Jan Peumans: partijgenoot en zielsverwant
Jan Peumans en Geert Bourgeois hebben heel wat gemeenschappelijk, stelt de Vlaamse minister-president.
foto © Reporters
Vorige week nam Jan Peumans afscheid als Vlaams Parlementsvoorzitter. De laudatio werd toen uitgesproken door Geert Bourgeois. Doorbraak publiceert hier zijn speech.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet gebeurt niet vaak dat een parlementair ambtsjubileum samenvalt, of toch min of meer, met een afscheid van het parlement en van de politiek. Zulk een conjunctie mogen wij vandaag meemaken. We huldigen Jan Peumans omdat hij tien jaar voorzitter is van het Vlaams Parlement. Tegelijk wuiven we hem feestelijk uit omdat hij de actieve politiek verlaat. Deze keer, en 32 jaar nadat hij dat in 1987 voor de eerste keer aankondigde, wel degelijk onherroepelijk, zo nemen we aan.
Is het uitzonderlijk dat een parlementair ambtsjubileum samenvalt met een afscheid van het parlement en de politiek, helemaal uitzonderlijk wordt het wanneer de betrokkene bovendien het voorwerp is van een persverse – niet een perverse, maar een persverse – biografie, en dan nog van de hand van zijn eigen zoon Wim: geen auto-, maar een filiobiografie dus, voor zover mij bekend de eerste in het Nederlandse taalgebied.
Uitzonderlijke gebeurtenissen vragen om uitzonderlijke sprekers, zoals historicus en fractieleider Björn Rzoska en historica en pitbull Linda De Win, tevens slimste mens ter wereld. Ik ben heel blij in hun schaduw ook heel bescheiden een woord van hulde – een lofrede, heeft de voorzitter gezegd – te mogen plaatsen, niet alleen als minister-president, maar ook als partijgenoot, als zielsverwant van Jan Peumans.
Toen zijn zoon Wim mij kwam interviewen voor zijn filiobiografie, heb ik Jan een zachte anarchist genoemd. Ik noem je trouwens al jaren zo, nietwaar Jan? En blijkbaar sta ik met die diagnose niet alleen want ik heb kunnen vaststellen dat het de subtitel van jouw biografie is geworden.
Van VU naar N-VA
Hoe veelvuldig en veelvoudig de verschillen tussen Jan en mij ook zijn, toch hebben wij een en ander gemeen. Wij zijn beiden geboren in 1951, Jan op 6 januari, ik op 6 juli. Jan is dus dag op dag een half jaar ouder, wat hij ook op tijd en stond duidelijk maakt aan mij. Normaal gesproken zou hij ook een half jaar wijzer moeten zijn.
Ik heb zopas, toen de voorzitter sprak, uit zijn brommend geluid kunnen afleiden dat hij met een keizersnede ter wereld gekomen is. Dat bevestigt ons in onze overtuiging dat hij ook als een zeer contraire jongen geboren is.
Wij zijn beiden ‘uithoekers’: Jan is van Limburg, ik ben van West-Vlaanderen, de twee perifere provincies, buiten die magische Vlaamse Ruit. Maar het zijn twee provincies met, zo zegt men, een sterk wij-gevoel. We komen beiden uit de jeugdbeweging, toen zowel als nu nog altijd een leer- en oefenschool voor sociale vaardigheden, voor maatschappelijk engagement, voor het opnemen van verantwoordelijkheid, voor de ontwikkeling van leiderschap. We komen beiden uit een Vlaamsgezinde, een Vlaams-nationale familie. In lijn daarmee zijn we op jonge leeftijd toegetreden tot en actief geworden in de Volksunie, een partij die een nieuw geluid bracht in ons politieke bestel, niet alleen met haar federalistische programma maar ook als een emancipatorische, pluralistische, verzuilingdoorbrekende partij, als een groene partij avant la lettre.
Als gemeenteraadslid en schepen hebben wij beiden het politieke metier en het democratische handwerk geleerd. Anders dan Jan, ben ik nooit burgemeester en nooit provincieraadslid geweest. Onze studenten-, beroeps- en politieke loopbaan liepen evenmin helemaal gelijk. Terwijl ik in Gent een weliswaar niet rechtse rechtenstudent was, deed Jan in Leuven ‘pol & soc’, voorzien van wilde haren – laat uw verbeelding spreken, dames en heren –, uitgerust met een uit de kluiten gewassen baard, van het type van de missionarissen van Scheut, en bewandelend het pad dat alle macht aan de arbeiders zou geven. Wie zonder jeugdzonde is, werpe de eerste steen, dames en heren.
Maar gelouterd door wat we nu ‘voortschrijdend inzicht’ noemen en gewapend met het diploma van licentiaat in de sociale wetenschappen, ging Jan na zijn academische opleiding aan de slag in een instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg in Nederlands-Limburg. Na twaalf jaar, in 1988, werd hij adjunct-kabinetschef van Vlaams minister van Openbare Werken Johan Sauwens en vervolgens, in 1991, directeur marketing en strategie bij De Lijn.
Parlementslid is Jan Peumans pas geworden op rijpere leeftijd, al weet ik dat tot op vandaag sommigen twijfels hebben bij zijn graad van maturiteit. Laten we het houden bij ‘een rijpere leeftijd’. Een late roeping mogen we hem nochtans niet noemen want niet de roeping was laat, wel de uitverkiezing.
Al bij de parlementsverkiezingen van 1985 was Jan eerste opvolger op de Kamerlijst van de Volksunie in het kiesarrondissement Tongeren-Maaseik. En bij elke daaropvolgende verkiezing was en bleef Jan eerste opvolger op de Volksunielijst, tot zijn grote frustratie.
Ware de partij niet ten onder gegaan, dan was het niet uitgesloten dat Jan op 26 mei aanstaande voor de tiende opeenvolgende keer de eerste, de eeuwige opvolger op de Volksunielijst zou zijn geweest.
Maar we weten dat het anders is verlopen. De Volksunie heeft, zoals u weet, in 2001 opgehouden te bestaan. De richtingenstrijd binnen de partij was een pijnlijk hoofdstuk in de partijgeschiedenis en ook Jan heeft daaronder geleden. Het is in die bewogen periode dat zijn wegen en mijn wegen elkaar definitief hebben gekruist. Het was opmerkelijk dat Jan bij het ledenreferendum van 2001 de groep Niet Splitsen steunde. Naar eigen zeggen deed hij dat omdat Johan Sauwens de eerste was die hem opbelde.
Het was, zoals u weet, de groep Vlaams-Nationaal die het referendum won en de basis was gelegd voor de huidige sterke N-VA. Jan heeft enige tijd geaarzeld, maar finaal had hij toch een helder moment en sloot hij zich in al zijn wijsheid aan bij de N-VA.
Aarzeling was er bij Jan ook over de kartelvorming in 2004. Meer dan aarzeling zelfs want Jan heeft toen minder fraaie dingen gezegd over enkele partijgenoten en ook over mezelf. Gelukkig is dat sindsdien niet meer voorgevallen, denk ik. Als dat wel het geval is, Jan, dan heb ik dat geheel en al verdrongen.
Uiteindelijk verdween ook die aarzeling en haalde opnieuw de rede het van de emotie. En zo werd Jan Peumans op 13 juni 2004, met de kracht van zijn heel groot aantal voorkeurstemmen, tot lid van het Vlaams Parlement verkozen. Van begin 2007 tot het einde van de zittingsperiode in 2009 was hij voorzitter van de zeskoppige N-VA-fractie.
Tijdens zijn eerste parlementair mandaat legde Jan een uitzonderlijk grote bedrijvigheid aan de dag. Zo groot, dat het zelfs de redactie van De Standaard niet was ontgaan. Ze gaf hem de prijs van hardst werkende parlementslid. Die bekroning was terecht en tegelijk opmerkelijk. Het is immers allesbehalve evident dat een lid van een meerderheidsfractie uitgeroepen wordt tot het actiefste parlementslid. Voor de toenmalige Vlaamse Regering was het bij momenten lichtelijk vervelend een kuitenbijter als Jan Peumans in de parlementaire meerderheidsgelederen te hebben. Met zijn vele en pertinente vragen over het Oosterweeldossier was hij meer lastpost dan steunpilaar. Wij zaten met wat men noemt een ‘probleem-Peumans’.
Het was om dat probleem op te lossen, dat Jan na de verkiezingen van 2009 is voorgedragen als voorzitter van het Vlaams Parlement, of was er, dames en heren, toch een andere reden?
Het is geen geheim dat Jan toen minister wenste te worden. In het leven gaat niet elke wens in vervulling – in de politiek wellicht nog minder dan daarbuiten. Maar die ietwat bittere pil heeft Jan heel snel doorgeslikt. Zoals hij op 13 juli 2009 in zijn toespraak als pas verkozen voorzitter van het Vlaams Parlement zei: “Wie zijn ontgoochelingen snel kan vergeten, weet altijd snel andere en betere perspectieven te vinden.”
Leven in het parlement
Jan Peumans heeft een ander, heeft een beter perspectief gevonden: het perspectief van artikel 17 van het reglement van dit huis.
Artikel 17 gaat over de voorzitter. Het zegt onder meer dat de voorzitter, ik citeer: “de werkzaamheden van het Parlement leidt; het reglement doet naleven; de orde handhaaft bij de beraadslagingen; het woord verleent; de punten formuleert waaromtrent het Parlement een besluit moet nemen, de uitslag van de stemmingen afkondigt en het Parlement naar buiten vertegenwoordigt”.
Ik geef toe: het is een nogal ‘droog’, levenloos artikel, zoals reglementaire, wettelijke teksten wel eens durven te zijn. Het artikel komt maar tot leven door de invulling die het krijgt van de vrouw of de man die het voorzitterschap bekleedt.
Beste Jan, tien jaar lang heb jij op peumansiaanse en dus eigen, zeg maar eigenzinnige wijze, maar niettemin – of juist daarom – uitstekend invulling gegeven aan de bepalingen van artikel 17. Daarover is, over partijen en fracties heen, iedereen het eens.
“Ik ben niet van plan een bloempot te zijn”, heb je gezegd in jouw maidenspeech. En een bloempot ben je niet geweest.
“Ik ben niet van plan een marionet te zijn”, heb je gezegd in jouw maidenspeech. En een marionet van de meerderheid, van de regering ben je niet geweest.
“Ik zal de voorzitter zijn van de 123 Vlaamse volksvertegenwoordigers, zonder een onderscheid tussen de meerderheid en de oppositie te maken”, heb je gezegd in jouw maidenspeech. En tien jaar lang ben je de voorzitter geweest van álle volksvertegenwoordigers, inderdaad zonder onderscheid tussen meerderheid en oppositie.
Aan het begin van de twee zittingsperiodes waarin je voorzitter was, heb je een beleidsplan opgesteld. Het was jouw leidraad in het nooit eindigende streven om de werking van het Vlaams Parlement te verbeteren, zijn impact op de besluitvorming te verhogen, zijn controle op de uitvoerende macht te verscherpen en zijn schakelrol tussen de Vlaamse samenleving en de Vlaamse overheid, het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering te versterken.
Niet alle intenties die je in jouw twee beleidsplannen geformuleerd hebt, zijn gerealiseerd. Niet alle initiatieven die je had willen nemen, zijn tot uitvoering gekomen. Ook een parlementsvoorzitter roeit met de riemen die hij heeft, met de riemen die ‘men’ hem geeft. En soms waren die riemen wellicht niet lang genoeg. Een andere keer roeiden wellicht niet alle roeiers in dezelfde richting. Maar niettemin, beste Jan, heb jij de voorbije tien jaar een onuitwisbare, stevige stempel gedrukt op het Vlaams Parlement. Je hebt, zoals ik al heel veel eerder heb gezegd, dit parlement een ‘smoel’ gegeven.
Ik neem aan dat Björn Rzoska straks jouw voorzitterschap door de bril van de volksvertegenwoordigers zal bekijken. Maar sta mij toe om enkele elementen te belichten vanuit het perspectief van de regering.
Jij hebt komaf gemaakt met het terugroepen van ministers uit het buitenland om actuele vragen te beantwoorden. Ik heb het meegemaakt – het was in 2006 – dat ik als minister van Buitenlands Beleid een werkbezoek aan Roemenië moest onderbreken en halsoverkop naar Brussel moest terugvliegen om als minister van Media een antwoord te geven op een vraag over de openbare omroep. Iets gelijkaardigs is minister-president Kris Peeters, die in Brazilië was, in april 2011 overkomen. En dankzij jou is dit inderdaad niet meer voorgevallen.
Als dit parlement een Europese dimensie wil, een internationale dimensie, dan is het evident dat je ministers die op buitenlandse missies moeten gaan, die taak laat opnemen gedurende de hele missie, behoudens een grote, grote crisis, uiteraard.
Vanaf het begin van jouw ambtsperiode in 2009, heb je groot belang gehecht aan het geregeld overleg met de Vlaamse Regering en je hebt dat overleg ook geïnstitutionaliseerd. Om werkafspraken te maken, om bepaalde aspecten van de verhouding tussen parlement en regering te bespreken en problemen dienaangaande op te lossen, zitten wij om de drie maanden samen: jij als parlementsvoorzitter samen met de griffier, de directeur Decreetgeving en jouw kabinetschef; ik samen met de voorzitter van het College van Ambtenaren-Generaal en mijn kabinetschef.
Aan het eind van de zittingsperiode 2004-2009 is een regeling gevonden en in het reglement opgenomen voor de slepende en heikele kwestie van de inzage door parlementsleden van documenten die de Vlaamse Regering als vertrouwelijk beschouwt. Jij hebt er een belangrijk aandeel in dat de toepassing van de nieuwe regeling vrij rimpelloos is verlopen. Meer dan vijftig keer is om inzage gevraagd, en slechts enkele keren heeft de betrokken minister dat om goede redenen geweigerd. Hoewel niet alle volksvertegenwoordigers zich aan de geheimhoudingsplicht hebben gehouden, mogen we stellen dat de regeling ‘the proof of the pudding’ heeft doorstaan.
Beste Jan, het is jouw niet geringe verdienste dat je het Vlaams Parlement nog meer zichtbaarheid hebt gegeven, nog duidelijker op de kaart hebt gezet, zoals men pleegt te zeggen. Ik kan me niet voorstellen dat er nog één Vlaming is die nooit van het Vlaams Parlement heeft gehoord.
Mag ik hier toch een kleine kanttekening bij maken? De kanttekening dat we er moeten opletten dat het beeld van het Vlaams Parlement bij de brede publieke opinie niet beperkt is tot dat van het vragenuurtje op woensdagmiddag. De korte, pittige debatten waartoe het vragenuurtje aanleiding geeft, mogen er zeker zijn. Ik hou er persoonlijk heel sterk van. Maar als ik iets mis in dit huis, in dit kloppende hart van onze democratie, dan zijn het wel diepgaande discussies over onderwerpen en vraagstukken die het meer actuele overstijgen. Het gebeurt, maar naar mijn aanvoelen mag het meer zijn. Zoals u in uw toespraak bij de opening van het zittingsjaar 2011-2012 al zei: “Meer aandacht voor het langetermijndebat en minder aandacht voor de waan van de dag.”
U weet, dames en heren, dat we een visienota hebben goedgekeurd om naar Nederlands model te starten met een Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid die aan ‘foresight’ moet doen, die decennia vooruit moet kijken, die rapporten produceert daarover, wat naar ik mag hopen een aanleiding kan zijn om daarover in dit huis ook debatten te voeren.
En omdat ik hier ook het grondige – excuseer mij daarvoor – legistieke werk van destijds in de Kamer van Volksvertegenwoordigers mis, herhaal ik – ik heb ‘freedom of speech’ hier – mijn suggestie om een deel van de fractiemedewerkers te vervangen door een legistieke dienst die alle volksvertegenwoordigers technisch bijstaat in het redigeren van voorstellen van decreet en amendementen, in het kritisch beoordelen en amenderen van wat uit de regering komt en waar onder andere de voorzitter soms legistieke opmerkingen bij formuleert.
Beste Jan, zoals je voorgangers heb je heel wat delegaties van andere parlementen en ambassadeurs ontvangen. Maar je hebt de internationale dimensie van de Vlaamse volksvertegenwoordiging verbreed. Je hebt in deze zittingsperiode hoge gezagsdragers uitgenodigd om het Vlaams Parlement toe te spreken. Ik denk aan de minister-presidenten Mark Rutte van Nederland en Xavier Bettel van het Groothertogdom Luxemburg, aan voorzitter Jean-Claude Juncker van de Europese Commissie en aan de commissarissen Marianne Thyssen en Frans Timmermans, aan de eerste voorzitter van het Europees Hof van Justitie en nog veel meer.
Door meer over het binnenlandse muurtje te kijken en door de toegenomen aandacht voor de Europese Unie zitten het Vlaams Parlement en de Vlaamse Regering op dezelfde golflengte. Ons buitenlands beleid is het verlengde van ons binnenlands beleid, en ons binnenlands beleid is meer dan ooit buitenlands beleid. Dat adagium heeft het Vlaams Parlement onder jouw voorzitterschap voorgoed tot het zijne gemaakt.
Dank
Dames en heren, beste Jan, ik kom tot mijn besluit. Een besluit dat niets anders kan zijn dan een oprecht woord van dank.
Bedankt, Jan, voor je gouden Vlaamse hart in je, weliswaar soms ruwe, Limburgse bolster.
Bedankt voor die halve eeuw maatschappelijk en politiek engagement, in je gemeente, in je provincie, in jouw en ons Vlaanderen.
Bedankt voor vijftien jaar parlementair mandaat, waarvan tien jaar sterk en baanbrekend voorzitterschap.
In mijn persoonlijke naam en namens de hele Vlaamse Regering wens ik jou, met je vrouw, met je kinderen, met je familie, heel veel gelukkige verdere jaren.
Ik wens je heel intense jaren toe, veel voldoening, veel succes in wat je nog onderneemt, veel succes ook met je doctorale scriptie.
Het ga je goed.
Minister-president Geer Bourgeois sprak deze tekst uit op het afscheid van Vlaams Parlementsvoorzitter Jan Peumans op woensdag 27 maart.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Geert Bourgeois is minister-president van Vlaanderen.
Karianne Boer: ‘De lockdowns hebben bijgedragen aan bijna 200 maal meer kindermisbruikmateriaal.’
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.