JavaScript is required for this website to work.
post

Van Vlaamse houten harten en Belgische houten koppen

Jean-Pierre Rondas28/9/2014Leestijd 7 minuten

Het hele cultuurprotest van Hart boven Hard staat van bij het prille begin in het teken van een politieke agenda die in wezen niet de agenda van de cultuurwereld is, luidt de stelling van Jean-Pierre Rondas

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het ‘burgerinitiatief’ Hart boven Hard (HbH) heeft een doorvoeld manifest gepubliceerd waarin het anticipeert op de bezuinigingsmaatregelen die de Vlaamse regering wil nemen in de culturele en de welzijnssector. Deze tekst bulkt van de positieve intenties aangaande een betere maatschappij in wat men gemeenlijk ‘het Vlaanderen van morgen’ noemt. Maar wie aandachtig toekijkt, merkt al snel dat dit geprojecteerde Vlaanderen een nagenoeg exacte replica is van het huidige, en dat het aldus voorgestane status-quo neerkomt op het behoud van de posities die de machtige ondertekenaars van deze tekst in de jaren vijftig van de vorige eeuw hebben opgebouwd en verworven, maar nu met de ‘culturelen’ als woordvoerder. Vandaar dat de aanwezigheid van vakbonden en mutualiteiten als representanten van de oude verzuiling ertoe nopen om deze goedbedoelde tekst even anders te lezen. Het neoliberalisme en economisme die aan de nieuwe regering worden toegeschreven zijn immers tendensen die door deze oude organisaties tijdens de paarse regeringen mee in de hand werden gewerkt. Dan begint er uiteraard een zweem van hypocrisie aan dit zogenaamde burgerinitiatief te kleven: men wil de oude machtsposities vrijwaren, meer niet. Dat was de kern van het betoog dat ik hield in een opiniestuk voor de krant De Morgen van 25 september 2014.

Toch hangen er aan de acties van Hart boven Hard nog enkele andere, minstens even interessante aspecten vast. HbH wordt namelijk getrokken en van teksten voorzien door mensen uit de bedreigde cultuursector zelf. De huidige woordvoerder, Wouter Hillaert, is niet alleen een zeer onderlegd en alom gewaardeerd theatercriticus, hij is ook redacteur van Rekto-Verso, een van de boeiendste cultuurtijdschriften in het land. Het is maar normaal dat de sector die door de besparingen bedreigd wordt ook het voortouw neemt in het protest daartegen. Vanuit een inclusieve kunstopvatting die voor kunst een bevrijdende taak ziet weggelegd spreekt deze cultuursector niet alleen voor de hele samenleving, maar toch ook en vooral voor zichzelf. Idealistisch zeker, maar de kost gaat toch nog altijd voor de baat uit en het hemd blijft nader dan de rok.

De solidariteit redden we niet meer

Dit maakt dan een eerste verschil uit met de politieke cultuuracties die we van 2007 tot 2011 hebben mogen meemaken en die omwille van de branie en de hysterie die ze tentoonspreidden nog vers in het geheugen liggen, zoals Red de Solidariteit, Belgavox, NION (Not In Our Name) en Shame. Deze acties wilden waarschuwen tegen het gevaar dat uitging van een steeds verder oprukkende N-VA die, zo ging het verhaal, door haar separatistische opstelling de intra-Belgische solidariteit bedreigde. Telkens was het de cultuursector die het initiatief nam of die, zeker in het geval van Red de Solidariteit, snel op de kar van de vakbonden sprong (waarbij slechts een enkeling onder deze culturele activisten ooit een vakbondshuis van binnen had gezien). Telkens is de sector in staat gebleken het hele middenveld te mobiliseren. Maar hij deed dat niet voor zichzelf, hij diende als het ware op altruïstische wijze een hoger doel, namelijk de redding van de staat België zelf. Het resultaat was een orgie van teksten en uitspraken tegen de Vlaamse Beweging, tegen meer Vlaamse autonomie en tegen het bestaan van de deelstaat Vlaanderen zelf. Laat ik er nog aan toevoegen dat de stalinistische Partij van de Arbeid (PvdA) zich in deze vier acties soms van bij het begin, en soms onder allerlei culturele dekmantels een prominente plaats wist te verwerven.
Nu is het zo klaar als pompwater dat Hart boven Hard de onmiddellijke opvolger is van de vier voornoemde culturele mobilisaties. Dezelfde activisten, dezelfde ondertekenaars, dezelfde PvdA-inspiratie, maar met hier en daar een andere pen en zeker met een andere focus. Dat er tussen Shame en HbH een hiaat van drie jaar ligt is enkel en alleen te wijten aan het bestaan van de regering Di Rupo waarmee de sector zich niet alleen volledig kon verzoenen, maar waarover hij ook geregeld zijn voldoening uitsprak. We hebben dan ook vanuit die hoek nauwelijks protest vernomen tegen economisme of neoliberalisme of zelfs bezuinigingen beslist door de federale of regionale regeringen (hooguit een keer tegen Joke Schauvlieghe die als Vlaams minister van Cultuur teveel als, jawel, een ‘notaris’ fungeerde). Het was al dik voldoende als de dreiging van een gesplitste sociale zekerheid even weggenomen was – en het Vlaams nationalisme, dat zou vanzelf wel overgaan.

Vandaag moet Hart boven Hard het nu wel even over een andere boeg gooien, want het eerste doelwit is nu heel anders dan tijdens het ‘voorlopig bewind’ van 2007-2011. Toen kwam het op de redding van België aan, nu ijvert de sector voor niet veel meer dan voor exact dezelfde subsidies als tijdens de vorige regering. Daarmee is ook de toon veranderd. In de tekst van het manifest wordt alvast het adjectief ‘Vlaams’ niet geschuwd. Minstens tweemaal wordt impliciet het Vlaamse feit erkend. Ook ‘Vlaanderen’ wordt vermeld, weliswaar in negatieve betekenisomgevingen. Hier richten Vlaamse instellingen zich tot een Vlaamse regering, en dat is al een hele vooruitgang in vergelijking met de ontkenning, de spot en de hoon uit de periode 2007-2011. Dit aspect van hun ‘strijd’ is voorlopig dan toch weggeschreven door de redelijke maar mondige mensen binnen de cultuursector die hier de argumenten van het hart ontvouwen.

Grote lapsus

Behalve dan toch één keertje in het manifest, in een betekenisvolle lapsus die de verwantschap met Belgavox en consoorten blootlegt. Zonder enige overgang wordt het kleine, isolationistische Vlaanderen tegenover de wijde wereld uitgespeeld. Plots – en dat wijst op de oorspronkelijk collectieve schriftuur van deze tekst – worden er voorbeelden gegeven van fenomenen die de Vlaamse grenzen ‘overstijgen’ (de tekst hanteert expliciet dit katholieke woord), zoals daar zijn de milieuvervuiling en de klimaatcrisis. Men had evengoed kunnen stellen dat deze verschijnselen toch ook de nauwe Belgische grenzen overstijgen of overschrijden, maar daar wordt dan weer geen melding van gemaakt. Plots zijn de mensenlandschappen van de 21ste eeuw globaal verbonden, en zou het dus ‘wereldvreemd’ zijn ‘om in Brussel en in de Brusselse rand alleen maar te focussen op het Nederlandstalige’. De Brusselse smeltkroes borrelt immers, en dan hoort Vlaanderen toch zijn grenzen aan te passen – een andere conclusie is hieruit niet mogelijk. Hoezo konden de redacteuren het niet laten om in een tekst die door de molen van copywriting is gegaan en die zich tot de Vlaamse regering richt en die nota bene over besparingen gaat, zo’n alinea in te lassen? Wat dit met de besparingsnota te maken heeft is een raadsel – behalve als men zich de verwantschap en de directe lijn met eerdere cultuuracties à la Belgavox herinnert. Dan pas voelt men: we zijn weer thuis, zelfs in deze voorzichtige tekst die door vele verenigingen onderschreven moest worden en die dus in principe geen olie op het communautaire vuur wou gieten. Temeer daar de vorige acties geen zoden aan de Belgische dijk hadden gebracht, integendeel veel ergernis hadden gewekt.

Kleine lapsusjes

Deze jammerlijke indruk wordt bevestigd door kleinere lapsusjes, en passant als het ware, in de begeleidende teksten die op een van de drie openingsavonden van deze stichting werden voorgelezen. Zo waarschuwt de immer op de barricaden orerende Lieven De Cauter (waarschijnlijk een van de auteurs van het manifest) in de Brusselse Beursschouwburg op maandagavond 22 september: ‘il faut bâtir des ponts! En dat zal niet gaan als de cultuurhuizen in Brussel alleen nog de Vlaamse identiteit mogen uitdragen!’ Zo kan Pascal Debruyne (eveneens lid van de Vooruitgroep) het niet laten om in een tekst waarin hij zowaar de Vlaamse regering wil dagvaarden voor een reeks misdrijven, om het Vlaamse migratiebeleid een papieren tijger te noemen, of beter ‘een kreupele klauwaard’. De lezer kan zijn lol niet op, tot hij geconfronteerd wordt met Ann Olaerts (die bijna haar hele professionele loopbaan in het Vlaams Theaterinstituut en op Vlaamse kabinetten bij Bert Anciaux en Pascal Smet heeft doorgebracht) die in haar tekst ‘Vlaams’ associeert met ‘Vals, Vaag en Verontrustend’. Ook vindt ze dat we van onder de ‘Vlaamse kerktoren’ uit moeten. Hier eindigt de lol. Persoonlijk vind ik dat wie vandaag deze dooddoener nog hanteert, zichzelf discrediteert voor verder debat. Al bij al vernietigen deze pietluttige en ondoordachte versprekingen het serieux en de geloofwaardigheid van de tekst van Hart boven Hard die bedoeld was om als een platform te dienen voor een heel ruim potentieel publiek. Maar ik vrees dat deze mensen het niet kunnen laten – hun koppen zijn te hard.

De paradox van Caron

Dat blijkt ook uit de voor Vlaanderen honende opmerkingen in andere teksten die in het kielzog van HbH werden geschreven. Onder meer Bart Caron (Groen) formuleerde de paradox dat de Vlaamse Beweging die de Vlaamse identiteit toch altijd uit de Vlaamse cultuur heeft afgeleid, nu ze in de gedaante van N-VA aan de macht is deze cultuur stiefmoederlijk behandelt en zelfs langzaam wurgt. Wat een verraad pleegt de besparende N-VA aan haar eigen zaak! Deze bezorgdheid om de Vlaamse culturele identiteit is dus afkomstig van mensen die de afgelopen jaren elke notie van identiteit hebben bestreden. Ik vrees dus dat zij te kwader trouw zijn en zelf het antwoord op hun paradox perfect kennen. Maar omdat ze lijken te denken dat het publiek in dit valstrikje trapt, wil ik hier nog snel de paradox even oplossen.

Er is inderdaad een tijd geweest toen zelfs de keuze om in het Nederlands te schrijven een ‘flamingante’ keuze betekende. Een tijd toen de hele Vlaamse literatuur een soort emanatie van de Vlaamse Beweging was. Dat gold ook voor de plastische kunsten en voor de muziek. Vlaamse kunst was bijna vanzelf flamingante kunst. Dat bleef min of meer zo tot ongeveer 1970. Die tijd is nu voorbij. Deze functie van de Vlaamse literatuur bestaat niet meer. Dat valt niet eens te betreuren, enkel te constateren (alhoewel velen heel lang over deze vaststelling hebben gedaan). Er zijn nauwelijks nog cultuur-identitaire eisen te stellen, en de taalproblematiek is bijna helemaal opgelost (behoudens enkele anomalieën die de bedenkers van de zesde staatshervorming nog in stand hebben willen houden). Daarom heeft de Vlaamse Beweging als cultuurbeweging geen voorwerp meer. De ‘fonie’ is afgelopen (behalve bij dat deel van de Franco-fonie dat zich bij het resultaat niet kan neerleggen). Vlaanderen is niet meer het Nederlandstalige taalgebied, maar de Vlaamse natie op het Vlaamse grondgebied. Op het flamingante menu komt nu iets heel anders voor, namelijk de oplossing van het institutionele machtsprobleem en dus van de verhouding tussen Vlaanderen en België.

Deze evolutie heeft zich niet alleen spontaan voorgedaan: de cultuurwereld heeft zich vanaf de jaren zeventig ook actief zelf van haar oorspronkelijke politieke ambiënte afgescheurd. Ook identitair liep het mis: voor vele cultuurmensen bestaat er niets ergers dan ‘Vlaams’ te worden genoemd of met Vlaanderen geassocieerd te worden.
De hele discussie over bezuinigingen in het cultuurbeleid heeft dus met Vlaams-nationalisme volstrekt niets te maken. Neen, de Vlaamse Beweging (ook niet in de gedaante van een op cultuur besparende N-VA) heeft geen houten hart. Maar de houten koppen die haar deze paradox proberen op te solferen hebben de afgelopen twee decennia niet goed opgelet.
Maar wat nog veel erger moet genoemd worden is dat het hele cultuurprotest van bij het prille begin in het teken staat van een politieke agenda die in wezen niet de agenda van de cultuurwereld is.

(Dit is het eerste deel van een tweeluik over Hart boven Hard. In het tweede deel gaat Jean-Pierre Rondas in op een volgende reden waarom het manifest van Hart boven Hard zijn best doet om verzoenend te klinken, maar daar toch niet in slaagt. En deze reden heeft alles te maken met de ideeënleveranciers van PVDA.)

Jean-Pierre Rondas was tot 2011 radiomaker bij Klara (VRT) met de interviewprogramma’s Wereldbeeld en Rondas. Publiceerde 'Rondas’ Wereldbeeldenboek' (2006 en 2020). Als stichtend lid van de Gravensteengroep redigeerde hij 'Land op de tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen' (2012). In 2014 verscheen 'De hulpelozen van de macht'. Publiceerde nieuwe geannoteerde edities van Filip De Pillecyns 'Tegen de muur' (2019) en 'Mensen achter de dijk' (2020). Maakte een keuze uit Mark Grammens' 'Journaal'-essays in 'Trouw moet blijken' (2022). Eigen essays verschenen in 'Een kwestie van bestaan. Vlaanderen in de wereld' (2020).

Commentaren en reacties