‘Voor wie de waan waarin wij waden verwart met de waarheid’
Poëtische vingerafdrukken: recent verschenen Nederlandstalige poëzie
Marieke Lucas Rijneveld
foto © AFP
Nieuwe dichtundels van Marieke Lucas Rijneveld, Jonas Bruyneel en Patrick Conrad.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn deze maandelijkse rubriek houden we telkens een handvol recent verschenen Nederlandstalige dichtbundels tegen het licht.
Komijnsplitsers
Marieke Lucas Rijneveld: Komijnsplitsers, Atlas Contact, Amsterdam, 2022, 104 blz., ISBN 978-90-25471-20-0
Ons oordeel: *****
De Nederlandse dichter Marieke Lucas Rijneveld (1991, Nieuwendijk) is met Komijnsplitsers aan zijn derde, lijvige bundel toe. Zijn poëzie heeft veel ruimte en veel woorden nodig om te gedijen. De dichter schrijft niet op de vierkante centimeter, zoals wijlen Herman de Coninck het ooit zo treffend uitdrukte, maar op de vierkante meter. Talrijke gedichten beslaan meerdere bladzijden. Als je ze leest, valt meteen het roesachtige karakter van de taal op. De talloze komma’s die de gedichten voortstuwen naar hun eindpunt, dragen daar toe bij.
Voor je het goed en wel beseft, heb je een gedicht van Rijneveld gelezen. En dat terwijl er gaandeweg toch best veel is om bij stil te staan. Herhaalde lectuur van zijn gedichten dringt zich dan ook op. Maar zelfs dan ben je er nog niet klaar mee. Komijnsplitsers is een bundel waarvoor je maanden moet uittrekken om er de volle reikwijdte van te begrijpen. Elke recensie ervan is dan ook bij voorbaat tot mislukken gedoemd.
Komijnsplitsers bevat acht afdelingen die samen goed zijn voor 63 vormvaste gedichten. Ze dragen titels als ‘Tot in het genottelijke’, ‘Schuurmens hartje polijstwereld’ en ‘De speeltijd van het kassiewijle’. Samengestelde woorden en neologismen zijn schering en inslag in deze ongemeen rijke bundel. Enkele voorbeelden: morgenstondellende, nachtspitten, verrekijkerblik, schipbreukmomenten. Het woord ‘komijnsplitser’ behoort hier niet toe: het is een bestaand woord en staat volgens Van Dale voor een ‘gierige, vrekkige kerel (gortenteller)’.
In de promotietekst op de eerste bladzijde van de bundel heet het dat Rijneveld onderzoekt wat het betekent om te wonen: ‘in een huis, in jezelf en in verhoudingen tot anderen. Wie of wat heb je nodig om een compleet mens te zijn?’ Het antwoord op de laatste vraag is een identiteit, dat wat eigen of uniek is aan iets of iemand. In een essay over Rijnevelds eerste twee bundels maakt de Nederlandse poëzierecensent Jeroen Dera gewag van ‘de zoektocht naar een persoonlijke uitdrukkingsvorm, over de verhouding van het “zelf” tot sociale conventies’. Hij betrekt er ook het begrip ‘genderfluïditeit bij, wat staat voor het verschijnsel dat iemand een wisselende genderidentiteit heeft en zich op grond daarvan bijvoorbeeld afwisselend man of vrouw voelt.
Dat laatste is van belang voor een juiste interpretatie van de bundel. In het verleden liet de non-binaire Rijneveld zich achtereenvolgens ‘zij’ en ‘hen’ noemen. Sinds januari 2022 wil hij ‘hij’ genoemd worden. Dat zorgt her en der voor geharrewar. In het gedicht ‘Oorzaken van dwaling’ legt Rijneveld daar de vinger op: ‘Halsstarrig is dit handgemeen met het zelf. Och, leg toch / de wapens neer, blaas schotresten van handen, maak geen / moordkuil van de mond, en nu niet weer het gezwam over / in het verkeerde lichaam, o, het verkeerde lichaam.’
Komijnsplitsers is onder meer het verslag van een plaatsbepaling, van een ‘je’, een ‘we’ en een ‘ik’ die zich tegen de gangbare normen in een plaatsje proberen te verwerven in een complexe, versplinterde en ontwrichte samenleving. Maar tegelijk is de bundel zoveel meer dan dat. Vroeg of laat moet iemand maar eens een doctoraatsverhandeling schrijven over Komijnsplitsers. In het relatief korte bestek van deze poëzierubriek is het onmogelijk helemaal recht te doen aan de bundel.
broedland
Jonas Bruyneel: broedland, PoëzieCentrum, Gent, 2022, 84 blz., ISBN 978-90-56552-00-8
Ons oordeel: ****
De Belgische auteur Jonas Bruyneel (1989, Kortrijk) is naast dichter ook prozaïst, cultuurjournalist, performer en muzikant. Hij debuteerde in 2015 met de verhalenbundel Voorbij het licht. In 2019 volgde de roman Vijd. Tussen 2017 en 2019 was Bruyneel Letterzetter van Kortrijk, een hedendaagse invulling van het stadsdichterschap. broedl
and – zonder hoofdletter – is zijn poëziedebuut. Eerder al publiceerde hij gedichten in Deus ex Machina, Het Liegend Konijn, Extaze Literair Tijdschrift en The Low Countries.
Het is altijd uitkijken naar nieuwe stemmen, nieuwe geluiden in de poëzie. Hoe authentiek is het werk van debutant Bruyneel? broedland – een woord dat niet voorkomt in Van Dale – telt 49 gedichten, verspreid over vijf afdelingen. De bundel bevat geen hoofdletters en een minimum aan leestekens. De meeste gedichten zijn gesteld in de vrije versvorm, enkele bestaan uit terzinen en kwatrijnen.
grensland heeft een licht exotisch tintje, in die zin dat nogal wat gedichten in het buitenland gesitueerd zijn. Dat merk je alleen al aan titels als ‘Fahrentriesch’ (een natuurgebied in Duitsland), ‘Lac de Chamboux’ (een meer in Frankrijk) en ‘Għar Dalam’ (een 144 meter diepe grot in de buurt van de Maltese plaats Birżebbuġa). In de ‘verantwoording’ achteraan de bundel vermeldt de dichter bovendien dat heel wat gedichten sporen kunnen bevatten ‘van het Habichtswald, Peru, Piemonte, Bourgogne, Wales, Malta, Londen en Parijs’.
Ook grenzen spelen een belangrijke rol in broedland, die niet toevallig opent met het gedicht ‘grensland’. Daarin logeert de ‘je’-figuur bij de landsgrens. Dat loopt niet van een leien dakje: ‘op je sokken / verken je het grensland, gebons en hartslag / in je slapen’. De verkenning lijkt met vrees gepaard te gaan.
Maar er zijn ook andere grenzen, zoals het gedicht ‘glazen grenzen’ aantoont: ‘hier drinken ze // waar de hengels / uit hun scharnieren roesten / waar de krukken / te wankel zijn / de glasranden / te scherp (…) niets zegt / dat hier een grens liep / dat je voor de overzijde / moest betalen // de meesten / drinken al jaren / op krediet’. Ook ‘café à la frontière belge’, het voorlaatste gedicht van de bundel, wijst op dezelfde problematiek: ‘drinkebroers druppelen binnen / schudden de sneeuw van hun schouders // de gelagzaal is een kist met wollen voering (…) haarfijne barsten vormen zich / in de beduimelde toog / de seismograaf van het alleen zijn’. Pregnante verzen waarin een café met een doodskist wordt vergeleken.
broedland is een verrassend gave en rijke bundel van een debutant die zijn entree maakt via de grote poort van het monumentale huis van de poëzie. In trefzekere verzen met zo nu en dan een licht ironische ondertoon slaagt hij er op overtuigende wijze in een beklijvend taalbouwsel op te trekken dat helemaal het zijne is en wars van clichés. Een veelbelovend debuut.
Oude, koude nachten
Patrick Conrad: Oude, koude nachten, Vrijdag, Antwerpen, 2022, 128 blz., ISBN 978-94-64340-83-9
Ons oordeel: **
De Belgische dichter, romancier, essayist, beeldend kunstenaar, scenarist en filmregisseur Patrick Conrad (1945, Wilrijk) behoeft weinig of geen introductie. Als dichter publiceerde hij een twintigtal titels. In 2015 verschenen onder de titel AS de gedichten die hij schreef tussen 1963 en 2014. Daarna volgden nog de afzonderlijke bundels De Cadillac van Mallarmé (2016), En de bomen (2020) en zopas Oude, koude nachten: memoires in 100 gedichten (2022).
Patrick Conrad slaagt er in zijn beste momenten als weinig andere dichters in een poëtisch universum tot stand te brengen waarin liefde, eenzaamheid, weemoed, verdriet, nostalgie, decadentie, verval, schoonheid, droom en verlangen een bijna sacraal huwelijk aangaan. Enkele typische titels uit zijn oeuvre: Met Sappho op de sofa (1970) en La mort s’appelle Bonsoir (1977). Zwartromantischer kan geen Vlaamse dichter ze bedenken.
In Oude, koude nachten stelt Conrad zijn memoires te boek en maakt hij de balans op van zijn leven. Hij doet dat in honderd gedichten die ingedeeld zijn in tien cycli van elk tien gedichten. In ‘Een kind’, de openingscyclus van de bundel, kijkt de dichter terug op zijn kinderjaren: ‘Er was nog geen verleden. / Vroeger bestond niet en minder nog / begrippen als memento of déjà vu.’ Het zijn verzen die van een onbevangen kindertijd lijken te getuigen.
Toch is niets minder waar, want elders in dezelfde cyclus luidt het: ‘Mijn beschadigd landschap bestond uit ruïnes en littekens.’ Die versregel verwijst naar Conrads geboortejaar, tevens het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog, waaronder Antwerpen erg te lijden heeft gehad. Een vrolijke jongen moet de dichter hoe dan ook niet geweest zijn: ‘Toen al wierp ik door een waas van tranen / en vanonder afvallende oogleden / een blik vol argwaan en wantrouwen op de mensheid.’
Zijn memoires neerpennen in verzen levert de dichter onverwachte inzichten op: ‘Wie zijn verhaal opgraaft, / koestert genoodzaakt relieken waar hij / tot dan het bestaan van ontkende.’ Tegelijk stelt Conrad het waarheidsgehalte van zijn verzen in vraag: ‘Of dit alles waar is? / Zonder leugens / is geen waarheid denkbaar.’ Ook het leven zelf moet eraan geloven: ‘Het leven is niets / dan vernis en gemis. / Het leven is een vergissing.’
Oude, koude nachten is een bundel van ongelijke kwaliteit. Bevlogen regels wisselen af met karamellenverzen die regelrecht uit de snoepwinkel van de Bond zonder Naam lijken te komen: ‘Liefde is vallen voor een vreemde / met wie we alles en niets gemeen hebben’. Of afkomstig zijn uit een schlager: ‘Hoe dan ook, / er komt een tijd van gaan. // Je ruimt al dan niet voldaan / het veld voor mensen die nooit hebben bestaan. / Niemand heeft er wat aan, / het is je niet ontgaan.’ De bundel staat bovendien bol van clichés à la ‘in de ban van de eenzaamheid’ en ‘het domme mensdom’. Reken bij dat alles een stortvloed aan alliteraties – hét handelsmerk van Conrad – zoals ‘Voor wie de waan waarin wij waden / verwart met de waarheid’ en je bent als lezer nog lang niet thuis.
Veel gedichten blijven steken in zielloos maakwerk, holle retoriek en goedkope rijmelarij. Een dichter met een minimum aan zelfkritiek had deze bundel herleid tot een dertigtal gedichten. Nu zit de kritische lezer opgescheept met een scheepslading verzen waarin het moeizaam zoeken is naar fragmenten die langer meegaan dan de lectuur ervan in beslag neemt. En dat is balen.
Charles Ducal handboek
Anneleen De Coux & Carl De Strycker (red.): Ducal handboek, PoëzieCentrum, Gent, 2022, 133 blz., ISBN 978-90-56552-30-5
Ons oordeel: ****
Zo nu en dan belichten we in deze rubriek ook secundaire literatuur over poëzie, waaronder essaybundels, opstellen, studies, biografieën en ander poëtisch lekkers dat een verhelderende kijk biedt op dichtbundels en hun makers. Met Ducal handboek levert het Gentse PoëzieCentrum het derde deel af in een reeks handboeken over afzonderlijke Vlaamse dichters en prozaschrijvers. Eerder al verschenen Nolens handboek (2018), over Leonard Nolens, en Hertmans handboek (2021), over Stefan Hertmans. Ducal handboek verschijnt naar aanleiding van de zeventigste verjaardag van Charles Ducal (1952, Leuven), het pseudoniem van Frans Dumortier.
Ducal mag met recht en reden een van de belangrijkste Vlaamse dichters van de laatste 35 jaar genoemd worden. Hij debuteerde in 1987 ijzersterk met Het huwelijk en bevestigde zijn grote talent in alle daaropvolgende bundels. Van januari 2014 tot januari 2016 was hij de eerste ‘Dichter des Vaderlands’. Naast dichtbundels publiceerde Ducal onder meer ook de verhalenbundel De meesterknecht (1992) en de roman Kroniek van een verzonnen leven (2018). Zijn laatste dichtbundel, De koers van de eeuw, kwam uit in 2021.
Zoals blijkt uit de inleidende tekst wil het Ducal handboek ‘een uitgebreid overzicht bieden van het werk van Ducal, maar ook een aantal tot nu toe onderbelichte onderdelen van het oeuvre nader beschouwen’. Inleider Carl De Strycker, directeur van het PoëzieCentrum, haalt de door de critici verwaarloosde roman Kroniek van een verzonnen leven als voorbeeld aan, maar doelt ook op de essayist en opiniemaker Ducal.
Het Ducal handboek bestaat uit twee afdelingen. In de eerste worden alle negen de dichtbundels van Ducal in chronologische volgorde besproken door gereputeerde critici en essayisten als Yvan De Maesschalck, Elke Brems en Johan Reijmerink. In het tweede deel wordt een aantal thema’s en aspecten van Ducals oeuvre behandeld in omvangrijker opstellen, zoals poëtica en politieke opvattingen in de essays en opiniestukken van Charles Ducal, Ducal als autobiografisch schrijver en sporen van Martinus Nijhoff in Ducals poëzie. Voor deze bijdragen tekenen onder meer present: Anneleen De Coux, Matthieu Sergier en Koen Rijmenants. Sommige bijdragen lezen erg vlot, andere, academische stukken (zoals dat van Matthieu Sergier) vragen een aandachtige en geconcentreerde lectuur.
Handig voor de geïnteresseerde lezer is dat alle bijdragen in Ducal handboek op zichzelf staan. Zo hoef je ze niet allemaal te lezen om toch een goed beeld te krijgen van belangrijke motieven, poëticale denkbeelden en ontwikkelingen in Ducals oeuvre.
Alle lof voor het PoëzieCentrum voor de opzet van deze reeks. Dat er nog veel delen mogen volgen!
Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.
In Waasmunster kan je nog tot 17 december kennismaken met een 25-tal vertegenwoordigers van de Dendermondse Schildersschool.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.