Zal de Bijbelse archeologie het christendom de nek omdraaien? (1)
de gevaren van de Bijbelse archeologie
Bijbelse archeologie
foto © Alem Sánchez
Niet het atheïsme brengt het christendom het meest in gevaar. Het is de Bijbelse archeologie die de godsdienst het meest kan ondermijnen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAangezien ik net voor de vakantie nog even in het buitenland was voor het werk, vroeg ik mijn vrouw om ‘een rekje boeken’ in de vakantiekoffer te gooien. Zoals zo vaak, heeft ze dat erg letterlijk genomen en dus bevond ik me eenmaal aangekomen in de benijdenswaardige situatie een doos te mogen openen niet wetende wat ik daarin allemaal zou aantreffen. De meeste werken bleken recente publicaties. Maar er was er ook een wat dunner boekje uit 2018 dat mijn aandacht trok: Zeven vormen van atheïsme van de Britse filosoof John Gray.
Zeven vormen van atheïsme
Gray onderscheidt zeven vormen van atheïsme. Zelf lijkt hij niet veel op te hebben met de meeste daarvan. Uitzonderingen daarop zijn het ‘atheïsme zonder vooruitgang’ —vertegenwoordigd door de filosoof George Santayana en de schrijver Joseph Conrad— en het ‘atheïsme van de stilte’ van Spinoza, Schopenhauer (mystiek atheïsme) en de Russische schrijver Lev Sjestov. Waar hij geen goed woord voor over heeft —en waar hij mij als bondgenoot aantreft— is het hedendaagse (materialistische) atheïsme van atheïsten zoals Richard Dawkins, Daniel Dennett, Christopher Hitchens en Sam Harris. Hij ziet het als vermaak en hoofdzakelijk een mediaverschijnsel zonder echte inhoud. Daar is wat voor te zeggen. Het christendom afdoen als een achterhaalde wetenschappelijke theorie, het christelijke model vervangen door een wetenschappelijk waardesysteem zonder aan te geven wat dat precies zou moeten betekenen en waar het vandaan komt… Het helpt allemaal niet echt.
Er is uiteindelijk dan ook maar een kleine groep militante atheïsten, ondanks de heisa die ze mediatechnisch regelmatig veroorzaken. Voor Gray is het grootste probleem dat het moderne atheïsme — mede gesteund door het hijgerige liberalisme — de christelijke verlossingsleer heeft vervangen door een gelijkaardig dogma. Dit is het dogma van de menselijke vooruitgang gebaseerd op de rede (de cultus van de rede). In de praktijk maakt dat niet zo heel veel uit. De meeste atheïsten volgen die koers uit intellectuele en/of spirituele luiheid of puur uit infantiele wraak tegen wat er allemaal mis is in de kerk.
De nood aan dogma’s
Zo blijven vele atheïsten dus binnen een soort van christelijk dogma. Je moet iets geloven en de onverdraagzaamheid die ze het christendom verwijten, continueren ze in hun eigen model. Het is dus een surrogaatreligie. Religie-technisch bestond dat ‘moeten geloven’ niet vόόr het christendom zijn intrede deed in de menselijke geschiedenis. De kerk als menselijke instelling heeft religie omgebouwd van (in hoofdzaak) rituelen en levenshoudingen naar een dichtgetimmerd systeem van wat men allemaal moet geloven. Het moderne atheïsme lijkt in datzelfde bedje ziek. Gray ziet alleen maar een historische stroom van mensen, voorkeuren en een grote diversiteit van culturen, maar geen vaart der volkeren op weg naar een betere toekomst. Zo concludeert hij dat er geen bewijs bestaat voor dat vooruitgangsdenken.
Wat mijn aandacht vooral trok, is zijn stelling dat de Bijbelse archeologie (en in bredere zin het historisch-kritisch onderzoek) allicht een grotere bedreiging vormt voor het monotheïsme dan het moderne atheïsme. Hierbij focussen we op het christendom, iets wat Gray ook in zijn boek doet.
Bijbelse archeologie
Het christendom loopt ernstig gevaar. Dat gevaar komt uit de hoek van het ‘historisch onderzoek’. Gray schrijft: ‘[a]ls Jezus niet is gekruisigd, niet uit de dood is opgestaan en als hij iets anders predikte dan zijn latere volgelingen dachten, dan loopt het christendom ernstig gevaar’. Inhoudelijk kom ik hier later even op terug, maar dat het christendom samenhangt met een aantal historische gebeurtenissen, staat buiten twijfel. Die gebeurtenissen komen niet tot ons via directe bronnen, maar eerder indirect via geschriften die decennia later zijn geredigeerd. Nadien zijn die ongetwijfeld herhaaldelijk gemanipuleerd.
Dat staat nog los van het ‘canoniseringsproces’: het proces waar bepaald werd welke teksten heilige status kregen en welke niet. Dat is een proces dat pas eeuwen later gebeurde en voltooid werd. De jonge theologische kennisvorming en wereldlijke gebeurtenissen hadden ongetwijfeld een invloed op dat proces. De opeenvolgende geloofsbelijdenissen dienden vaak eerder om geografische gebieden samen te houden voor keizer of koning. Ze dienden om uniformiteit te kweken, meer dan tot een verdieping van de inzichten.
Bijbelse teksten zijn geen wetenschappelijke documenten en moeten als dusdanig ook niet zo behandeld worden. Wat wel problematisch blijft, is het feit dat we (vooralsnog) geen vaste interpretatiesleutel kunnen ontdekken. Dat is logisch daar de geschriften een tijdsperiode van 1700 jaar omvatten. Het maakt het zinvol interpreteren van de teksten in de 21ste eeuw er niet makkelijker op, ondanks eeuwen van exegese. Exegese heeft niet noodzakelijk als doel interpretatiesleutels te vinden, als die überhaupt al bestaan. Die meerduidigheid is misschien de kracht van sommige van die Bijbelse teksten.
Petrus, Paulus en Augustinus
Wat we wel aanvoelen in de teksten — en met name in het boek Handelingen— is dat Petrus, voornamelijk Paulus en later ook Augustinus er hun eigen stempel op hebben gedrukt. Toegegeven, de echte drang naar uniformisering is meer te situeren in het post-apostolische tijdperk (vanaf 65 na Christus). Die tendens was afhankelijk van meerdere factoren, die elk chronologisch als een toevalligheid gezien kunnen worden. Het is overigens ook in die periode dat de evangeliën en het boek Handelingen ontstonden. Maar de trend was ingezet. Ze hebben er een systeem van gemaakt, een instelling, machtszuchtig, normerend en universalistisch. Van een verhaal voor Joden tot een universele religie die gericht was op het moeten geloven (dogma’s), eerder dan het aanzetten tot het zoeken naar de diepte van het leven. Daarbij baseren ze zich op teksten die makkelijk op tien verschillende manieren uit te leggen zijn.
De wonderverhalen — alhoewel bijzondere daden onderdeel waren van Jezus leven — zijn er vaak bijgeschreven na Jezus’ dood. Dat deed men om het wervingsgehalte van de nieuwe beweging te verhogen. In 380 werden ze natuurlijk geholpen door keizer Theodosius die het christendom tot staatsgodsdienst verhief. Al die keuzes hadden tot gevolg dat wat begon als een nieuwe kijk op leven, wereld en realiteit een dichtgemetseld systeem van dogma’s werd. Het werd alles gericht op het uniformiseren van gedachten en het genereren van wereldlijke macht. Zo dreef men ver af van de centrale dynamiek van Jezus’ boodschap over vertrouwen, een levenshouding, en vooral daden en (heel wat minder) woorden.
Menselijk denkkader
In zo’n door mensenhanden gecreëerd denkkader is het cruciaal dat Jezus de zoon van God was (een denkpiste die niet bestond vlak na zijn overlijden, maar door de kerk er later ingeschoven werd). Zo is Jezus ‘letterlijk’ uit de dood opgestaan (zelfs de Bijbelse teksten laten over dat letterlijke karakter twijfel bestaan). Wie Genesis letterlijk leest, ontdoet het verhaal van een mythische pracht. Ook Augustinus deed later zijn duit in het zakje door allerlei morele waarden (zoals bv. kuisheid) in te voeren die we historisch niet tot Jezus kunnen terugvoeren.
Het is dus niet te verbazen dat ik, hoewel van huis uit katholiek, nooit heb kunnen kiezen tussen het katholicisme (de rituelen), het protestantisme (het woord en de analyse), en het orthodoxe christendom (het mystieke). De kenmerken horen historisch en organisch samen. Elke strekking focust zich op een (elk op zich relevant) aspect.
De kerk miskent haar eigen advies
De kerk houdt zich zelf niet aan haar eigen advies: ‘Onderzoek alles, behoud het goede en vermijd elk kwaad, in welke vorm het zich ook voordoet’ (1 Tess. 5,21). Ze maakt zich schuldig aan datgene waarvoor ze waarschuwt: ‘Zo maakt ge het woord Gods krachteloos ten gunste van uw overlevering die gij doorgeeft’ (Mc, 7,13); ‘zij eren mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren’ (Mt. 15,9); ‘wees op uw hoede, zorgt dat ge u niet laat meeslepen door waardeloze, bedrieglijke theorieën, puur menselijke bedenksels, die de machten van de kosmos verheerlijken maar Christus bestrijden’ (Kol. 2,8).
Geloof en spiritualiteit werken alleen maar als je bereid bent je in de marge van de maatschappij te plaatsen. Wanneer je een bijzondere mate van onthechting ten aanzien van de dingen en je eigen leven vertoont. De kerk deed gedurende eeuwen het omgekeerde. Ze plaatste zich centraal in de wereld, liet zich verleiden tot toch wel erg werelds gedrag, terwijl de wereld volgens de leer net het domein is van ‘Lucifer’.
(In deel 2 zal ik verder ingaan op wat ik beschouw als de echte bedreigingen voor het christendom.)
Categorieën |
---|
Luc Nijs is de bestuursvoorzitter en CEO van investeringsmaatschappij The Talitha Group. Hij doceert o.a. International Capital Markets aan de Universiteit Leiden en is de auteur van een reeks boeken inzake internationale financiën en aanverwante onderwerpen. Hij studeerde op latere leeftijd theologie en probeert al zijn hele leven in alle broosheid christen te zijn, met meer vallen dan opstaan, maar steeds de blik naar voren, zoekende naar de essentie van (het en zijn) bestaan, en beseffende dat de menselijke kennishorizon slechts tijdelijk is.
Karianne Boer: ‘De lockdowns hebben bijgedragen aan bijna 200 maal meer kindermisbruikmateriaal.’
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.