Portret van de schrijver als oude vrouw: Elizabeth Costello (J.M. Coetzee)
Voorplat van boek Elizabeth Costello (links) en auteur J.M. Coetzee (rechts).
Jürgen Pieters laat nog eens zijn licht schijnen op de confronterende roman Elizabeth Costello van scrupuleus twijfelaar J.M. Coetzee.
Je hebt klassiek en je hebt klassiek. Alleen al daarom moet het hier niet alleen over dode schrijvers gaan. Ook nog actieve exemplaren kunnen de status van klassieker krijgen, bij leven en welzijn dus. Een goed voorbeeld is de alom gevierde John Maxwell (J.M.) Coetzee. Geboren in 1940 in Zuid-Afrika, tot Australiër genaturaliseerd in 2006 en nog altijd niet uitgeschreven. Vorig jaar verscheen de uitstekende novelle The Pole. (Zie eerdere bijdrage over de Nederlandse vertaling.)
Coetzee dankt zijn klassieke status aan een rijk en door de kritiek uitvoerig gelauwerd oeuvre. Als eerste schrijver ooit won hij twee keer de Booker Prize, de belangrijkste literaire bekroning in het Engelse taalgebied. In 1983 gebeurde dat voor Life & Times of Michael K (zijn vierde roman), en in 1999 opnieuw voor Disgrace, zijn wellicht bekendste titel. In 2003 kwam met de Nobelprijs voor de Literatuur de ultieme consecratie.
In tegenstelling tot vele andere literaire reuzen kreeg Coetzee die Nobelprijs niet als bekroning van een voltooid oeuvre. Na 2003 publiceerde hij nog eens acht romans, die allerminst moeten onderdoen voor het vroegere werk. Coetzees oeuvre telt intussen een dertigtal titels, fictie voor het merendeel. En de teller blijft lopen.
Vernis
De motivering van het Nobelprijscomité vat de kern van het werk van de auteur goed samen. Coetzee is een ‘scrupuleus twijfelaar’, schrijft het comité, ‘meedogenloos in zijn kritiek op de kosmetische moraliteit van de westerse beschaving’. Lees: wat we als moraal afficheren, is in wezen een laagje vernis dat de diepere driften van de mens moet verfraaien of zelfs verbergen. Om het wegkrabben van dat vernis is het Coetzee te doen: meedogenloos, maar tegelijk – zij het zeer afstandelijk – met de nodige compassie.
Wat er achter dat vernis zit, is wat de geschiedenis van de mens fundamenteel bepaalt: zijn neiging tot geweld, zijn onvermogen om driften te beheersen, zijn niet aflatende competitiedrang. Maar ook: de overtuiging dat de mens superieur is aan andere levende wezens, planten en dieren in de eerste plaats, maar ook andere mensen die we minder dan onszelf achten.
Prins(es)je van de schepping
Wat de mens uniek maakt – dat beweren we steevast – is ons vermogen om onze dierlijkheid te overstijgen door middel van religie, wetenschap, cultuur en kunst. De grondstroom die de geschiedenis van de moderne roman bepaalt, biedt van die gedachte een fraai staal.
Doorgaans draait de roman om de ervaringen van een centraal personage dat zijn of haar positie bepaalt in een context van beperkende omstandigheden. Dat personage zoekt en tast, maar altijd zelfbewust en veerkrachtig, als prins(es)je van de schepping.
Sceptisch
Coetzees werk staat heel expliciet niet in die traditie. Wel in die van auteurs die de mens als verliezer en als diep tragisch wezen toont, een wezen dat aan twijfel ten onder gaat. Ik denk dan aan schrijvers als Flaubert, Tolstoi, Kafka en Beckett. Over elk van hen schreef Coetzee fraaie essays.
Coetzee is geen boodschapper of activist, hij stelt vragen. Of beter: hij creëert met zijn romans de mogelijkheid voor de lezer om vragen te stellen en nadien te beseffen dat die niet eenduidig beantwoord kunnen worden.
Elizabeth Costello
Nergens wordt dat duidelijker dan in Coetzees roman Elizabeth Costello (2003). Dat is en blijft mijn favoriete Coetzee, al was het maar door het onvergetelijke hoofdpersonage, een op zich vervelende vrouw die toch innemend blijkt.
Het personage blijkt ook de auteur danig bezighouden. Want Elizabeth Costello komt voor en na de naar haar genoemde roman nog voor bij Coetzee. Elizabeth Costello is een Australische schrijfster van 66, die bekend werd met een herschrijving van James Joyces Ulysses en die over de hele wereld gevierd en geprezen wordt. Ze mag lezingen geven, haar werk is het onderwerp van een kwartaaltijdschrift en ze ontvangt prijzen allerhande.
Holocaust
Maar Elizabeth is het publieke bestaan van schrijfster danig beu. Ze heeft het lastig met de verwachtingen die aan het schrijversambt vasthangen. Ze voelt zich te oud om te blijven behagen. Ze wil kunnen zeggen wat ze denkt, niet wat mensen van haar verwachten. En door dat te doen frustreert ze degenen die haar uitnodigen en haar de in hun ogen nodige schrijverseer willen betuigen.
In plaats van te praten over haar eigen werk, praat de schrijfster liever over dierenrechten. Ze schoffeert haar publiek door onze omgang met dieren in de voedselindustrie te vergelijken met de Holocaust. Ze maakt het ook haar volwassen zoon lastig, die zijn oude moeder begeleidt wanneer ze een prijs in ontvangst komt nemen aan de universiteit waar hij zelf les geeft.
Twijfel
Elizabeth Costello lijkt in veel opzichten op de schrijver J.M. Coetzee. Ook hij heeft een hekel aan de publieke aspecten van zijn ambt en net als zijn personage is ook hij een weinig geïnspireerd voorlezer van eigen werk.
Maar op een cruciaal punt zijn er ook verschillen. Terwijl Coetzee de grootste terughoudendheid toont in het formuleren van eigen meningen in het publiek, kent Elizabeth volstrekt geen schroom om eens goed haar gedacht te zeggen. Elizabeths ideeën zijn vaak afwijkend, provocatief soms, maar ze gaan in de roman altijd vergezeld van een tegenstem. Coetzee wil op die manier niet alleen de vaste zekerheid van de lezer doen wankelen, maar ook de diepe overtuigingen van Elizabeth zelf.
Wanneer de schrijfster een lezing bijwoont van haar zus over de waarde van de menswetenschappen, gaat ze twijfelen aan de zin van haar schrijverschap. Die zus heeft een aidskliniek opgericht, waarin ze besmette moeders en hun baby’s helpt verzorgen. Met het schrijven van een roman ga je niemand genezen, zegt haar zus.
Dialogen
Naar de vorm doen de hoofdstukken uit Coetzees roman sterk denken aan de dialogen van Plato. Maar terwijl dat Griekse model gericht is op het gelijk van Socrates en op het bereiken van een onomstootbare waarheid, wordt de dialoog bij Coetzee een instrument van onzekerheid. Vragen worden gesteld, maar echte antwoorden komen er niet.
Het is bij Coetzee uiteindelijk aan de lezer zelf om positie te bepalen. De schrijver weigert daarbij pertinent assistentie te verlenen. Harde en vaak pijnlijke waarheden vinden hun vorm in een sobere taal, geponeerd door een onpersoonlijke verteller die de lezer tevergeefs laat zoeken naar de auteur van dit alles. Het procedé is Coetzee ten voeten uit: hij schrijft zichzelf systematisch weg in de romans die desondanks en uitgerekend daardoor zo duidelijk zijn stempel dragen.
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.