JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

Zijn allochtonen dan toch luieriken?

Hoe wetenschappelijke studies misbruikt worden

Peter De Roover7/9/2013Leestijd 3 minuten

Wie even ‘slordig’ te werk gaat als sommige van onze kwaliteitskranten kan nu beweren dat wetenschappelijk werd aangetoond dat allochtonen wel degelijk luieriken zijn. 

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Donderdag kreeg de pers inzage in een vuistdikke (335 blz.) studie van de Federale Overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg (FOD werk) en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (CGKR). De Socio-economische Monitoring biedt echt snoepgoed voor liefhebbers van statistieken. Hij steunt op zeven jaar onderzoek en bewerkt geen steekproeven maar de gegevens van de totale bevolking en beroepsbevolking. De studie gaat op zoek naar de feitelijke toestand van allochtonen (het woord zelf wordt op de 335 bladzijden niet genoemd) op de arbeidsmarkt.

Dan rijst meteen de kiese vraag wie in welke groep past. Wanneer wordt iemand autochtoon, hoelang blijf je van ‘vreemde origine’? Daarvoor werkte de studie een eigen monitoring uit, een meetinstrument om de bevolking in categorieën te rangschikken.

Het besluit is weinig verrassend maar daarom niet minder stuitend. Mensen van vreemde afkomst zijn veel minder beroepsactief dan autochtonen. Van de klassieke ‘Belgen’ van 18 tot 60 jaar heeft 74% een baan; bij de mensen met wortels in de Maghreb (Marokko, Tunesië, …) is dat slechts 42,9%. De werkgelegenheidsgraad bij vrouwen met niet-EU-nationaliteit ligt het laagst, daar is slechts 18% beroepsactief. Allochtonen verdienen gemiddeld ook een lager loon, komen terecht in minder aantrekkelijk banen en worden sneller werkloos.

Ook al kon men het resultaat wel raden, toch biedt de lijvige studie een schat aan statistische gegevens en maakt ze het mogelijk om algemene besluiten over ‘de allochtonen op de arbeidsmarkt’ te verfijnen, tussen eerste en tweede of derde generatie, nieuwkomers uit zwart-Afrika, de Maghreb, Turkije of andere landen enzovoort.

De waarom-vraag

De hoofdvraag blijft natuurlijk ‘Wat is de oorzaak van het verschil’. Zo lang daarop geen antwoord gevonden wordt, kan er ook niet aan oplossingen gedacht worden. De mogelijke verklaringen kennen elk hun aanhangers: ‘ze mogen’ niet (‘ze’ worden gediscrimineerd, werkgevers zijn racistisch), ‘ze kunnen’ niet (‘ze’ zijn slecht opgeleid, zwakke taalkennis, …), ‘ze willen’ niet (‘ze’ zijn lui, profiteren van het systeem, …).

In de inleiding van de studie blijkt dat de opstellers ervan, en zeker het CGKR, erg gefocust zijn op de discriminatiethesis (‘ze mogen niet’). Een citaat, waarbij een waarschuwing voor het wat minder vlotte taalgebruik op zijn plaats is: ‘Niettemin kan, bij voor het overige volledig gelijke omstandigheden (met name competenties en opleiding), de systemische (en systematische) over- of ondervertegenwoordiging van bepaalde werknemerscategorieën, de grotere risico’s op werkloosheid die ze lopen en de ongelijke verdeling van de statuten, lonen en arbeidsregeling waarmee ze geconfronteerd worden, wijzen op rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie, dus zonder dat de actoren zich daar noodzakelijk van bewust zijn.’ (blz. 7)

Geen spijkerhard besluit, de toestand ‘kan’ (!) wijzen op ‘rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie’. Deze paragraaf komt na: ‘Ongetwijfeld heeft de stratificatie van de arbeidsmarkt op basis van nationaliteit niet altijd met discriminatie te maken. Er kunnen tal van redenen worden aangehaald: gebrekkige opleiding, onvoldoende kennis van de landstalen, niet-evenwaardige diploma’s, de levensloop, enz. Bovendien zijn heel wat zogenaamde transitiesectoren, die weinig eisen stellen op het vlak van kwalificaties, vaak een springplank voor laaggeschoolde, recent in België aangekomen werkzoekenden, maar daardoor kan een zekere concentratie ontstaan.’

De studie blijft erg voorzichtig in het trekken van scherpe besluiten over de ‘hoe komt het’-vraag. Op bladzijde 307 verwijst de studie wel naar de Diversiteitsbarometer Werk, 2012 die ‘overtuigend (heeft) aangetoond dat een ongelijke behandeling op basis van origine geen marginaal fenomeen is’. Het in deze passage aangehaalde bestaan van discriminatie steunt voor alle duidelijkheid op een andere bron dan deze studie.

Deze Monitoring toont alvast niet aan dat er discriminatie heerst op onze arbeidsmarkt, evenmin als zou worden bewezen dat er geen discriminatie is. De ‘hoe-komt-het’-vraag werd er niet in onderzocht.

En wat lezen we toch in het artikel in De Standaard? Vraag: ‘Worden migranten gediscrimineerd op onze arbeidsmarkt?’ Antwoord: ‘Ja. Nationaliteit en etnische afkomst bepalen in hoge mate – maar niet volledig – iemands kansen op de arbeidsmarkt.’ Dat nationale afkomst en etnische afkomst iemands kansen (in de zin van: statistische kans om beroepsactief te zijn) bepalen op de arbeidsmarkt is correct; dat daarmee ook wordt aangetoond dat discriminatie dé oorzaak zou zijn, is natuurlijk een totaal onwetenschappelijke gevolgtrekking. Nochtans staat er als boventitel: ‘discriminatie van migranten op de arbeidsmarkt’.

Yves Desmet van De Morgen wijdt zijn commentaarstuk aan de studie. Hij ziet bewezen dat racisme geen relatief begrip is. Na een overzicht van de vastgestelde pijnpunten kronkelt hij alle zin voor logica overboord werpend naar zijn besluit: ‘De onderzoekers stellen hier een quasi-segregatie vast. Maar racisme, ach, dat is een relatief begrip, mijnheer, vooral bedoeld als excuus voor persoonlijk falen.’

Met evenveel gebrek aan ernst kan uit de Monitoring opgemaakt worden dat migranten luieriken zijn die liever niet gaan werken.

Deze interessante studie, die een schat aan gegevens bevat, wordt door sommigen in de media misbruikt om voorspelbare politieke standpunten zogezegd wetenschappelijk te onderbouwen. Correcte journalistiek is alleszins een relatief begrip.

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.

Meer van Peter De Roover
Commentaren en reacties