialist Mitterand maakte van deze Duitse zwakte handig gebruik om de monetaire eenmaking van Europa volledig op een politieke leest te schoeien. De economische onderbouw van de monetaire unie werd onderuitgehaald door de rol van de politici in de Europese ministerraad te versterken, door een zinloze Eurogroep met nationale politici in het leven te roepen en door de macht van de nationale banken grotendeels te behouden.

Een tweede voorbeeld van hoe louter politieke drijfveren het succes van de muntunie van bij de start hypothekeerden, heeft te maken met de selectie van de landen die in 1999 de euro mochten invoeren. Ofschoon Italië niet aan de toelatingsvoorwaarden van Maastricht voldeed, trad het land toch tot de euro toe. Parijs was immers als de dood voor een devaluatie van de Lira in geval Italië geen lid van de euro zou worden. Aangezien een zwakke Lira de Franse economie aanzienlijke schade zou toebrengen, kneep president Chirac een oogje dicht en zette hij in 1999 de poorten van euroland wagenwijd open.

Ten slotte schoot ook de visie van grondlegger Jacques Delors schromelijk tekort. Delors ging er van bij het begin verkeerdelijk van uit dat de Europese douane-unie de constructiefouten van de euro automatisch zou wegvegen. Het vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal zou significante ‘overloopeffecten’ creëren tussen de rijke en de arme landen. Positieve groei-effecten zouden op hun beurt de economische verschillen uitvlakken. Precies daarom was een nieuw project op economisch vlak overbodig. Het plan-Delors kon zich dus integraal toespitsen op de harmonisatie van het monetaire beleid met één munt, één centrale bank en één intrestvoet. Voor de rest viel de sociaal-economische ontwikkeling van Europa geheel ten prooi aan de discretie en grillen van de nationale politiek: economische samenwerking vond enkel op vrijwillige basis plaats in de Europese ministerraad en het fiscaal beleid bleef in nationale handen.

Eurothanasie

De Europese politici hebben in opeenvolgende fasen geprobeerd om deze constructiefouten teniet te doen. Zo heeft de Europese Centrale Bank in 2003 haar definitie van prijsstabiliteit verfijnd, is het Stabiliteits- en Groeipact voor gezonde overheidsfinanciën in 2005 herzien, heeft de eurozone zich vanaf 2007 sterk uitgebreid en formaliseerde het Lissabonverdrag de rol van de Eurogroep. Maar telkens waren deze aanpassingen politiek geïnspireerd en gingen ze ten koste van meer economische convergentie en efficiëntie.

Tot in 2008 de financiële crisis abrupt de pijnlijke gevolgen van de ‘eurozonde’ blootlegde: Europa is een eiland van lage groei geworden en gaat gebukt onder een gapende welvaartskloof tussen het noorden en het zuiden. De Kohls en Mitterands van weleer dragen dus een verpletterende verantwoordelijkheid.

En toch is de crisis als een godsgeschenk uit de hemel gevallen. Want stilaan tekent zich nog slechts één optie uit voor de toekomst van de euro, namelijk een verregaande integratie op financieel, fiscaal en sociaal-economisch vlak. Maar aangezien hooguit een handvol lidstaten hieraan wil meewerken, moeten onwillige landen nu de kans krijgen om zich uit de eurozone terug te trekken. En zij die zich niet houden aan de verplichtingen inzake gezonde financiën en structurele hervormingen, moeten zelfs gedwongen de euroclub kunnen verlaten. Het Europese verdrag heeft daarom een extra clausule nodig die zowel een vrijwillige als een gedwongen exit uit de eurozone mogelijk maakt. Kortom: Europa moet meer en beter doen met minder. Dit betekent kordaat breken met de traditie om iedereen aan boord te willen houden, een almaar uitdijende euro naar het oosten en de slinkende steun voor sociaal-economische hervormingen. Als de politiek nu niet de kans grijpt om dat in te zien, zal de euro de beloofde welvaart nooit kunnen verzilveren en geen internationale rangschikkingen aanvoeren. Dan pas komt de dag van een ‘eurothanasie’ angstwekkend dichtbij.

 

Lieven Tack is professor Europese economie aan het Europacollege in Warschau en aan het Instituut voor Internationale Betrekkingen in Moskou. [Hij is tevens adjunct-kabinetschef van viceminister-president Bourgeois. Hij schrijft deze bijdrage in eigen naam.]

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Meer van externe auteurs
Commentaren en reacties