Jan Lampo breekt lans voor Piet van Aken
Het Letterenhuis in Antwerpen.
foto © Letterenhuis
Hoog tijd dat Piet van Aken opnieuw wordt herontdekt. En bedankt voor het stemmen op wie een bio zou verdienen.
Iedereen kent nog wel de prachtige, tijdloze novelle Klinkaart van Piet van Aken. Jan Lampo richt tijdens zijn pensionering als archivaris in het Letterenhuis nu ook de schijnwerpers op het overige werk van de Boomse realist, dat dringend aan een herontdekking toe is. En die misschien ooit een biografie meekrijgt.
Want hoe zit dat trouwens met die stemming voor het schrijven van een bio over Filip De Pillecyn & co waar hier een tijdje terug voor werd opgeroepen?
Sociaal geëngageerd
In het jongste nummer van het literatuurhistorische magazine Zuurvrij van het Antwerpse Letterenhuis (dat dienst doet als Vlaams literair archief) neemt archivaris Jan Lampo afscheid van zijn werkplek door een pleidooi te houden voor de literaire klasse van Piet van Aken (1920-1984). Lampo was een tijdje zoet met het toegankelijk maken van diens archief voor toekomstige literatuuronderzoekers. Lampo was verrast door het niveau van de sterke sociaal geëngageerde verhalen van de steenbakkerszoon, die als een van de weinigen met een arbeidersverleden potten brak in de Vlaamse letteren.
Jarenlang was zijn novelle Klinkaart (1954) bijna verplichte lectuur in het middelbaar onderwijs. Daardoor geraakten zijn latere romans die afrekenden met het socialistische milieu, waarin Van Aken opereerde, ondergesneeuwd. Van Aken die in de socialistische pers voor De Volksgazet recenseerde, had het in de jaren ’60 van vorige eeuw vooral moeilijk met de nieuwlichterij van de jongere generatie rond Paul de Wispelaere, Ivo Michiels en Hugo Claus.
Tegen de schoonschrijvers
Als redactielid van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (NVT), waar De Wispelaere, Michiels & co ook deel van uitmaakten, voerde hij stevige polemieken tegen hun al te schoonschrijverige stijl waarin vrijblijvende taalspelletjes het haalden van het geëngageerd gebrachte verhaal. Je zou hem een criticus avant la lettre kunnen noemen, die toen al waarschuwde voor de postmoderne, wereldvreemde taalacrobatieën waar de modale lezer niet van wakker ligt.
In Agenda van een heidense lezer (1967) zette Van Aken de puntjes op de ‘i’ en nam hij met bravoure de maat van zijn jongere hemelbestormers. Het zat hem vooral hoog dat Michiels en Claus – ooit betrokken bij de culturele collaboratie – vanaf de jaren ’50 plots hun kar keerden en zich als het ware witwasten door zich onder te dompelen in experimentele kunstwerken die vaak mijlenver verwijderd waren van de ‘vuile’, dagelijkse werkelijkheid. In De Wispelaeres roman Een eiland ontdekte hij duidelijke sporen van literair plagiaat. De Wispelaere had daarbij The Alexandria Quartet van Lawrence Durrell geplunderd. Iets wat later door de onlangs overleden Claude Krijgelmans werd bevestigd.
Socialistische bonzen
Lampo junior kreeg van zijn vader Hubert de liefde voor het werk van Van Aken haast met de paplepel ingegoten. Hubert Lampo (1920-2006) lag als redactiesecretaris van het NVT immers ook onder vuur van deze nieuwe literaire generatie. Daardoor werden Lampo senior en Van Aken vanzelf literaire vrienden door dik en dun. Wanneer in de jaren ’70 het literaire klimaat meer en meer werd beheerst door dat zogenaamde ’talige schrijven’, deemsterde de ster van Van Aken én Lampo. Van Aken trok zich ontgoocheld terug in zijn optrekje in het groene Leest, terwijl Lampo halsstarrig en soms ietwat verbitterd aan de weg van zijn magisch-realistische verhalen bleef timmeren.
Van Aken was beroepsmatig, na een kort intermezzo als fabrieksarbeider tijdens de Tweede Wereldoorlog, tot aan zijn dood redactiesecretaris van De werker, het ledenblad van de socialistische vakbond. Toen hij vijf jaar voor zijn overlijden een literaire comeback maakte, werd het reilen en zeilen van de socialistische partij de inzet van die laatste nog altijd beklijvende romans. In De blinde spiegel (1981) schetst hij een ontluisterend portret van de socialistische bonzen, terwijl hij tegelijk een lans breekt voor een authentiek basissocialisme. In De Goddemaers (1983), een sleutelroman over de machtshonger van socialistisch boegbeeld Louis Major, rekent hij expliciet af met de partij. Major die nooit een blad voor de mond nam en wiens woorden echte dictaten waren, stond erom bekend dat hij op zijn Antwerps ‘dan godde maer’ zei, wanneer dwarsliggers ermee dreigden om uit de partij weg te gaan.
Vrouwen aan de top
Van Aken en Lampo senior zijn vandaag slechts namen die voornamelijk bij oudere lezers een belletje doen rinkelen. Goed om lezen hoe beide klassieke auteurs toch nog in de top vijf eindigden toen het Letterenhuis via De Standaard der Letteren (DSL) opriep om te stemmen voor een Vlaamse overleden auteur die een biografie zou verdienen. De top drieis voorbehouden voor drie dames. Johanna Courtmans-Berghmans (1811-1890), een negentiende-eeuwse volksschrijfster, prijkt op nummer één met 494 online stemmen terwijl animatiefilmster Nicole Van Goethem (1941-2000) en journaliste-romanschrijfster Maria Rosseels (1916-2005) met respectievelijk 419 en 248 stemmen het podium vervolledigen. Van hen belooft het Letterenhuis binnenkort een biografische schets die als opstapje kan dienen voor een latere, voldragen biografie.
Hubert Lampo en Piet van Aken zijn vervolgens de eerste schrijvers die op de vierde en vijfde plaats van deze officiële biotop tien eindigen. Lang niet slecht dus voor witte cismannen. En dat geldt ook voor het klavertje vier van Filip de Pillecyn, Anton van Wilderode, Gaston Durnez en Patricia De Martelaere waar enkele weken geleden reclame voor werd gemaakt. Je kon immers ook zelf een auteur naar voor schuiven buiten de tien namen die het Letterenhuis en DSL aanbrachten.
De Pillecyn wint vrije nominaties
In een apart klassement lijst het Letterenhuis de 173 stemmen op van hen die voor een eigen kandidaat kozen. Wat blijkt? Filip de Pillecyn wint met zestig stemmen de hitparade van de ‘vrije’ stemmers. Anton van Wilderode, Gaston Durnez en Patricia De Martelaere zijn de volgende drie kandidaten. De Pillecyn zou met zijn zestig stemmen in de officiële hitparade trouwens op de tiende plaats zijn geëindigd, vlak na Gaston Burssens en Tone Brulin.
Mooi dat het Letterenhuis in zijn commentaar bij deze vrije nominaties nog meegeeft dat in het archief twee strekkende meter archiefstukken van De Pillecyn sluimeren voor wie zich als biograaf van de Vlaamse prins der letteren geroepen voelt. In het geval van Durnez gaat het zelfs om 41 (!) meter archief dat daarenboven nog niet werd geïnventariseerd, zoals Jan Lampo met dat van Piet van Aken heeft gedaan: ‘Bijna vier decennia is hij nu dood, Piet van Aken. De Rupelstreek is onherkenbaar veranderd. Maar zijn werk is er nog. En ook zijn archief.’ Nu nog die biografie.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
De hymnische poëzie van ‘Zonnewater’ bewijst eens te meer de unieke plaats van Mark van Tongele in de Nederlandstalige dichtkunst.