JavaScript is required for this website to work.
post

‘Wiskunde huilt als ik je vergelijk met een warme zomeravond – het moet exacter’

Poëtische vingerafdrukken: recent verschenen Nederlandstalige poëzie

Patrick Auwelaert2/7/2022Leestijd 5 minuten
Koenraad Goudeseune.

Koenraad Goudeseune.

foto © Akim A.J. Willems met toestemming van Gust Peeters, CC BY-SA 4.0

Van Koenraad Goudeseune verschenen postuum opmerkelijke gedichten, en Mustafa Stitou voegde een vijfde bundel toe aan zijn imposante oeuvre.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In deze maandelijkse rubriek worden telkens enkele recent verschenen Nederlandstalige dichtbundels tegen het licht gehouden.

Wim De Smet | Doorbraak.be

Nagelaten gedichten

Koenraad Goudeseune: Nagelaten gedichten, Atlas Contact, Amsterdam, 2022, 96 blz., ISBN 978-90-25471-99-6

Ons oordeel: ****

Koenraad Goudeseune (1965-2020) is de auteur van negen dichtbundels, twee verhalenbundels, drie brievenboeken en een roman. Op 9 december 2020 koos hij voor euthanasie nadat bij hem ongeneeslijke darmkanker was vastgesteld. Dit voorjaar verscheen van Goudeseune postuum de bundel Nagelaten gedichten bij Atlas Contact. Hij bevat een keuze van vijftig uit honderd nagelaten petrarcaanse sonnetten, getiteld Ik heb voor niks geschreven. Daarna volgen nog 21 sonnetten onder de titel Laatste woorden, die de dichter schreef toen zijn einde naderde. Benno Barnard en Rob Schouten leiden de bundel in.

Het metrum en het rijmschema van het klassieke, petrarcaanse sonnet (4-4-3-3 versregels) liet Goudeseune achterwege. Het was hem enkel om de strofe-indeling te doen. In de cyclus Ik heb voor niks geschreven richt de dichter zich in bijna elk gedicht op lyrische en gedragen wijze tot een je, een jij, een jou, een vriendin, een liefste. Eenmaal krijgt ze een naam mee: Ingrid. Hoezeer hij met haar begaan is, blijkt uit de volgende versregels: ‘Waar men dit boek maar openslaat, geen bladzijde / moet het stellen zonder jou.’ Hij stelt ook onomwonden dat het voor haar is dat hij schrijft: ‘omwille van mezelf deed ik ’t niet, maar alleen / voor jou, liefste. ‘k Wil niet dat jij er niet meer bent.’

De opzet van deze cyclus doet sterk denken aan de bundel Il Canzonieri van de Italiaanse dichter en prozaschrijver Petrarca (1304-1374). Die schreef maar liefst 366 sonnetten en gedichten in andere versvormen voor Laura de Noves. Goudeseune verwijst uitdrukkelijk naar Laura in het gelijknamige gedicht dat deel uitmaakt van de cyclus Laatste woorden: ‘Vanaf mijn pubertijd las ik bij Petrarca / wat mij zelf zo kwelde. Ik had vele Laura’s, ik wou zelf dichter worden. / En nu, nu ben ik er. Geen liefde plaagt mij nog. Sonnetten zijn geschreven.’

Goudeseune was een dichter van hoogtes en laagtes: steengoede gedichten wisselen in zijn oeuvre af met flauwiteiten. Maar als hij goed was, dan was hij écht goed. Schrijvers moet je niet afrekenen op hun zwakste werk, maar op hun beste. Wat dat betreft is Nagelaten gedichten een festijn. Thematisch mag de vergeefsheid en de helaasheid van de liefde en het leven er dan centraal in staan, stilistisch vallen er tal van goudklompen in te rapen. Versregels die je naar adem doen happen en een euforisch gevoel in je opwekken dat lang blijft nawerken. Elektriserende poëzie die je nog beter doet begrijpen waarom zij alle andere literaire genres naar de kroon steekt. Lees maar: ‘Gecomponeerd werd stilte // niet, en toch, veel klassieker kan muziek niet zijn.’ Of nog: ‘Wiskunde huilt als ik je vergelijk met een warme zomeravond – / het moet exacter.’

Nogal wat versregels hebben ook een uitgesproken aforistisch karakter: ‘Gering is de straatwaarde van poëzie, enorm de poëziewaarde / van de straat.’ En: ‘Ongeveer zoals herfst een boom in mist verbergt, / zo verbergt poëzie wat er aan de hand is in woorden.’ Die laatste regel had weliswaar net zo goed geschreven kunnen zijn door Herman de Coninck, die de jonge Goudeseune onder zijn vleugels nam toen hij hoofdredacteur was van het Nieuw Wereldtijdschrift. Ook elders in de bundel (en in alle vorige bundels van Goudeseune) vind je die invloed terug. Maar finaal is Goudeseune toch vooral een authentieke, romantische dichter die de Nederlandstalige poëzie op volstrekt eigenzinnige wijze van talrijke knetterende stroomstoten heeft voorzien, lees: schoonheid van het zuiverste kaliber heeft geschonken, en dat is het enige dat telt.

Waar is het lamMarcel Bas | Doorbraak.be

Waar is het lam?

Mustafa Stitou: Waar is het lam?, De Bezige Bij, Amsterdam, 2022, 95 blz., ISBN 978-94-03170-61-9

Ons oordeel: *****

De Marokkaans-Nederlandse dichter Mustafa Stitou (1974) wordt beschouwd als een van de belangrijkste dichters van zijn generatie. Toen hij in 1994 debuteerde, schreef Remco Campert: ‘Eindelijk weer een dichter!’ Dirhams (munteenheid van Marokko en de Verenigde Arabische Emiraten) en zand, Noord-Afrikaanse coke en een gitzwarte krullenbol, Berbers en bergbewoners kleuren Stitou’s eerste gedichten. Tegelijk beschrijft hij het grootsteedse Amsterdamse leven met verleidingen, kip met patat, snelfiltermalingkoffie en vershoudfolie, in gedichten die steeds langer, associatiever en vrijer van vorm worden. Stitou noemt zich een ‘conceptueel-“anekdotische”, op zijn minst antimetafysische dichter’. Waar is het lam? is zijn vijfde bundel.

Net als zijn voorganger Tempeluit 2013 heeft ook Stitou’s nieuwe bundel een titel die religieus geïnspireerd is. Veel van de gedichten eruit laten zich lezen als een associatief commentaar bij het Bijbelvers (Genesis 22:7) waaraan de bundel zijn titel ontleent: ‘We hebben vuur en hout, zei Isaak, maar waar is het lam voor het offer?’ Isaak weet dan nog niet dat niet een lam maar híj geofferd zal worden — een gebeuren dat uiteindelijk niet plaatsvindt omdat een engel tijdig ingrijpt: Abrahams trouw aan God is bewezen.

Als je Stitou’s oeuvre niet kent, verwacht je op basis van het voorgaande wellicht doodernstige, zwaar op de hand zijnde verzen waar je wee en gedwee van wordt. Niets is nochtans minder waar. Ten eerste schrijft Stitou in een eenvoudige, directe taal met soms een bijna spreektaalachtig karakter. En ten tweede hanteert hij een gecultiveerd laconieke stijl. Dat leidt in het gedicht Offerdier tot onder meer de volgende verzen: ‘Glimlach om zijn zijwaarts uitstaande oren: / ze geven hem iets ontegenzeggelijk / monters. Mooi om te zien is hij, / schofthoogte: een meter elf. // Een kind maar slachtrijp / bespierd en bevleesd en van buitengewone / vleeskwaliteit. Soms blaat hij / (een toegift) zijn naam: i-sàààààk.’

Vanuit het standpunt van een fanatiek gelovige moeten deze verzen wel blasfemisch klinken. Maar dit is Mustafa Stitou — een man afkomstig uit een islamitische cultuur — ten voeten uit: een dichter die wordt aangetrokken door het grensgebied waar heilig en profaan, menselijk en onmenselijk, droom en werkelijkheid elkaar raken en in elkaar opgaan. In Waar is het lam? onderzoekt hij de betekenis van het offer vanuit verschillende invalshoeken. Daartoe zet hij zowel archaïsche als hedendaagse elementen in. Getuige daarvan het zesde gedicht van de cyclus De steden, dat geschreven is vanuit het perspectief van het geofferde lam:

Terwijl ruisend de engel het toneel verlaat
en ik die dit verzon tot vlees verstom
wassen en vlechten de vrouwen mijn darmen
schrobben mijn stinkende magen spoelen
mijn luchtpijp schoon die stevig is als van kunststof
een buis uit een bouwmarkt waaraan slap
mijn zachtroze longen hangen ze snijden
mijn nieren mijn lever mijn hart dat warm is
alsof het nog leeft snijden ze in stukjes
om te kruiden en te roosteren voor
het middagmaal (mijn galblaas gaat
de kliko in evenals mijn penis).

Het archaïsche want al duizenden jaren bestaande woord ‘engel’ verwijst naar een bovennatuurlijk, verstandelijk wezen dat wordt teruggevonden in verscheidene religies. Daartegenover staan hedendaagse benamingen als ‘een buis uit een bouwmarkt’, waarbij je spontaan aan pvc-buizen denkt, en kliko, wat een container op wielen is, gebruikt voor huishoudelijk afval.

In zijn zoektocht naar de betekenis van het offer ontheiligt Mustafa Stitou nagenoeg alles wat naar het sacrale en spirituele verwijst. Zo schrijft hij het woord ‘god’ consequent met kleine letter. Hij heeft het verder niet alleen over god, maar ook over ‘de god’, ‘een god’ en ‘een andere god’. God (zonder hoofdletter) doet zich in Stitou’s gedichten in steeds andere gedaanten voor. In het vijfde gedicht van de cyclus ‘Pantheon’ is god zelfs vrouwelijk: ‘Een god die de god wordt genoemd wordt op een koopzondag / achternagezeten door een atheïstische meute die haar / beschuldigt manipulatief te zijn en hypocriet, je reinste gif. / Panisch probeert ze aan de horde te ontsnappen (…).’

Al de vormen waaronder god zich in Waar is het lam? voordoet, wijzen op een identiteit die niet vaststaat. Alle vroegere zekerheden, waaronder het zich vastklampen aan één geloof, zijn in duigen gevallen, afgebrokkeld, hebben plaatsgemaakt voor angst, verlies van controle en uiteindelijk gelatenheid: ‘En omdat het panische / gevoel de controle te verliezen over je leven de laatste tijd steeds / meer plaats maakt voor een verbazende gelatenheid, gaat het je / steeds beter af: een uitnodiging accepteren, lachend doen alsof / je lacht.’ Kan het nog grimmiger?

Waar is het lam? vertoont een grote thematische en stilistische eenheid. De dichter deed er maar liefst negen jaar over om de bundel te schrijven. De gedichten zijn ondergebracht in zes genummerde afdelingen, waarvan alleen de vijfde een titel draagt (Relieken). Opvallend is dat Stitou opvallend weinig poëtische stijlmiddelen inzet om zijn doel te bereiken. Bij hem geen opvallend gebruik van alliteraties, assonanties en andere trucjes van de foor. Op het eerste gezicht lezen zijn gedichten zoals krantenartikelen, maar dat is bedrieglijk, want onder die ogenschijnlijke eenvoud gaan tal van betekenislagen schuil. Net dat maakt Stitou’s poëzie zo fascinerend. Waar is het lam? is een opmerkelijk sterke bundel die je steeds opnieuw ter hand wilt nemen. Voor de bundel geldt wat ook voor Komijnsplitsers van Marieke Lucas Rijneveld geldt: je bent er nooit klaar mee, en al zeker niet in een relatief korte recensie. Frusterend voor de recensent, een zegen voor de lezer die alle tijd van de wereld heeft.

Patrick Auwelaert (1965) schrijft recensies, artikels en essays over literatuur, muziek en beeldende kunsten.

Commentaren en reacties