JavaScript is required for this website to work.
Europa

Vijf prioriteiten voor het Belgische EU-beleid in tijden van brexit

Pieter Cleppe27/12/2016Leestijd 10 minuten

De uitslag van het Britse referendum over lidmaatschap was voor het EU-project ongetwijfeld de belangrijkste gebeurtenis van 2016.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

België is wellicht de lidstaat die het meeste voordeel haalt uit Europese samenwerking. Niet alleen zijn de meeste EU-instellingen in Brussel gevestigd, bovendien is de Belgische open economie ook bijzonder afhankelijk van handel, die bevorderd wordt door het vrijhandelskader van de EU. Hieronder schets ik als Belgische ‘EU-watcher’ vijf beleidslijnen die België voorop moet stellen, dit ter waarborging van zijn belangen in het kader van ‘brexit’ en de toekomstige ontwikkeling van de EU. Deze doelstellingen zijn goed voor alle lidstaten, maar in het bijzonder voor het land wiens lot nauw verbonden is met dat van de Unie.

1. Zorg dat er een ‘vriendschappelijke Brexit’ komt

Groot-Brittannië is voor België de op drie na grootste exportmarkt. Sommigen binnen de Europese instellingen, zoals de kabinetschef van Jean-Claude Juncker, leven met het idee dat een harde aanpak van de Britten op de ene of andere manier andere lidstaten ervan zou kunnen weerhouden uit de EU te treden. Realiter zouden handelsbarrières natuurlijk tot velies van banen leiden aan beide kanten van het kanaal. Van de 2,5 miljoen auto’s die vorig jaar de haven van Zeebrugge passeerden, hadden er maar liefst 1 miljoen Groot-Brittannië als bestemming.

De Europese Commissie krijgt vaak onterecht kritiek voor zaken waar het niet verantwoordelijk voor is. Het is een raadsel waarom het denkt populairder te worden wanneer het voor banenverlies zorgt. De Vlaamse economie, die goed is voor 87% van alle Belgische export naar het Verenigd Koninkrijk, zou in geval van een ‘vechtscheiding’ over de brexit zo maar even 2,5% kleiner worden. In geen geval kan België zich dus experimenten permitteren waarbij de Britten geen goed akkoord verkrijgen in de hoop dat de Fransen of Nederlanders om de één of andere bizarre reden dan minder eurosceptisch zouden worden.

De Britse regering wil vooral opnieuw controle verkrijgen over wie al dan niet het recht heeft zich in het land te vestigen, maar zij maakte tegelijk duidelijk een grote mate van migratie te willen behouden, gezien het economische belang hiervan. In het Britse referendum stemden vooral de delen van het land die op korte termijn veel verandering in migratie zagen voor de brexit, eerder dan de gebieden waar veel migranten wonen. Bij de Britten bestaat een sterke politieke wil handelsbelemmeringen absoluut te vermijden; het toestaan van beperkingen op migratie, die in de praktijk al bij al weinig verschil zullen uitmaken, zou een redelijke uitkomst voor beide partijen kunnen zijn.

De hoogste regionen van de Belgische politiek zijn verdeeld over dit thema, ook al gezien het feit dat bijna alle export naar het VK vanuit Vlaanderen komt. Geert Bourgeois, de minister-president van Vlaanderen, is een groot pleitbezorger van een ‘vriendschappelijke brexit’. De Belgische premier Charles Michel liet daarentegen heel wat kritischer geluiden horen en legt de nadruk op allerlei ‘voorwaarden’ die moeten worden vervuld om vrijhandel en wederzijdse marktoegang te laten voortduren. Politiek zit hij ook meer op de oude, euro-federalistische lijn, net zoals velen binnen de Belgische EU-diplomatie.

2. Hervorm de EU tot een vrijhandelsunie, weg van het ‘federale’ idee, om de steun voor het Europese project te verzekeren

Ondanks de grote voordelen die de Belgische economie geniet door de open grenzen die het gevolg zijn van Europese samenwerking, zijn veel Belgen toch ook kritisch op de EU. Volgens een Ipsos-peiling (mei 2016) wil zelfs bijna één op drie de EU verlaten. Het is dan ook geen toeval dat de afgelopen jaren de twee grootste politieke partijen van het land ook een aantal kritische geluiden lieten horen. De grootste partij van het land, N-VA, noemt zichzelf ‘eurorealistisch’, neemt soortgelijke standpunten in over de EU als de Nederlandse VVD en is in het Europese Parlement een bondgenoot van de eurosceptische Britse conservatieven.

De Franstalige Parti Socialiste kwam dan weer fel uit de hoek wanneer de Europese Commissie zich met het Belgische begrotingsbeleid wilde inlaten en schroomde ook niet om tegen de rest van de EU in te gaan in het geval van het handelsverdrag tussen de EU en Canada. Daarbij zegt de partij trouwens uitdrukkelijk niet tegen handel te zijn, maar wijst ze integendeel op mogelijk verlies van soevereiniteit als gevolg van de oprichting van een nieuwe supranationale rechtbank.

De manier om hier mee om te gaan is natuurlijk niet het kind met het badwater weggooien en de EU dan maar opblazen. Weinig burgers hebben er problemen mee dat de EU lidstaten dwingt om Ryanair te laten opereren. Telkens opnieuw als er protest is, komt dat doordat de EU zich inmengt in nationaal begrotingsbeleid, transfers organiseert, ‘trojka’s’ met buitenlandse ambtenaren laat afzakken naar de lidstaten als voorwaarde voor die transfers, of gevoelige beslissingen over asielbeleid wil opleggen. Toegegeven: vrij verkeer van personen is daar een uitzondering op, maar de arbeidsconcurrentie vanuit Oost-Europa is voornamelijk problematisch in landen die een extreem hoge arbeidsbelasting heffen op hun eigen bedrijven en is dus een nationaal probleem.

Als de EU opnieuw populair wil worden, moet ze zich beperken tot daar waar ze populair is: het schrappen van handelsbelemmeringen. Als de lidstaat bij uitstek voor wie het overleven van de Unie economisch en politiek van het allergrootste belang is, moet België ook deze agenda vooropstellen.

Premier Rutte waarschuwde onlangs: ‘Als je van Europa houdt, hou dan op met dromen van meer Europa.’ Wie houdt er meer van de EU dan Belgische diplomaten? Zij zouden moeten beseffen dat het verder vrijmaken van de onvoltooide Europese binnenmarkt al ambitieus genoeg is. Om dat te doen, is er niet steeds meer Europese regelgeving nodig, maar moet de Europese Commissie zich concentreren op het wegwerken van nationale belemmeringen, die het bijvoorbeeld in sommige lidstaten onmogelijk maken een buitenlandse automobiel aan te kopen of de deeleconomie (Uber, BlaBlaCar) uit te rollen.

Zeker in tijden van ‘e-commerce’ zou dat de EU wel degelijk populair kunnen maken. Het nastreven van steeds meer geld- en machtsoverdracht naar het Europees niveau betekent daarentegen de kortste weg naar een opstand van de kiezer tegen de Unie, die in vele lidstaten al zichtbaar is.

Premier Michel reageerde na het brexit-referendum dat dit een ‘signaal’ is dat de EU meer dan ooit behoefte heeft aan hervorming. Hopelijk beseft hij welk soort hervormingen: minder Europese harmoniseringmeer focus op het schrappen van protectionistische nationale regels, verhinderen dat het Europees Hof van Justitie de bevoegdheden van de EU te breed interpreteert (bijvoorbeeld door de oprichting van een Europees Subsidiariteitshof dat hierover waakt), opgeven van EU-quota voor asielzoekers en, natuurlijk, het schrappen van miljardentransfers en bemoeienis met nationale politiek in het kader van de eurocrisis.

3. Bepleit dat Italië, net als Griekenland, de ‘Australische aanpak’ ter bewaking van de Europese buitengrens toepast

De vrees voor massamigratie was onmiskenbaar een belangrijke factor in het brexit-referendum. Diezelfde vrees leidt er in landen als Frankrijk, Nederland en Oostenrijk toe dat zeer eurosceptische partijen momenteel duidelijk de verkiezingspolls aanvoeren. In 2015 werd duidelijk dat hoe economisch belangrijk de Schengenzone ook is, ze niet zal overleven zolang de externe Schengengrenzen niet voldoende beschermd zijn.

De Europese Commissie verdient krediet om de flexibiliteit die zij op dit vlak heeft getoond. Zij liet toe dat landen als Zweden en Denemarken, maar ook Duitsland en Oostenrijk, interne grenscontroles organiseerden, mits die maar tijdelijk waren. Als gevolg hiervan dienden de Balkanlanden, tot Macedonië toe, te volgen en leidde het sluiten van de Balkanroute in de lente van 2016 tot het stoppen van de grote migratiestroom uit Turkije.

Daarnaast was natuurlijk ook het akkoord met Turkije van belang, maar zeker ook de Griekse toepassing van wat men de ‘Australische aanpak’ van illegale migratie noemt: zorg ervoor dat zij die illegaal binnenkomen niet automatisch kunnen doorreizen, maar hun asielaanvraag ergens moeten afwachten, in dit geval op de Griekse eilanden.

Dat vluchtelingen daar nu in slechte omstandigheden vastzitten, is onaanvaardbaar, maar is niet eigen aan deze oplossing. De rijke EU-landen zouden prima in humanitaire opvang kunnen voorzien. Belangrijk is echter dat als gevolg van deze aanpak er bijna geen verdrinkingsdoden in Grieks-Turkse wateren zijn te betreuren. Daarentegen verdronken er voor de Italiaanse kust sinds maart nog enkele duizenden van de meer dan 170.000 mensen die in 2016 via deze route de EU binnenkwamen, oftewel 15% meer dan in 2015. Welke oplossing men voor de vluchtelingenproblematiek ook voorstaat, duidelijk is dat deze situatie onaanvaardbaar is en de ‘Australische aanpak’ de enige succesvolle remedie is om mensenlevens te redden.

De Belgische regering bepleitte de Australische benadering reeds in januari voor de Griekse Schengengrens. Vanwege o.a. Europese druk laat Griekenland sinds maart illegale migranten uit Turkije niet langer toe om van de eilanden naar het vasteland door te reizen.

Ook Italië moet nu onder druk worden gezet om de illegale migranten die uit / op zee tussen Libië en Italië gered worden, niet langer te laten doorreizen. Indien Duitse pogingen falen om Egypte en Tunesië ervan te overtuigen asielzoekers op te nemen die gered werden op zee, moeten de Italiaanse hotspots hier maar voor worden uitgerust. Oostenrijk dreigde reeds met het sluiten van de grens met Italië; Schengen, levensbelangrijk voor de Belgische economie, is dus allesbehalve gered.

4. Bestrijd de eurocrisis door crisislanden uit de muntunie te laten treden

Dat het project van een gemeenschappelijke munt problematisch is, wordt intussen door vriend en vijand erkend. De discussie gaat over de mogelijke remedie. Sinds 2010 heeft men de euro proberen te versterken door het organiseren van miljardentransfers, ofwel via de min of meer democratisch gemandateerde Europese noodfondsen, ofwel via de schimmige transferkanalen van de Europese Central Bank (ECB), telkens gekoppeld aan voorwaarden.

Dit zorgde voor veel euroscepticisme: in de noordelijke eurolanden was er kritiek op de transfers, terwijl de zuidelijke eurolanden hun misnoegen uitten over de voorwaarden en inmenging in nationale begrotingsbeslissingen. De EU werd een stuk minder populair als gevolg van gebreken van de gemeenschappelijke munt, een project dat op zich volkomen los staat van de kern van de EU-samenwerking: het wegwerken van handelsbelemmeringen. Zeker voor België, dat zo afhankelijk is van de EU, is het een zorgwekkende ontwikkeling dat de steun hiervoor onder druk komt te staan als gevolg van de gebreken van de euro.

Bij de vorige uitbraak van de eurocrisis, in Griekenland in de zomer van 2015, werd eindelijk na vijf jaar een alternatieve oplossing serieus onderzocht: het uittreden van een lidstaat uit de muntunie. Volgens sommige bronnen zou de Duitse regering voor Griekenland een pakket van 50 miljard euro hebben voorzien om de overgang te maken. Men had – tegelijk met een ordelijk faillissement – Griekenland naar de ‘Montenegro’-status kunnen degraderen: het land zou dan net zoals Montenegro nog steeds met euro’s betalen, maar zonder lid van de eurozone te zijn. Dat laatste betekent dat de Griekse banken, die virtueel failliet zijn en deels eigendom van de eveneens failliete Griekse staat, niet langer goedkoop geld van de ECB zouden krijgen en hogere rente zouden dienen te betalen om euro’s te kunnen lenen.

Aangezien de Griekse banken gesloten waren, was het toen het perfecte moment ze te herstructureren, maar de Bondskanselier Merkel durfde de sprong niet aan, uit vrees voor besmetting naar andere eurolidstaten; zo kreeg Griekenland 86 miljard euro in het kader van een derde reddingspakket dat loopt tot 2018, na de Duitse verkiezingen dus. De meeste waarnemers zijn het erover eens dat het naïef is te denken dat Griekenland zich met zijn hoge schuld het vanaf 2018 wel alleen zal kunnen redden.

Een Griekse exit had misschien wel voor ‘besmetting’ naar andere eurolidstaten gezorgd, maar dat besmettingsgevaar is er nu ook al, zij het van heel andere aard: landen krijgen het signaal dat ze de begrotingsregels niet hoeven na te leven en dat de eurozonepartners zonodig wel een reddingsoperatie organiseren. Bovendien maakt het vooruitzicht op nieuwe Griekse problemen in 2018 het moeilijker problemen aan te pakken in andere eurolanden, zoals Italië, wiens banken zwaar onder druk staan door het feit dat de herstructurering van slechte leningen maar werd uitgesteld.

Om de begrotingen van de eurolanden op orde te krijgen via Europese inmenging, zagen we ondertussen het ‘Stabiliteitspact’, ‘Europees Semester’, ‘two-pack’ en ‘six-pack’ al de revue passeren. De Europese Rekenkamer noemde het begrotingstoezicht door de Europese Commissie “niet consistent”. De volgende poging is vervat in het zogenaamde ‘Five Presidents’ Report’, dat voorstelt om niettemin nog maar eens extra macht naar diezelfde Commissie over te hevelen.

Indien banken in eurolanden niet langer goedkoop geld van de ECB kunnen krijgen dat ze kunnen doorlenen aan hun nationale regeringen, zou de hogere rente die regeringen dan dienen te betalen een veel grotere discipline uitlokken dan het toezicht van de Europese Commissie. Dat is temeer het geval omdat Commissievoorzitter Juncker ootmoedig toegaf dat Frankrijk ‘nu eenmaal Frankrijk is’ en het land de begrotingsregels kan negeren. De Duitse minister van Financiën Wolfgang Schäuble stelde al voor het begrotingstoezicht naar nog een andere bureaucratie, het Europees Stabiliteitsmechanisme (‘ESM’), over te hevelen, maar gelukkig is er ook nog Mark Rutte, die onlangs zijn standpunt herhaalde dat ‘landen die hun begroting niet op orde hebben, uiteindelijk zouden moeten worden uitgesloten van de eurozone’.

Een bijkomend voordeel voor een land als België is trouwens dat bij uittreding van hulpbehoevende landen de ECB ook niet langer zo’n laks monetair rentebeleid hoeft te voeren, wat de vele Belgische spaarders, maar ook verzekeringsmaatschappijen, hard treft – terwijl het de Belgische regering dit jaar alleen al 4 miljard euro opleverde. Dit is als het ware een belasting buiten de democratische controle van het Parlement om.

Bij een zorgvuldig begeleidde exit van landen uit de muntunie kan een land als Griekenland eindelijk van schuldenverlichting en de broodnodige depreciatie van zijn overgewaardeerde munt genieten en zijn de spanningen tussen Noord en Zuid die op lange termijn de steun voor de EU ondergraven, voorbij. België steunde‘Grexit’ feitelijk in de zomer van 2015, maar dit vraagstuk komt nagenoeg zeker terug op de voorgrond. Dan is dit beslist de lijn die België opnieuw moet volgen als de Unie hem dierbaar is.

5. Benoem Belgische vertegenwoordigers binnen de ECB die op zijn minst niet ingaan tegen de belangen van de Belgische spaarders

Als er één Europese instelling is die het dagelijks leven van de bevolking beïnvloedt, is het wel de ECB. Die zorgde met haar extreem expansief geldbeleid de afgelopen jaren voor het bijeenhouden van de muntunie, zodat de balans van de ECB thans niet minder dan 34,5% van het BBP van de eurozone bedraagt (vergelijk de Verenigde Staten, waar dit percentage, ondanks de ook zeer activistische Federal Reserve, slechts 24,2% is). Dit heeft grote gevolgen voor spaarders en andere economische actoren. Daarbij liet de ECB zich ook met politiek in, wat zelfs bijdroeg tot machtswisselingen; denk bijvoorbeeld aan het aftreden van Berlusconi (Italië) in 2011.

Politici moeten zich ver af houden van centrale bank-beleid, net zoals centrale banken niet moeten dienen om regeringen te financieren of aan politiek te doen, hetgeen thans wel zo lijkt. Niettemin zijn het de politici die centrale bankiers benoemen. Los van de discussie in hoeverre die laatsten de belangen van hun lidstaat dan wel de belangen van de hele eurozone dienen na te streven, dienen zij op zijn minst niet zwaar in te gaan tegen de belangen van hun land.

Dit lijkt problematisch voor het huidige België. Beide Belgische vertegenwoordigers in de ECB houden er opvattingen op na die op zijn minst niet in het belang zijn van de Belgische spaarders, importeurs of verzekeraars. Zelfs banken lijden onder het lage renteklimaat. Voor de Belgische overheid daarentegen is dit gunstig, maar minister van Financiën Johan Van Overtveldt bekritiseerde verleden jaar toch openlijk het goedkoop geld-beleid van de ECB.

Op zich hebben de twee Belgische ECB-beleidsmakers, de ECB-hoofdeconoom Peter Praet en de gouverneur van de Nationale Bank Jan Smets, uiteraard het volste recht op hun mening, maar België gaat hiermee in tegen het gebruik van andere lidstaten om figuren te benoemen die ook het belang van de lidstaat van waaruit ze komen in acht nemen. Zo staat de Nederlander Klaas Knot in tegenstelling tot Mario Draghi als ‘havik’ of voorstander van harde munt-beleid bekend, net zoals de Duitse en Baltische vertegenwoordigers. Dit terwijl ook de vorige Belgische gouverneur, Luc Coene, tot de voorstanders van de monetaire expansie werd gerekend en één van de eersten was die ‘Kwantitatieve versoepeling’ of het opkopen van staatsobligaties voorstelde. Het lijkt wel of de Belgische regering het belang van de ECB onvoldoende beseft.

België is bij uitstek het euroland dat geen belang heeft bij lage rente. Het heeft traditioneel een zeer hoge spaarquote, al is die door de recente rente-evolutie wel wat gedaald. Tussen 2015 en 2016 zakte de rente op spaarboekjes met niet minder dan 75%, wat dubbel zo hoog is als het gemiddelde van de eurozone en de grootste daling in de gehele muntunie. In 2014 berekende verzekeraar Allianz dat de Belgen de grootste verliezers waren van het lage rentebeleid.

Niettemin durfde ECB-Belg Peter Praet het in maart 2016 toch aan om ‘helikoptergeld’ niet uit te sluiten. Dat zou betekenen dat de ECB bijna ongebreideld geld uitstrooit. De Duitse samenleving werd vorige eeuw ontwricht door soortgelijke experimenten, met bijzonder kwalijke gevolgen. De Belgische spaarder verdient beter.

 

Pieter Cleppe vertegenwoordigt de onafhankelijke denktank Open Europe in Brussel.

Foto: (c) Reporters

Categorieën

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties