In 100 jaar een wereldrijk
De snelle expansie van de islam (deel 1)
Vroegste expansie van het islamitische wereldrijk
foto ©
Op honderd jaar tijd veroverde de islam een wereldrijk dat de grootte van het Romeinse Rijk oversteeg. Hoe was dit mogelijk?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementVerbazend exponentieel
In één eeuw, de eeuw die volgde op de dood in 632 van de profeet Mohammed, de stichter van de islam, veroverden de islamieten van het Arabische schiereiland een gebied dat groter was dan dat van het Romeinse rijk op haar hoogtepunt. In de daaropvolgende eeuwen vergrootte dat gebied nog. Ook het aantal mensen dat tot de islam toetrad via overreding, om economische redenen of door dwang, nam toe. Ook het deel van de wereldbevolking waar Arabisch de moedertaal werd, groeide, zij het in mindere mate.
De snelheid en de kracht van deze veroveringen en de blijvende invloed daarvan, niet zozeer politiek dan wel wat de verspreiding van de islam betreft, zijn verbazingwekkend. Twee van de gedurende eeuwen grootste rijken ooit werden door de islam verslagen: de Perzen in de 7de eeuw en de Oost-Romeinen in de 15de eeuw. Dit contrasteert met de historische evidentie dat snelle veroveringen meestal weinig blijvende invloed hebben. Tien jaar voor de start van de Arabische veroveringen zou geen enkele geschiedkundige of leider dat hebben voorspeld, laat staan vermoed.
Rond 680 schreef de monnik Johannes bar Penkaye een wereldgeschiedenis. Hij leefde tegen de bron van de Tigris in het zuidoosten van het huidige Turkije, toen niet ver van de grens tussen het Byzantijnse rijk en de door de islamietische Arabieren nieuw veroverde gebieden. Hij was hoogst verwonderd over deze veroveringen. Hoe kwam het, zo vroeg hij zich af, dat mannen die op paarden zaten zonder harnas of schild in staat waren geweest de Perzen te overwinnen en hun trots te breken. Zoals het een christelijke middeleeuwer paste kwam hij tot de conclusie dat het de wil van God was. Blijkbaar eenzelfde soort God als die van de veroveraars. Eenzelfde, misschien, maar wel een waar de verschillende monotheïstische godsdiensten een eigen inhoud aan gaven.
Een blinde vlek
Deze reeks bijdragen heeft een drievoudig doel. Een verslag schetsen over die veroveringen vanaf de dood van Mohammed tot 751. Het tot dan toe veroverde gebied bleef quasi ongewijzigd tot ongeveer 1000 toen de verovering van Voor-Indië plaats vond. Dit honderdjarig verhaal is opvallend vanuit meer dan één standpunt. Ten tweede, peilen naar de redenen van dat succes. En tenslotte, de maatschappelijke en culturele achtergrond van dat gebeuren typeren. Het Midden Oosten was ook de bakermat van het christendom, één van de pijlers van de Europese maatschappij. Maar onze kennis daarover is klein in vergelijking met die van de twee andere pijlers, Griekenland en Rome. Nu er vandaag zoveel gesproken wordt over de islam, is enige elementaire kennis over haar begingeschiedenis aangewezen.
De schaarste aan betrouwbare bronnen is wel gekend. Hoe relatief informatie is besef je pas als je veel werken over hetzelfde onderwerp raadpleegt. Regelmatig zou dus in de voorwaardelijke wijze moeten geschreven worden. Uit de geraadpleegde werken weerhouden we Hugh Kennedy’s The Great Arab Conquests (2007), John J. Norwich, Byzantium. The Early Centuries (1988), en Simon Schama, The Story of the Jews. Part I (2013).
Dit eerste deel schetst het prille begin, van 632 tot 640, toen de veroveringen van Palestina, Syrië en Mesopotamië waren afgerond, en tot 650, toen het verder gelegen Egypte en Perzië waren ingepalmd. Het waren de gemakkelijkste en daarom ook de snelste veroveringen.
De verdere gebiedsuitbreidingen waar andere soorten van volkeren leefden, komen in een tweede deel aan bod. Die voltrokken zich moeizamer, van 650 tot 750. Ze behelsden de Maghreb, Spanje, Centraal Azië en de Indus vallei.
De verovering van de Arabische wereld
Deze eerste veroveringen tot 640 vonden plaats in het huidige Jordanië, Palestina, Israël, Libanon, Syrië en Irak, of stukken ervan, gebieden waar vooral Arabieren maar ook Joden woonden.
Ze werden uitgevoerd door de verenigde Arabische stammen uit het huidige Saoedi Arabië en Jemen en uit de woestijngebieden van het huidige Syrië en Irak. Voorheen waren de stammen daar verdeeld en roof- en twistziek. Het Arabische schiereiland was voornamelijk door Arabieren bewoond, maar ook door Joden die er reeds gedurende vele eeuwen leefden.
Schama (6, I) stelt dat pre-islamitisch sprake is van een versmelting van de Arabische en de Joodse identiteit. Zo was het onmogelijk geworden een strikt onderscheid te maken tussen Arabische Joden en voorheen heidense Arabieren die door keuze of onder dwang het jodendom aankleefden. Zo telde het Arabische schiereiland rond 632 een twintigtal Joodse nederzettingen, vooral langs de Rode Zee. In Medina waar Mohammed, na zijn verblijf in Mekka, in 622 zijn geloofsgemeenschap stichtte, maakten de Joden minstens 60% van de bevolking uit. Dat verklaart mede waarom de islam zoveel gebruiken en gewoonten overnam van de Joden. Het joodse geloof vormt de achtergrond van waaruit zowel het christendom als de islam zich ontwikkelden.
Tussen Perzië en Constantinopel
Palestina en Syrië stonden, na vele eeuwen Perzisch bestuur, vanaf de eerste eeuw onder Romeins en later onder Byzantijns bestuur. Door achteruitgang van het Byzantijnse of Oost-Romeinse rijk kwamen Palestina en Syrië in de 6de eeuw, en terug in het begin van de 7de eeuw, onder beleg en bestuur van de Perzische dynastie van de Sassaniden. Het hielp de veroveraars aanzienlijk dat de bewoners lak hadden aan zowel Perzen als Byzantijnen. Deze Oost Romeinen en de Perzen waren voor meer dan 4 eeuwen de meest dominante mogendheden. En gedurende 7 eeuwen hadden Romeinen en Byzantijnen oorlog gevoerd met de Perzen. Dat had beide rijken uitgeput en was waarschijnlijk de belangrijkste Arabische succesfactor.
Naast Joden was de meerderheid er sedert de 6de eeuw christen. Er werd Grieks en Aramees gesproken. Aramees is een Semitische taal verwant aan het Arabisch en het Hebreeuws, met enige Punische en Fenicische invloeden. Aram was het gebied dat de Grieken Syrië noemden, toen groter dan het huidige Syrië. Semitisch komt van Sem, één van de zonen van Noë (Oude Testament, Genesis, 6 tot 10). Gedurende 1000 jaar was Aramees een wereldtaal. In het Achaemenidische Perzië (559-330 v.C.), toen de grootste wereldmacht, was Aramees de officiële taal. Het werd in Palestina gesproken in de tijd van Christus.
Tussen Tigris en Eufraat
Mesopotamië of Tweestromenland zoals het in de Oudheid werd genoemd, omvatte het huidige Irak en delen van aangrenzende landen. In 632 maakte het deel uit van het Sassanidische rijk, een Perzische dynastie. De vallei van de Eufraat en de Tigris maakten van dit land het meest vruchtbare van het Nabije Oosten. De aristocratie was er Perzisch en de meerderheid van de bevolking Arabisch, waarvan een aanzienlijk deel christen, vooral nestorianen. Ook daar waren joodse nederzettingen. Er werd Perzisch en Aramees gesproken.
Het rijk en de invloedssfeer van de Sassaniden omvatte, naast Irak en Iran, ook heel Centraal-Azië tot tegen de meest westelijke provincie Sinkiang van het huidige China, en tot in de Indusvallei in het huidige Pakistan.
Christelijk sektarisme, bondgenoot van veroveraars
Christologische twisten verzwakten aanzienlijk de politieke cohesie binnen het Byzantijnse rijk. Zij verklaren mede het succes van de islamitische veroveraars. De Byzantijnse kerk kende verschillende stromingen: de diofysieten van de Grieks-orthodoxe kerk in Byzantium zelf, naast een aantal ketterse zoals: de monofysieten in Syrië, de koptische monofysieten in Egypte, de nestorianen in Syrië en Irak, en de monotheleten van keizer Heraclius.
Volgens de diofysieten is Christus zowel God als mens, terwijl de monofysieten geloven dat Christus van één ondeelbare natuur is. De nestorianen, naar de patriarch van Constantinopel Nestorius die in 451 stierf, waren een soort diofysieten. Zij erkenden Maria niet als moeder van God. Door vervolging werden zij verdreven uit het Byzantijnse rijk, maar hun aanhang was groot in het huidige Oost-Syrië en Irak. Ook verder naar het oosten toe bleef hun invloed lang groot. Het monotheletisme van keizer Heraclius (610-641) was een poging van synthese tussen de dio- en de monofysitische kerken. Om de monofysieten tegemoet te komen stelde die leer dat er maar één energie is, later vervangen door één wil. Die poging mislukte. Het proberen op te leggen van dit eclectisch compromis door Byzantium aan de christenen in Syrië, Irak en Egypte, vergrootte er nog de misnoegdheid.
Naast deze vier strekkingen in het Byzantijnse rijk was er ook de katholieke roomse kerk met hun geloof in de Drievuldigheid, een complexiteit die soms als latent polytheïsme werd aanzien. Dat gebrek aan eenvoudigheid was misschien minder aantrekkelijk bij het maken van een keuze tussen de drie monotheïstische godsdiensten. Met het wegebben van de Byzantijnse aanwezigheid in het westen na de inname van het Byzantijnse Ravenna door de Lombarden in 751, groeiden de roomse en de Byzantijnse kerk verder uit elkaar, de aanloop naar het schisma van 1054.
Egypte
De uiteindelijke verovering van de Egyptische Nijldelta en van de kern van het Perzische rijk, of het huidige Iran, was een feit in 650. Daar woonden geen Arabieren. Zoals het geval was in Syrië en Palestina, stond ook Egypte, na vele eeuwen van Perzisch beheer, vanaf de eerste eeuw onder Romeins en later hoofdzakelijk onder Byzantijns, afgewisseld met Perzisch, bestuur. Men sprak er Grieks en Koptisch, de lokale spreektaal of het laat-Egyptisch dat gold vanaf de 3de eeuw v.C. De hellenisering na de verovering door Alexander de Grote in de 4de eeuw v.C., maakte dat het geschreven Koptisch zich was gaan bedienen van het Griekse alfabet. In de 4de en 5de eeuw bloeide het christendom er met de koptische monofysieten.
De Kopten lagen overhoop met de diofysieten uit Byzantium en zouden vaak hulp hebben verleend aan de invallers. Zoals ook de Joden in Spanje hulp zouden hebben verleend aan de islamitische invallers uit ongenoegen met de toen heersende Visigoten die hen vervolgden. Daarover zouden geen bronnen bestaan en het blijft dus speculeren. Met de uiteindelijke, tweede val van Alexandrië in 646 die gepaard ging met platbranden en slachtingen, kwam een eind aan een lange Perzische, Griekse en Romeinse en Byzantijnse heerschappij van Egypte, voorheen gedurende duizenden jaren de wieg van één der grootste beschavingen. Alexandrië dat tien eeuwen daarvoor door Alexander de Grote werd gesticht, was ooit de tweede grootste stad na Rome en voor Antiochië. Schama stelt dat de Joden er tot één derde van de bevolking uitmaakten.
Wel bleven de belastingontvangers dezelfde en Grieks nog een tijd de bestuurstaal. Maar gaandeweg verdrong Arabisch het Grieks en Koptisch, behalve in de Koptische kerk. Veel kolonisten kwamen uit Jemen en de Hadramaut. Die waren meer sedentair dan de nomadische noordelijke Arabieren. Nomaden waren betere vechters, sedentairen betere bestuurders.
Perzië
In Perzië sprak men Perzisch en was zoroastrisme de staatsgodsdienst. Er waren, net als in Egypte, Joden gevestigd sedert ettelijke eeuwen (Oude Testament, Genesis 37-47, en het boek Ester). Er werden weinig veldslagen geleverd. Oorlogsmoeheid en een burgeroorlog in 630 maakten het een gemakkelijke prooi. Diplomatie speelde een grote rol. De meeste Perzische steden werden vredig ingepalmd, gewoonlijk na onderhandelingen. En aanvankelijk vaak met behoud van politieke structuren en van de zoroastrische godsdienst, maar mits het betalen van belastingen die hier soms lager waren dan voorheen.
De val in 650 van Istakhr in de Fars was daarop een uitzondering. De verovering van die stad duurde wel 6 jaar. Zoals vaak, hoe langer de belegering, hoe wreder de inname. 40.000 Perzen werden er afgeslacht. Istakhr ligt op enkele kilometers van Persepolis, de vroegere Achaemenidische hoofdstad die Alexander de Grote had verwoest. Istakhr was symbolisch belangrijk: het was de wieg van de Sassanidische dynastie. Die kwam nu aan haar eind.
De overgave van Merv in 650 aan het noordoostelijke uiteinde van het toenmalige Perzië, bezegelde de verovering. Merv, nu Mary, ligt in Turkmenistan. Het aantal Arabieren dat zich aanvankelijk in Perzië vestigde was nog kleiner dan in de dichter bij Medina gelegen veroverde gebieden. Enkel in Merv lag een groot legergarnizoen.
Succesfactoren: eenheid onder God…
Naast de godsdienstige verdeeldheid bij de overwonnenen en de plunderzucht en het vechtavonturisme van de veroveraars, was er de missie van de jihad of heilige oorlog en het daarmee gepaard gaande vooruitzicht van sensuele geneugten in het hiernamaals. Ook het geloof in de fataliteit omtrent het moment van de dood: Allah beslist daarover, of men nu vecht of niet.
Verder was er de krijgskunde, de tucht van de taaie bedoeïenen, de vaak voortreffelijke keuzes van legeraanvoerders, de gehoorzaamheid aan het centrale gezag, en de door Mohammed gerealiseerde eenheid tussen de voorheen verdeelde en twistende Arabische stammen. Veroveringsdrang houdt die eenheid in stand voedt ze. Of, creëer een gemeenschappelijke vijand om de cohesie in stand te houden, een constante in de geschiedenis. Ook al begon dat eenheidsgevoel reeds binnen de 100 jaar na Mohammed’s dood af te takelen.
en al te menselijke elementen
Wat Palestina, Syrië en Egypte betreft, spelen hun verzwakking door de pestepidemieën van de 6de eeuw, de oorlogsmoeheid van de plaatselijke bevolking door de recente gevechten op hun grondgebied tussen Byzantium en Perzië, de uitputting van de heersers over die gebieden door 700 jaar oorlog tussen de Romeinse rijken en de Perzen zeker een rol. En in Perzië de burgeroorlog van 630.
Nog doorslaggevender, maar paradoxaal gegeven de jihad-component van de islam, waren de flexibele opstelling en religieuze tolerantie van de veroveraars ten aanzien van de plaatselijke bevolking. Die verdraagzaamheid bestond initieel niet enkel ten overstaan van de andere godsdiensten van het Boek, de joden en de christenen. Door pragmatisme gedreven werd die tolerante houding tot 750 vaak toegepast ten overstaan van andere godsdiensten als het zoroastrisme in Perzië en het boeddhisme in Perzië en in de Sind, of het huidige Pakistan.
Vaak werden veldslagen en stadsbelegeringen vermeden door akkoorden waarbij de bevolking haar godsdienst en haar politieke instellingen kon behouden mits het niet aangaan van verbintenissen met de vijand van de veroveraars en het betalen van een speciale belasting voor niet-moslims. Dwangconversie was toen niet de gewoonte. Dat zou trouwens de belastingopbrengsten sterk doen dalen. In latere eeuwen verminderde of verdween veel van deze tolerantie. Deze pragmatische houding was een manier om met initieel slechts zeer weinige islamitische Arabieren en betrouwbare tot de islam bekeerde autochtonen, controle uit te oefenen.
Het gissen naar het gewicht van elk van deze verklaringen is altijd speculatief. Wat wel lijkt vast te staan is dat die verklaringen gingen evolueren in functie van enerzijds de getalsterkte van de islamitische Arabieren in de nieuw veroverde gebieden en van de tot de islam toegetreden autochtonen, en van anderzijds de moeilijkheidsgraad van de veroveringen. Deze beide factoren zorgden vaak voor een toename van de intolerantie.
Tags |
---|
Frank Boll doceerde economie in de VSA, Engeland en België en was met zijn onderneming Ecofis financieel consultant voor ondernemingen, financiële instellingen en institutionele beleggers in Europa en het Midden-Oosten.
Tijl De Bie: ‘Het merendeel van de journalisten lijkt ervan uit te gaan dat de zo belangrijke persvrijheid hun ook een onvoorwaardelijk recht op macht verleent.’
Een oproep van paus Urbanus II tot een kruistocht om Jeruzalem te ‘bevrijden’ van de islam blijft niet onbeantwoord. In 1099 veroveren kruisvaarders Jeruzalem en nog 200 jaar wordt er zwaar gevochten.