JavaScript is required for this website to work.
post

Veld, vrouwen en God

Uitgelezen: Boerenpsalm van Felix Timmermans

Laurens Verrelst11/9/2019Leestijd 5 minuten
Felix Timmermans leest voor uit Boerenpsalm (1935).

Felix Timmermans leest voor uit Boerenpsalm (1935).

foto © Letterenhuis

Met Boerenpsalm zette Felix Timmermans zich weer op de kaart als schrijver. Toch blijft het beeld van streekromancier ten onrechte hangen.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het werk van Felix Timmermans (1886-1947) bezit niet meer de grenzeloze (en grensoverschrijdende) populariteit die het ooit had. Ikzelf — een relatief jonge snaak van 35 —  ken weinig generatiegenoten die een letter van zijn oeuvre hebben gelezen. In 2016, bij de honderdste verjaardag van het eeuwig jonge Pallieter, bezorgde Kevin Absillis een nieuwe editie van Timmermans’ bekendste werk bij uitgeverij Polis. Waarvoor hulde. Maar het geeft toch een wrang gevoel; Timmermans is Pallieter, Pallieter  is Timmermans. Alsof hij is gedefinieerd door dat ene werk. Wrang vooral omdat hij een pak meer te bieden heeft dan enkel dat — uiteindelijk — vroege werk.

Nochtans ligt het oeuvre van Timmermans binnen handbereik. Het verzameld werk is onder redactie van August Keersmaekers bij het Davidsfonds verschenen. Maar zoals al te vaak betekent zo’n uitgave eerder een gemankeerde apotheose naar een stoffige zolder dan de aanzet tot hernieuwde studie. Dat geldt ook voor ‘de Fé’. Net vanwege de Pavloviaanse reflex ‘Timmermans = Pallieter’ dreigt de rest van zijn interessante werk ondergesneeuwd te raken. Of erger nog, lopen we het gevaar Timmermans zélf weg te zetten als een goedlachse bon vivant die in zijn eigen Cocagne rustig voortpallieterde. Uiteraard is dit niet het geval.

Streekliteratuur?

En toch… In Bloed en Rozen, het deel van de Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur: 1900-1945  dat Jacqueline Bel schreef, krijgt Timmermans’ werk steevast het label van ‘streekliteratuur’ opgespeld. Daarmee vertolkt ze de wijdverspreide mening van toenmalige critici en literaire vernieuwers.

Of wat te denken van de kwalificatie van Timmermans door Jan Greshoff? ‘Het arme Vlaanderen,  […] onteerd door  den heer F. Timmermans, den welbekenden, op alle bruiloften en vereenigingsfuifjes te ontbieden Leutigen Loltrapper uit Lier. Vlaamsche boeken zijn in de kringen waar men op gehalte en letterkundig fatsoen gesteld is a priori verdacht, want men vreest als men ze openslaat een ranzig pallieterluchtje op te snuiven’.

Met zo’n geloofsbrieven had Timmermans geen vijanden meer nodig… De drang naar ‘vernieuwing’ voor het immer als achtergesteld beschouwde Vlaanderen was zo groot dat alles wat nog maar zweemde naar zeemzoeterigheid met kracht werd afgewezen. Timmermans werd verweten te blijven vermeien in een Biedermeieresk, utopisch verleden. Dit terwijl Vlaanderen volgens de critici nood had aan zin voor realiteit, schrijvers die zeggen waar het op staat. Voor types als Timmermans, maar ook Ernest Claes, werd er dus nog maar weinig ruimte voorbehouden in het nieuwe literaire ideaal. Maar dan verschijnt Boerenpsalm.

Voren trekken

‘Ik heb broers en zusters in Antwerpen en Brussel, twee zitten er in Amerika, een in ’t Fransch, een zot te Geel, dat kan in de beste families voorkomen, en een is broeder bij de blootevoetpaters van Dendermonde. Dien zien we enkel als ze in zijn klooster centen noodig hebben. Daarom zei onze Va altijd tegen mij: Onze wortel. Ik bleef. Ik kon het veld niet verlaten. Dat is zoo een genie. Het veld trekt u aan. Ge houdt ervan en ge weet niet waarom.’

Zoals hierboven al duidelijk werd gemaakt, stond Timmermans vooral bekend als een schrijver van kleinburgerlijke drama’s. Boerenpsalm betekende echter een breuk met zijn gekende stijl. Weg is de ‘leut’ die zo met ‘de Fé’ werd vereenzelvigd. Wat we lezen is een sober opgebouwd werk, met een duidelijke focus op de ontwikkeling van het hoofdpersonage, Wortel. Een doorleefde karakterstudie van een man die veel wind vangt, maar desondanks rechtop blijft staan.

Geprezen en verguisd

Het werk werd bij verschijnen in 1935 door menig aangenaam verrast criticus geprezen. ‘Timmermans heeft zich opnieuw uitgevonden’, zo leek de algemene teneur. Maurice Roelants, een felle voorvechter van vernieuwing van de Vlaamse literatuur, verwees zelfs naar De boer die sterft  van Karel van de Woestijne, een auteur die daarvoor nooit in één adem met Timmermans zou worden vernoemd. Ook bij onze noorderburen, die met het vorm-of-ventdebat van Menno Ter Braak en Eddy Du Perron in hun literair tijdschrift Forum  de discussie over de richting van de Vlaamse literatuur hadden aangezwengeld, zong men de lof van de ‘vernieuwing’ die Timmermans met zijn Boerenpsalm  had doorgevoerd.

Uiteraard kan men nooit voor iedereen goed doen. Wie interbellum zegt, zegt ook de gestage opkomst van Nieuwe Orde-ideologieën zoals nazisme en fascisme, die een bijzondere interesse aan de dag legden voor de rol van de kunstenaar als bezinger van de zuivere volksgemeenschap. Vandaar dat bij verschijnen Timmermans ook de wind van voren krijgt van critici die vinden dat hij Wortel te véél mens heeft gemaakt: zijn gevloek, zwakte voor vrouwen, zijn kolerieke buien…

Ze storen scherpslijpers als Jef Van de Wiele, de latere DeVlag-voorman, die het werk ‘on-voldragen’ noemt en Timmermans verweet ‘aan de tijdziekte mee [te] doen’. De Nederlander R. Houwink was al duidelijk in de titel van zijn recensie in het Utrechts Dagblad: ‘Timmermans op zijn allerslechtst’. Hem stuitte het gebrek aan enige ‘korrel zedelijk besef’ tegen de borst en vindt het geloof van Wortel ‘een weerzinwekkende karikatuur […] van het Katholieke geloof’.

Strijd

De meningen waren dus op z’n zachtst gezegd verdeeld. Toch is Boerenpsalm  meer dan alleen de worsteling van een eenvoudige boer met wat het leven hem allemaal brengt, zoals het werk uiteindelijk werd beoordeeld. Boerenpsalm  is ook een reflectie over de plaats van de mens in de wereld, en over wat geluk inhoudt. Timmermans vat die onderwerpen op als in wezen een strijd die Wortel voert, en uit elkaar valt in een aantal strijdperken.

Een eerste strijdperk omvat de strijd tussen natuur en cultuur: Wortel staat als boer op de grens tussen de ruwe natuur en het gecultiveerde landschap. De natuur geeft en neemt, werpt barrières op, maar beloont ook. De tweede strijd is die tussen vrouw en man. Vrouwen nemen een belangrijke, en dubbelzinnige plaats in het leven van Wortel in. Hij trouwt tweemaal, vlucht weg vlak voor zijn derde huwelijk. Enerzijds vervolmaken vrouwen zijn gezinsleven, anderzijds staan ze tussen hem en het veld in, zijn ware liefde in. De derde strijd, de gespannen verhouding tussen Wortel en God, werd al bij verschijnen druk becommentarieerd. Wortel dankt om de haverklap God, maar werpt hem evenzeer banvloeken toe.

Wortels eigenzinnige relatie tot God riep herinneringen op aan het beroemdste werk van Timmermans, in die mate zelfs dat Johan De Maegt, literatuurcriticus van Het Laatste Nieuws, in Wortel een ‘verdiepte Pallieter’ zag. Maar het is de thematisering van die verhouding die Timmermans aanwendt om essentiële uitspraken te doen over de plaats van de mens in de wereld.

Moderne Elckerlyc

Wortel vecht tegen de elementen. Hij laat zich niet kennen door zijn vrouwen, hij neemt het zelfs op tegen God. Telkens is geluk in zijn leven de inzet van zijn strijd. Soms wint hij: het veld is zijn grootste overwinning. Soms verliest hij: Wortel legt de duimen voor God. En soms is het bilan niet duidelijk: zijn aandeel in de dood van Frisine zadelt hem op met een immens schuldgevoel. Tegen het einde van zijn leven beseft hij echter dat verzet niet het antwoord is, maar berusting. Wortels ultieme lofzang illustreert dit: er klinkt zelfinzicht in door.

‘Langs een anderen kant hebt Gij mij niet gespaard, en me van tijd tot tijd eenige kletsen gegeven. Een goede vader spaart de roede niet. ’t Ware misschien toch beter geweest dat wij er samen eens over gesproken hadden, nu wist ik dikwijls niet waarom ik een veeg uit de pan kreeg, en dan morde en grolde ik tegen U. Ziekte, armoe, schaamte, oneer, ongelukken, dood, ellende van binnen en van buiten, en daarbij maakte ik mijn eigen nog zwart door vele zonden. Het is heel, heel erg geweest, maar ’t is voorbij.’

Toch houdt zijn psalm geen overgave aan God zonder meer in. Wortel dankt God voor de bereikte zelfkennis, maar berispt Hem toch ook een beetje. Daarmee sluit Timmermans aan bij eerdere werken zoals Pallieter  of De Harp van Sint-Franciscus, waarin een hechte band tussen het hoofdpersonage en de natuur en een ongedwongen omgang met God de boventoon voeren, verwijten incluis. Maar er is ook een belangrijk verschil: Wortel sputtert tegen.

Boer Wortel is geen simpele ziel die zomaar aanvaardt wat er op hem afkomt of onbekommerd in het hier en nu leeft, zoals Pallieter. Net zoals hij wroet in zijn veld om het vrucht te laten dragen, wroet hij in zichzelf om zijn plaats in het leven te leren kennen. De innerlijke strijd die Wortel voert, is een zoektocht naar autonomie, zijn eigen man zijn. De oplossing van die spanning vindt hij net in het stoppen met krampachtig zoeken, en het besef dat wat het veld hem geeft voldoende is. Daarmee doorprikt Timmermans een waanidee van de moderne tijd: de gedachte dat je je lot volledig zelf kan bepalen. Dat maakt van Wortel een fundamenteel modern romanpersonage, en een interessant literair figuur.

De ledendag van het Timmermansgenootschap gaat door op zaterdag 5 oktober. Inschrijven kan hier.

Laurens Verrelst is filosoof en literatuurwetenschapper. Hij interesseert zich voor alles wat met gemeenschapsvorming en groepsidentiteit heeft te maken.

Meer van Laurens Verrelst

Een gruwelijk eerlijke roman over een man die zichzelf een spiegel voorhoudt en weinig verkwikkelijke conclusies trekt.

Commentaren en reacties