Jozef Deleu leert zijn volk poëzie lezen
Het Liegend Konijn, de vuistdikke lading nieuwe gedichten van Vlaamse en Nederlandse auteurs die Jozef Deleu halfjaarlijks zonder commentaar over onze hoofden uitstort.
foto © Doorbraak
Jozef Deleu is met ‘Het Liegend Konijn’ nog altijd dé gids voor wie wil weten wat onze dichters bezighoudt.
Vroeger met zijn Groot Verzenboek en nu met Het Liegend Konijn. Jozef Deleu blijft nog altijd dé gids voor wie wil weten wat onze dichters bezighoudt.
Poëziebarbaar
Ja, ik beken. Ik ben een poëziebarbaar. Ik lees een bundel gedichten als een ‘normaal’ prozaboek. Van kaft tot kaft dus en in één ruk. De gemiddelde poëziebundel van 48 bladzijden heb ik dan ook in ongeveer een halfuurtje uit. Hier en daar streep ik misschien een oneliner aan.
Nee, dan liever Het Liegend Konijn, de vuistdikke lading nieuwe gedichten van Vlaamse en Nederlandse auteurs die Jozef Deleu halfjaarlijks zonder commentaar over onze hoofden uitstort. Bijna 300 bladzijden lang defileren in deze nieuwe oktobereditie 195 gedichten van een dertigtal poëten over het blad. Natuurlijk zijn er de usual suspects, zoals Anton Korteweg of Ad Zuiderent. Maar er zijn ook volstrekte poëziedebutanten en gelegenheidsdichters, zoals filosofe-romanschrijfster-politica-duivel-doet-al Alicja Gescinska of jeugdauteur Anne Provoost.
Scharniermomenten
De ondertussen 83-jarige Deleu, nog maar pas bekroond met de Arkprijs van het Vrije Woord, heeft er zijn levenstaak van gemaakt om het poëtische vuur in Vlaanderen en Nederland brandende te houden. In het culturele tijdschrift Ons Erfdeel dat hij in 1957 oprichtte, besteedde hij altijd bijzonder veel aandacht aan de dichtkunst. En nu nog presenteert hij in de lage landen, zoals het blad tegenwoordig heet, regelmatig een grand cru van Nederlandstalige kwaliteitsgedichten.
Deleu, zelf een niet onverdienstelijk dichter, maakte furore met het Groot Verzenboek waarin hij thematisch — rond onderwerpen zoals geboorte, jeugd, liefde, vriendschap, het ouderhuis, het grote leven, eenzaamheid, ziekte en dood — de 600 meest spraakmakende Nederlandstalige gedichten groepeerde in een soort van poëtische Bijbel. De meer dan 80.000 verkochte exemplaren van het inmiddels Nieuw Groot Verzenboek bewijzen het belang van een poëtische commentaar bij scharniermomenten in ons leven.
Staalkaart
Toen Deleu 18 jaar geleden de fakkel van Ons Erfdeel doorgaf aan classicus Luc Devoldere — die straks per 1 januari voor Hendrik Tratsaert baan ruimt — stampte hij prompt een eenmanstijdschrift uit de grond. Het Liegend Konijn, tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie, verschijnt sindsdien twee keer per jaar als magazineboek. Daarin brengen doorsnee een 30-tal Nederlandstalige auteurs nieuwe, nooit eerder gepubliceerde gedichten. Geen voetnoten of blitse intro’s bij hun werk. De gedichten moeten voor zichzelf spreken. Er staat alleen een zuinige toevoeging bij naam en geboortejaar van de auteur dat hij ook ‘prozaïst’ is, of voor het eerst poëzie publiceert.
Dankzij deze halfjaarlijkse bloemlezingen krijg je als lezer dus een staalkaart van wat er vandaag reilt en zeilt op de Nederlandstalige Parnassus. Van experimentele tot quasi-klassieke gedichten. Van bekende dichters als Charles Ducal, Ad Zuiderent, Miriam Van Hee of Anton Korteweg tot nieuwe namen als Hans Delpelchin, Hamide Dogan, Merve Önder of Akim A.J. Willems. In elke editie smokkelt Deleu enkele absolute debutanten binnen, zoals Depelchin of Dogan. En ook poëzie van schrijvers die in de regel romans maken, maar nu dus voor de gelegenheid — op vraag van Deleu zelf? — onverwachts met gedichten naar buiten treden.
Zelfopruiming
In deze oktoberbloemlezing verrassen ‘prozaïsten’ Alicja Gescinska en Anne Provoost zo met gedichten van hun hand. Gescinska presenteert vijf gedichten. Het eerste daarvan, ‘Na een lange stilte’, beklijft het meest: ‘Ik ben het dichten verleerd / Vervreemd van de taal die ik ben / Een banneling van mijn gedachten / Ik neem de pen / Om mezelf terug op te eisen / De echo’s van een oerkracht’. In terzines roept ze zichzelf op om opnieuw werk te maken van die ‘oerkracht’. En dat doet ze met prozaïsche eenvoud en helderheid. Ze sluit af met een nogal filosofisch drieluik. Daarin gaat ze op zoek naar houvast in een wereld ‘waarin alles wankelt en wanorde is’.
Ook jeugdauteur Anne Provoost laat zich dus van haar dichterlijke kant zien. Ze zet daarbij opvallend luchtig-spiritueel een boompje op over haar drie kinderen én echtgenoot. Maar ze bekent ook dat het tijd wordt om aan ‘zelfopruiming’ te doen: ‘De stoerheid nastreven / van in stilte gaan / plaatsmaken / aan zelfopruiming doen/ je plek laten vergaan / niet als bergen blijven bestaan / maar uitbarsten / in schreien / met je mond in een hals’.
Swarovski-kristallen
Uiteraard kan de poëtisch angehauchte verbeelding van Gescinska en Provoost niet op tegen de pure klasse van de échte dichters. Peter Ghyssaert bijvoorbeeld met zijn barokke pracht of Anton Korteweg met zijn jongensachtige tongue-in-cheek poëzie. Ghyssaert opent met een poëtische exclamatie bij het werk van ‘Mozart Schubert Beethoven!’ die de lezer, zoals de muziek, al onmiddellijk rillingen bezorgt: ‘Jullie symfonieën, die grote, / donkere walvissen waarop / de dagen als Swarowski-kristallen afketsen (…)’. Korteweg gaat met een knal van start die de baldadige pracht bezingt van de ontblote linkerborst op het schilderij van de Madonna van Jean Fouquet in het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten: ‘Een vrouw is zowel dicht als open in het midden. / Verwarrend en een heel verschil met ons: / een tweede mond, wij slechts een elfde vinger’.
Deze bloemlezing lees je dus niet zomaar in een handomdraai uit. Abdelkader Benali bijvoorbeeld waagt zich met ‘Andalusië in het Vondelpark’ aan verhalende poëzie, zoals dat het geval was in ‘Mei’ van Herman Gorter of ‘Het uur U’ van Martinus Nijhoff. Willem van Zadelhoff excelleert met zijn zevendelige cyclus ‘Hoogland’ en Marc Tritsmans met ‘Dit is de tijd’, een krans van veertien gedichten — een halve bundel eigenlijk. Enfant terrible Peter Holvoet-Hanssen, van wie zopas een nieuwe bundel De wolkendragers verscheen, pakt uit met aparte gelegenheidspoëzie. Maar even goed stoot je op een geïsoleerd gedicht dat in zijn koppige alleenheid om aandacht vraagt, zoals bij ‘De waarheid’ van Bart van der Straeten: ‘wat zal de waarheid ons zingen, sirene / in het licht van het dovende licht’.
Ultieme gids
Vroeger werkten de literaire tijdschriften als poortwachters van de poëzie. Vandaag fungeert Deleu in zijn eentje op eenzame hoogte als ultieme gids voor dit oergenre van de literatuur. Dichters én vrienden van de muze weten waarheen.
Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.
Stefan Hertmans surft in zijn nieuwe roman ‘Dius’ handig mee op de huidige tijdsgeest waarin elk machismo wordt verketterd en het kwetsbare en feminiene het nieuwe normaal zijn.