JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

Zijn onze pensioenen werkelijk onbetaalbaar?

Ellen Samyn 9/6/2022Leestijd 4 minuten

pensioen

pensioen

foto ©

Geen vaste pensioenleeftijd, maar rekenen op basis van gewerkte jaren, het is één van een reeks voorstellen die Ellen Samyn bepleit.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het Belgische pensioensysteem is verouderd, complex en inefficiënt. Een modernisering en hervorming laat op zich wachten. Kamerlid Ellen Samyn (Vlaams Belang) pleit in de huidige context voor een aantal basishervormingen die de betaalbaarheid en de rechtvaardigheid van de toekomstige pensioenen moeten garanderen.

Onze pensioenwetgeving kent haar oorsprong in de periode van de Franse bezetting op het eind van de 18de eeuw. Pas in 1844 kwam er een eerste ‘Belgische’ wet die nog steeds voor een stuk geldt. Toen kwam ook al de betaalbaarheid als een punt van discussie aan bod tijdens de parlementaire debatten.

De discussie duikt met de regelmaat van een klok op: onze pensioenen zijn onbetaalbaar. Maar is dat zo? De recente stijging van de pensioenuitgaven van 53 miljard euro in 2021 tot intussen zowat 57 miljard geeft aanleiding om druk te zetten op minister van pensioenen Karine Lalieux (PS) om te landen met haar sinds twee jaar aangekondigde ‘grote pensioenhervorming’. Tal van partijen hopen dat die hervorming zal leiden tot een daling van de pensioenkost om de kwakkelende overheidsfinanciën te redden, terwijl Lalieux dat niet zo begrepen heeft. De problematiek is ruim en de discussie is intussen hopeloos verzand in een aantal oneliners, waardoor echter de kern van de zaak uit het oog verloren wordt.

De last van een onbezorgde oude dag

We moeten van de premisse uitgaan dat een pensioen de gepensioneerde na een leven lang werken in staat moet stellen van een financieel onbezorgde oude dag te genieten. Een belangrijke doelstelling is om het risico op ouderenarmoede zo veel mogelijk uit te sluiten. Daar staat een welvaartstaat voor. Men mag er van op aan dat gepensioneerden die onvoldoende pensioen hebben finaal via andere ondersteuning toch geholpen worden. Plat besparen op pensioenen zal dus onvermijdelijk een verschuiving van kosten met zich meebrengen.

Een vergelijking in Europese context laat zien dat de pensioenlast in België al bij al meevalt. België spendeert zo’n 12,2% van zijn BBP aan pensioenuitkeringen (cijfers ESSPROS voor 2020). Daarmee laten we een aantal landen voorgaan: Denemarken, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Zweden, Noorwegen. We zitten na die groep landen en iets hoger dan het Europees gemiddelde. Op zich zijn dat dus geen schrikbarende cijfers. En in zowat alle Europese landen is de tendens dat die uitgaven gaan stijgen omwille van de demografische evolutie.

Maar cijfers vergelijken – ook in Europese context – is niet steeds eenvoudig. Wanneer we de totale sociale uitgaven in ogenschouw nemen (ziekte en geneeskundige verzorging, ongeschiktheid/invaliditeit, pensioenen, kinderbijstand, werkloosheid), dan neemt dat in België 31,8% van het BBP in beslag voor een bedrag van ruim 142 miljard euro. Daar zitten we net achter het koppeloton dat aangevoerd wordt door Frankrijk, Italië en Oostenrijk. We zitten zowat op het niveau van Duitsland, Zweden en Noorwegen. Landen waar we ons toch graag mee vergelijken.

Groeiende ongelijkheid omwille van het pensioen

Schort er dan niets aan ons pensioenstelsel? Toch wel. De ongelijkheid tussen de gemiddelde pensioenen van zelfstandigen, werknemers en ambtenaren is zéér groot. Mijn partij pleit er zeker niet voor om iedereen hetzelfde pensioen te geven. Werken moet lonen en wie meer heeft bijgedragen, moet dat ook merken in zijn pensioenbedrag. Maar het verschil is thans (te) groot.

Een flink deel daarvan mag op het conto geschreven worden van de pensioenen van de overheid. 25% van de rechthebbenden (zo’n 541.000) neemt 34% van alle pensioenuitgaven voor zijn rekening. Het gemiddelde pensioen van de ambtenaar bedraagt nu meer dan 2.100 euro netto, voor werknemers is dat 1.300 euro netto en zelfstandigen 950 euro netto.  Daar liggen historische redenen van aan de grondslag, maar die verschillen zijn stilaan onhoudbaar en niet meer te rechtvaardigen.

Starten vanaf een wit blad

Het pensioengegeven is een huis met vele kamers en door de lange evolutie die het doormaakte een schijnbaar onontwarbaar kluwen. Een ganse reeks regels zijn door de maatschappelijke evolutie compleet voorbijgestreefd. Een pensioenhervorming zal dan ook moeten starten met een wit blad. Een aantal verworvenheden zullen daarbij in vraag moeten gesteld worden. Blijven de gelijkgestelde periodes voor bijvoorbeeld werkloosheid onbeperkt gelden als ‘gewerkt’? Mogen mensen die hier maar enkele jaren wonen beroep kunnen doen op een minimumpensioen? Moet er in het kader van de eindeloopbaanproblematiek niet gedacht worden aan een gedeeltelijk pensioen? Moet er in plaats van een pensioenleeftijd niet eerder rekening worden gehouden met het effectief aantal gewerkte jaren om ineens een antwoord te bieden op de problematiek van de zware beroepen? Hoe hervormen we het ‘weduwenpensioen’? Vragen die moeten gesteld worden en die allicht ook weerstand zullen opwerpen.

De basishervormingen die wij voorstellen, kunnen onmiddellijk een aantal bestaande blokkades in de discussie oplossen. Een gelijkschakeling van de drie grote statuten (werknemers-zelfstandigen-ambtenaren) zou de mobiliteit tussen de bestaande statuten vergemakkelijken en een aantal onrechtvaardigheden opheffen.

Ook moet men afstappen van een pensioenleeftijd, maar wel rekenen op basis van het aantal gewerkte jaren. Wij baseren ons op een 40-jarige (voltijdse) loopbaan. Nu is de gemiddelde loopbaanduur immers slechts … 33 jaar, wat bij de laagste van Europa is. Op deze manier zal wie vroeger actief wordt op de arbeidsmarkt sneller op pensioen kunnen gaan. Doorgaans zijn dit laaggeschoolden in zware beroepen die een statistisch bewezen lagere levensverwachting hebben. Zo wordt ook meteen de hopeloos verzande discussie rond de lijst van zware beroepen opgelost.

De pensioenen moeten voorts meer herverdelend werken zonder evenwel nivellerend te zijn. Daarom moeten de hoogste pensioenen afgetopt worden.

Uiteraard moeten ook de communautaire verhoudingen – en dus scheeftrekkingen, denk maar aan het overtal aan Franstalige ambtenaren – binnen het voorlopig federale pensioenstelsel tegen het licht gehouden worden.

Men neme dus zonder aarzelen en zonder taboes dat wit blad en een portie politieke moed. Alleen op die manier wordt de betaalbaarheid én de rechtvaardigheid van een toekomstig robuust pensioensysteem gegarandeerd.

Ellen SAMYN is Federaal Volksvertegenwoordiger voor het Vlaams Belang

Commentaren en reacties