Vandaag 1953: Hendrik de Man overleden, de merkwaardigste Vlaamse socialist ooit
Hendrik de Man (1885-1953)
Hendrik de Man, Vlaams socialistisch theoreticus van wereldformaat, die de socialisten wat graag als ‘collaborateur’ willen doen vergeten.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOp 10 juni 1953 overlijdt in Greng-aan-de-Murtensee (Zwitserland) Hendrik de Man (67), Vlaams socialistisch politicus. Een interessant geval. Hij was zowel een socialistische theoreticus van wereldformaat als een vertrouweling van koning Leopold III van België en voorzitter van de Belgische Werklieden Partij (BWP). De synthese van nationalisme en socialisme waarnaar hij zoekt, is niet die van de nazi’s – als die al bestond. Zijn ‘cultureel socialisme’ is conservatief, de sociale orde waarnaar hij streeft is revolutionair. In de dagdagelijkse politiek is hij onhandig en zijn samenwerking met de Duitsers is een fiasco dat hij al in 1941 teleurgesteld beëindigt.
Op 17-jarige leeftijd voert Hendrik de Man het woord tijdens een havenstaking – ongebruikelijk voor de zoon van een reder. In 1905 gooit de Universiteit van Gent hem eruit, wegens deelname aan een steundemonstratie voor de Russische arbeidersopstand. Hij verhuist naar Duitsland, wordt journalist, doctoreert en sticht met Karl Liebknecht de Socialistische Jeugd Internationale, waarvan hij de eerste secretaris wordt. Maar in 1914 meldt hij zich als vrijwilliger aan het IJzerfront en wordt officier in het Belgisch leger. In zijn vrije tijd leert hij ongeletterde soldaten lezen en schrijven. Aan de Frontbeweging neemt hij niet deel.
In 1926 publiceert De Man zijn hoofdwerk De Psychologie van het Socialisme waarin hij pleit voor cultureel socialisme als doel en ‘planisme’ als methode. Vertaald in 26 talen, kent het een wereldwijde echo. Hij wijst de klassenstrijd af en formuleert het nieuwe socialisme als een ethisch-culturele taak, niet van één klasse, maar van alle volkeren: ‘De mens mag in geen geval worden gereduceerd tot homo oeconomicus, die alleen handen heeft om te produceren en een maag om te eten’.
Het ‘plansocialisme’ van De Man wordt in 1933 met enthousiasme ontvangen op het kerstcongres van de Belgische socialisten, tot afgrijzen van de partijleiding die zijn synthese van nationale en sociale emancipatie verwerpt. Niettemin komt hij in 1935 in de regering en wordt hij in 1939 vicepremier. De Man: ‘Met België als het kan, zonder België als het moet’.
De Duitse inval in mei 1940 en de Belgische capitulatie bevestigen bij De Man zijn scepsis inzake democratie. In juni 1940 publiceert hij zijn spraakmakend ‘Manifest’. Hij stelt dat ‘de ineenstorting van een vermolmde wereld’ nieuwe kansen biedt voor de socialisten en de weg opent naar ‘Europese vrede en sociale rechtvaardigheid’. Terwijl de meeste socialistische leiders België ontvluchten, biedt De Man zijn diensten aan bij koning Leopold III. Hij is de enige politicus die aan diens zijde blijft.
Onder de bezetting schort hij de politieke activiteit van de BWP op. Toch bereidt hij, samen met een groot deel van het socialistische kader, mee de oprichting voor van de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, een eenheidsvakbond van arbeiders en bedienden, aanvankelijk met instemming van de bezetter. Maar die begint hem te wantrouwen. Begin 1941 wordt De Man door de Duitsers een verbod opgelegd om publiek op te treden. Daarop trekt hij zich terug in de Franse Alpen. Na de bevrijding van augustus 1944 krijgt hij politiek asiel in Zwitserland.
In 1946 wordt hij in België bij verstek veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf. Vanaf 1947 werkt hij onder pseudoniem mee aan De Standaard. Op 20 juni 1953 komen hij en zijn vrouw om het leven als hun autootje door een trein wordt gegrepen.
Luc Pauwels is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.
De Saturnalia ter ere van Saturnus en de zonnewende werden gevierd om de aankomende lente te vieren en hebben veel weg van onze carnavalsfeesten.
Het belang van de industrie voor de tewerkstelling neemt af. Maar dat betekent niet dat er geen nood is aan een industrieel beleid.