JavaScript is required for this website to work.

Postume post van briefschrijver Eriek Verpale en dichter Koenraad Goudeseune

Frank Hellemans9/2/2022Leestijd 4 minuten

foto ©

Wie schrijft, die blijft. Toch een beetje. Maak kennis met de nagelaten brieven en gedichten van Eriek Verpale en Koenraad Goedeseune.

Wie leest er nog literaire brieven of doorwrochte sonnetten? Eriek Verpale (1952-2015) en Koenraad Goudeseune (1965-2020) excelleerden in beide genres. Beminde vriend biedt een selectie van de prikkelendste brieven van Verpale aan zijn boezemvriend-dichter Luuk Gruwez. Nagelaten gedichtenvan de anderhalf jaar geleden uit het leven gestapte Koenraad Goudeseune demonstreert de klassieke kracht van deze te vroeg gestorven bevlogen woordsmid.

Liefde voor meisjes

Samenstelster Hannah Debyser doorploegde talloze cahiers met brieven en dagboeknotities van Eriek Verpale in het Antwerpse Letterenhuis. In Zuurvrij, het halfjaarlijkse magazine van het Antwerpse Letterenhuis, vertelt ze hoe ze die epistolaire goudmijn uitdunde tot Beminde vriend. Brieven aan Luuk Gruwez 1977-2002 dat medio maart in de prestigieuze Privé Domein-reeks verschijnt.

Gruwez en Verpale waren literaire bloedbroeders en allebei in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw de pioniers van de neoromantische poëzie, waarin ook Herman de Coninck, Jotie ‘t Hooft en Nic van Bruggen thuis hoorden. Maar in tegenstelling tot Gruwez & co zou Verpale slechts korte tijd tot de mainstream van de Vlaamse literatuur behoren. Hij dankt zijn kortstondige literaire faam aan het instant succes van zijn brievenroman-verhalenbundel Alles in het klein waarmee hij in 1992 de NCR-prijs, de toen belangrijkste Vlaamse commerciële literatuurprijs, won. De jury was vooral gecharmeerd door de lichtvoetige maar tegelijk diepzinnige toon waarmee Verpale over de liefde – vooral voor jonge meisjes -, de dood en de eenzaamheid wist te vertellen.

Inkoken van brieven

Dat succes zou Verpale daarna nooit meer evenaren. Het recept ervan was het inkoken van zijn dagelijkse brieven die hij als kattebelletjes aan zijn favoriete meisjes en literaire vrienden verzond. Je zou hem de Luc De Vos van de poëzie kunnen noemen. Daarbij koketteerde Verpale graag met zijn zogezegd jiddische afkomst en zijn verzonnen Pools-aristocratische roots. Samen met Gruwez maakte hij nog Onder vier ogen. Siamees dagboek.

Toen hij in 2015 aan de gevolgen van keel- en lymfeklierkanker op 63-jarige leeftijd overleed, was het stil rond hem geworden. Verpale is sindsdien in het wereldje nog blijven rondzoemen als het misschien wel grootste literaire brieftalent van de Vlaamse letteren. Goed dus dat Debyser zich de moeite heeft getroost om in zijn uitgebreide nalatenschap te gaan spitten.

Gulle onbaatzuchtige vriend

Bij de editie van dit brievenboek Beminde vriendconcentreerde ze zich dus op diens brieven aan zijn ‘gulle & onbaatzuchtige’ vriend Luuk Gruwez. ‘Men zegt wel eens dat uit hun vriendschap een intense briefwisseling voortkwam. Ik zou die stelling omdraaien en beweren dat hun vriendschap juist door hun correspondentie tot stand kwam.’ Klopt dat Verpale meer dan wie ook in zijn dagelijkse briefschrijverij woonde, en de laatste jaren nauwelijks zijn schrijfhonk verliet.

Ook Koenraad Goudeseune was een oorspronkelijk beloftevolle auteur die geleidelijk aan vereenzaamde omdat hij, zeker na een kwade afdronk, iedereen tegen zich in het harnas joeg. Twee jaar geleden zetten hij een streep achter zijn getormenteerd bestaan toen hij te horen kreeg dat hij darmkanker had. De laatste maanden van zijn leven schreef Goudeseune dagelijks aan zijn literaire erfenis waarvan hij hoopte dat die na zijn dood zou worden uitgegeven.

Gedoemd maar groots

En dat is nu gelukkig in stijl gebeurd. Nagelaten gedichtenverschijnt bij Atlas Uitgeverij dat hem in 1998 liet debuteren met Dat zij mij leest en hem tot omstreeks 2010 uitgaf. Toen hij zich brouilleerde met de uitgeverij, geraakte Goudeseune op de dool en was zijn werk slechts mondjesmaat te vinden bij kleinere uitgeefhuizen, zoals uitgeverij Vrijdag. Maar wie Goudeseune op Facebook volgde, merkte dat hij in het aangezicht van een nakende dood zichzelf als dichter aan het heruitvinden was.

De laatste jaren hield hij het uitdrukkelijk bij de neoklassieke dichterlijke vorm van het sonnet. Benno Barnard en Rob Schouten lichten in hun voorwoord ‘Gedoemd maar groots’ zijn dichterlijke stamboom vol canonieke auteurs toe: van Petrarca en Shakespeare tot Leopold, Martinus Nijhoff, J.C. Bloem en natuurlijk Herman de Coninck. De Coninck was het immers die hem als schrijver in zijn Nieuw Wereldtijdschift lanceerde. Toen De Coninck, Goudeseunes mentor en beschermheer, in 1997 plots aan een hartaanval overleed, bleef Goudeseune verweesd achter. Barnard, getrouwe compagnon de route van De Coninck, zou hem daarna de hand boven het hoofd houden tot enfant terrible Goudeseune ook hem zijn vriendschap opzegde.

Uitgewezen dichter

Barnard en Schouten gaan het notoir moeilijke karakter van de mens Goudeseune in hun inleiding niet uit de weg. Zij wijzen erop dat Goudeseune zijn recalcitrante Sitz im Leben allengs tot een balorige maar zeker in deze postume gedichten bijzondere poëtica heeft gestileerd. In Goudeseunes eigen poëtische woorden: ‘Poëzie moet dissident zijn / en de dichter uitgewezen.’

Nagelaten gedichten is een kloeke bundel geworden. De samenstellers hebben onder de hoofding ‘Ik heb voor niks geschreven’ vijftig uit de honderd liefdessonnetten die Goudeseune op het einde van zijn leven schreef weerhouden. Daarna volgen onder de titel ‘Laatste woorden’ zijn eenentwintig finale gedichten die Goudeseune als een bezetene de laatste weken voor zijn overlijden, ook op Facebook dus, pleegde.

Excellent

Bij zijn dood op 10 december 2020 werd zijn ultieme, pakkende gedicht ‘Excellent’ ook op Doorbraak gebracht, bij wijze van in memoriam. Wie het vandaag leest, merkt dat Goudeseune zich in zijn gedichten op zijn Verpales haast epistolair tot de lezer-geadresseerde richt. Hij lijkt wel op een dichterlijke versie van de stoïcijnse Seneca, zoals die zich in zijn filosofisch gestemde brieven tot zijn vriend Lucilius richtte.

Misschien moeten ze ook eens een literaire prijs aan postuum uitgegeven dichters gunnen. Ik heb alleszins een boontje voor deze Goudeseune.

Dit moment vreesde ik van meet af aan: de pen die wordt dichtgeschroefd,
het kladschrift dat wordt dichtgeklapt. Woordenboeken finaal in de kast.
Alles gezegd wat er te zeggen valt, op tijd een punt gezet. Ik nam mij voor:
ik maak er nog een drieluik van, dat geeft me extra tijd. Waarom haast

als slenteren kan? Maar in poëzie is er niks doorzichtiger dan een dichter
met maar één troef: meanderen. Niet het meanderen zelf natuurlijk,
De Schelde meandert nabij Zevergem en dat is mooi, maar dat doet de
rivier niet zelf, zij kan enkel stromen naar de fysica van het land,

het getij, het debiet dat berekend kan. Meanderen in een vers —
indien alleen dát gezocht, is koketteren met een kunde die er eigenlijk
geen is. Is schoonschrijverij en slaapverwekkend. Ja, ook in traagte

moet er vaart. Welnu, ik rep me. Laat mij, bij wijze van spreken, een
kwieke terdoodveroordeelde zijn die eerder dan zijn beul klaar staat
op ’t schavot en hem nog grijnzend vraagt: ‘Waar bleef je, excellentie?’

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties