JavaScript is required for this website to work.
post

Werkingssubsidie: zegen of vloek?

Wim Spaepen13/7/2022Leestijd 4 minuten
Jan Jambon.

Jan Jambon.

foto © Belga

De vijfjarige werkingssubsidies in de Vlaamse cultuursector zijn toegekend. Maar het systeem zelf wordt weer niet in vraag gesteld.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het is gebeurd! De winnaars van de vijfjarige werkingssubsidies voor de Vlaamse cultuursector zijn gekend. Het rad van fortuin heeft dan toch uiteindelijk heel wat kandidaten beloond, zelfs in die mate dat minister van Cultuur Jambon nog 25 miljoen extra gevonden heeft en een aantal negatief beoordeelde organisaties alsnog financiële ondersteuning toeschuift.

Maar deze beslissing stelt ook de efficiëntie van subsidies wederom in vraag. Er worden commissies samengesteld met ‘kenners’ vanuit het desbetreffende culturele veld om dossiers te beoordelen. Zij bepalen welke dossiers positief zijn en welke negatief, stroomlijnen de gevraagde budgetten en leggen dit dan voor aan het kabinet. Maar ook weer in deze ronde worden er een hele reeks negatief beoordeelde organisaties alsnog opgevist en voorzien van werkingssubsidies voor de komende vijf jaar. Dat is nefast voor het vertrouwen in de objectiviteit van de commissies en het hele subsidiesysteem.

De Vlaamse cultuurwereld is een kleine biotoop

Sowieso zijn er al vraagtekens te plaatsen bij de samenstelling van de commissies. De cultuurwereld is namelijk een kleine biotoop en alle actoren kennen elkaar. Dat zorgt ervoor dat commissieleden vaak moeten oordelen over elkaars dossiers en/of dat ze toch ergens een betekenisvolle link hebben met degenen die beoordeeld worden. Daarnaast is de minister die negatief geadviseerde dossiers alsnog goedkeurt (al dan niet op impuls van de landschapscommissie) ook niet echt een hulp voor objectivering. Als iets niet voldoet aan de vooropgestelde maatstaven moet er toch niet in geïnvesteerd worden met belastinggeld?

Nu de lange voorbereiding op deze subsidieronde en de ‘positieve’ uitkomst ervan voorbij zijn, komt de cultuurwereld weer tot rust en gaat het terug naar ‘business as usual’. Maar een hele groep ondernemende actoren in de cultuurwereld blijven weer in de kou staan. Namelijk degene die het bewust doen zonder structurele Vlaamse subsidies. Zij worden deels gefnuikt door een tekort aan strikte regels voor structureel gesubsidieerden en ondervinden op deze manier telkens opnieuw oneerlijke concurrentie.

Verder hervormen naar nog meer objectiviteit

Het is dus hoog tijd om een veel strikter kader uit te werken met een hogere drempel om de werkingssubsidies te kunnen verkrijgen.
Ten eerste is er nood aan een update van een reeks nog strengere en bindende objectieve criteria als basisprincipe waaraan elke kandidatuur moet voldoen en waar een commissie eigenlijk niet voor nodig is. Een aantal voorbeelden van belangrijke parameters zouden kunnen zijn: totale omzet en dan vooral een correcte verhouding tussen subsidies en voldoende eigen middelen, aantal producties en uitvoeringen, spreiding over Vlaanderen en daarbuiten.

Dit, naast nog vele andere maatstaven, zouden geijkte streefdoelen moeten zijn die bewijzen dat de organisatie sterk genoeg en klaar is om werkingssubsidie (en dus ook belastinggeld) goed aan te wenden en een meerwaarde te betekenen voor de maatschappij. De organisatie moet dus eerst aantonen dat het al een aantal jaren een goede en gezonde werking heeft.

Ten tweede kan een externe jury, best bestaande of aangevuld met buitenlandse experten die onafhankelijker zijn, een rangschikking opmaken van de weerhouden kandidaturen. Daarna kan de minister aan de hand hiervan zijn stempel drukken.

Ten derde moeten structureel gesubsidieerde instellingen ook zeer strikte richtlijnen krijgen over o.a. uitkoopsommen en gages en moet er een strenge controle zijn door de Vlaamse administratie op de naleving hiervan. Zij mogen bijvoorbeeld niet onder welbepaalde prijzen hun producties aanbieden aan organisatoren om zo ruimte te laten aan niet-gesubsidieerde instellingen zodat deze geen valse concurrentie ondervinden.

Ten vierde zou een shift van budgetten binnen het gegeven van de werkingssubsidies nuttig zijn. Zo zou het meer subsidiëren van ‘organiserende’ instellingen (festivals, musea, concertzalen) en het minder subsidiëren van ‘producerende’’ instellingen (theatergezelschappen, orkesten) een gezondere concurrentie genereren en meer speelkansen voor kleinere, beginnende artiesten en organisaties.

Dit strikte kader is een huzarenwerkje om te creëren omdat alle parameters van een eventuele regelgeving mooi op elkaar afgestemd moeten zijn. Dat zal nog een hele uitdaging worden voor de administratie om hierin een goede balans te vinden. Maar uiteindelijk valt of staat het met een strenge en objectieve keuze voor de kandidaten en vooral de accurate controle ook achteraf na toekenning.

Soms ten koste van gezonde en ondernemende actoren

Zoals het subsidiebeleid er nu voorligt zal het soms ten koste gaan van gezonde en ondernemende actoren binnen het kunstenveld die bewust kiezen om zonder Vlaamse werkingssubsidies hun organisatie uit te bouwen. Deze ondernemende organisaties worden keer op keer over het hoofd gezien en zijn vaak de dupe van het systeem. Twee concrete voorbeelden om dit te duiden. Tijdens de coronacrisis werden niet-gesubsidieerde organisaties stevig benadeeld t.o.v. de structureel gesubsidieerden. Deze laatsten kregen logischerwijs hun Vlaamse werkingssubsidies doorbetaald (ook al werden bijna alle producties geschrapt) en hebben bovendien hun personeel voor een groot stuk op kosten van de federale staat op technische werkloosheid gezet. Dit heeft hen toegelaten om overschotten op te bouwen en zelfs in sommige gevallen historische verliezen weg te werken.

Een ander voorbeeld is de automatische indexatie van het loonaandeel in de werkingssubsidies naarmate de inflatie stijgt. Voor deze voor de hand liggende maatregel om stijgende kosten te compenseren heeft de standaard ondernemer die zonder subsidies werkt jammer genoeg geen pasklare oplossing. Zijn/haar enige uitweg is om de hogere kosten rechtstreeks door te factureren wat niet altijd mogelijk is omwille van contracten die al voor lange tijd vastliggen maar vooral door oneerlijke concurrentie met gesubsidieerde actoren.

Kortom, deze verlate ronde van werkingssubsidies is deels een gemiste kans geweest om nog duidelijkere beleidslijnen uit te tekenen, de daaraan verbonden objectieve richtlijnen op punt te zetten en eventueel procedures te hervormen waar nodig.

Wim Spaepen is violist en artistiek leider van het Ataneres Ensemble.

Commentaren en reacties