JavaScript is required for this website to work.

‘Zacht Lawijd’: zonder literair geheugen geen levende literatuur

Frank Hellemans17/2/2021Leestijd 4 minuten
Wie door de laatste beide jaargangen van Zacht Lawijd bladert, komt een schat
aan informatie tegen over Nederlandstalige literatuur. Én ontdekt daarenboven
nog nooit gepubliceerde, pittige teksten van klassieke Nederlandse en Vlaamse
auteurs.

Wie door de laatste beide jaargangen van Zacht Lawijd bladert, komt een schat aan informatie tegen over Nederlandstalige literatuur. Én ontdekt daarenboven nog nooit gepubliceerde, pittige teksten van klassieke Nederlandse en Vlaamse auteurs.

foto © Bas Vinckx

De subsidies schrappen voor het historisch-literaire tijdschrift Zacht Lawijd, lijkt symptomatisch voor de verblinde cancelcultuur van vandaag.

De affaire rond de mogelijke verdwijning van Zacht Lawijd — een literair-historisch tijdschrift dat zijn luttele subsidies van € 11.500 door Literatuur Vlaanderen door de neus ziet geboord — is tekenend voor het geheugenverlies van bepaalde literaire poortwachters in het wereldje. ‘If you want new ideas, read old books’, het lievelingsaforisme van papa en zoon Woestijnvisser Jan Eelen, is blijkbaar niet aan hen besteed.

Habbekrats

Tenzij Zacht Lawijd in beroep toch nog een habbekrats krijgt, verdwijnt het literatuurhistorische kwartaalblad na twintig jaargangen definitief. De tijdschriftcommissie adviseerde immers om het overheidsmanna te schrappen. Het blad zou te academisch zijn en dus niet echt bijdragen aan het diverse en literaire landschap van vandaag. Daar komt in een notendop de kritiek op neer. Tja, hoe kortzichtig kan je zijn?

Wie door de laatste beide jaargangen van Zacht Lawijd bladert, komt een schat aan informatie tegen over Nederlandstalige literatuur. Én ontdekt daarenboven nog nooit gepubliceerde, pittige teksten van klassieke Nederlandse en Vlaamse auteurs.

De Leeuwin van Vlaanderen

Neem nu bijvoorbeeld het forse meer dan 200 pagina’s tellende magazineboek dat Zacht Lawijd in maart 2018 uitbracht. Dit naar aanleiding van de tiende verjaardag van het overlijden van Hugo Claus. Georges Wildemeersch vertelt hoe Claus nog een schat aan ontelbare nooit uitgevoerde boekprojecten op stapel had staan. Bijvoorbeeld De Leeuwin van Vlaanderen, De vrijdag-avondverkrachter en De gangster en zijn eigendom.

Hij citeert ook gul uit de ongepubliceerde dagboeken van Claus. Die verklapt daarin waarom hij de (groot)stad nodig had. En dat hij zijn vlucht naar het idyllische Nukerke destijds betreurt. ‘De ‘rust’ van het platteland is fnuikend en afstompend, want je kunt niet, als je zoals ik geen eigen filosofie, geen eigen wereldbeeld hebt opgebouwd, zonder de prikkel van andere mensen om je heen.’ Met deze ene zin legt Wildemeersch de vinger op de sterkte én zwakte van Claus’ werk. Hij was immers een meesterlijke imitator-pasticheur van andermans werk (zie Paul Claes), maar tegelijk ook een kameleon zonder ‘eigen filosofie of eigen wereldbeeld’.

Daarvoor heb je dus tijdschriften en magazines nodig die met enkele welgekozen pennentrekken — ver weg van de pensée unique van mainstreammedia of het gekrakeel van sociale media — plotse inzichten blootleggen. Daardoor ga je literatuur beter verstaan en nog meer appreciëren.

Op de schouders van reuzen

Zacht Lawijd laat graag biografen aan het woord die op een journalistieke, toegankelijke toon — en dus helemaal niet academisch — nieuw licht werpen op het werk van de Nederlandstalige klassieken. In datzelfde dubbelnummer gaat Kris Humbeeck op zoek naar de inspiratiebron van Claus’ personage Marnix de Puydt uit Claus’ Het verdriet van België. De Puydt is in Claus’ roman de muze van Louis Seynaeve, het alter ego van schrijver Claus. Blijkt dat Claus-Seynaeve als auteur op weg is gezet door het inspirerende voorbeeld van de Vlaamse dandy-auteur Willem Putman. Die was in het Kortrijk van het interbellum — en de oorlogsjaren — dé grote literator-schrijver.

Wie Wilvan Jeroen Olyslaegers heeft gelezen en daar kennis heeft gemaakt met het De Puydt-achtige personage van Nijdig Baardje en de Seynaeve-achtige protagonist dichter-in-wording Wilfried Wils, beseft waar Olyslaegers allicht de mosterd voor zijn knappe collaboratieroman heeft gehaald. Niet alleen bij de gij-verteller van Louis Paul Boons Mijn kleine oorlog, maar ook bij Claus’ Het verdriet van België dus.

Kortom, zonder Boon en Claus geen Olyslaegers. Eigentijdse schrijvers van enige allure staan op de schouders van reuzen uit het verleden. Wie meer te weten komt over het ambacht van de klassiekers, zal ook de huidige schrijvers veel beter kunnen lezen.

Heil Leopold

Als je de laatste jaargang van 2019 doorneemt, kom je in haast elk nummer fascinerende doorkijkjes tegen van vaak biografisch getinte onthullingen. Die helpen je als lezer om kwaliteitsliteratuur te doorgronden. Een jaar geleden maakte ik hier dankzij Zacht Lawijd al gewag van de strapatsen van Ernest Claes en Felix Timmermans in Berlijn. Daar trokken ze op uitnodiging van nazi-cultuurbonzen in 1941 op filmcursus. Timmermans viel er bij zoveel teutoonse ernst soms in slaap. Terwijl Claes verzekerde dat hij elke ‘Heil Hitler’ steevast beantwoordde met ‘Heil Leopold’.

In het voorlopig laatste nummer van december 2020 krijgt Stijn Streuvels bijzondere aandacht voor de dertien kerstverhalen die hij ooit uitbracht. Nooit geweten dat de auteur van het overbekende Het kerstekind zelf geld investeerde in de manier waarop z’n kerstvertellingen werden vormgegeven. Tot en met de dikte van het papier, het lettertype en de illustraties. Ook Cyriel Buysse- en Raymond Brulez-biograaf Joris van Parys pakt er uit met een onbekende, nog nooit eerder geziene tekst van Brulez. Daarin wordt het einde van zijn romance met een kamermeisje in ‘s moeders hotel te Blankenberge uit de doeken gedaan. Wie ooit Brulez’ magistrale memoires Het huis te Borgen — eerste deel uit de vierdelige cyclus Mijn woningen — las, weet nu eindelijk dankzij dit onuitgegeven kortverhaal Voorbeelden trekken hoe de vork aan de steel zat in die kortstondige romance van de tiener Brulez.

Verblinde cancelcultuur

Dat Zacht Lawijd dus in een ivoren academische toren zou leven, klopt helemaal niet. Getuige in datzelfde nummer de bijdrage van Yves T’Sjoen. Die licht de Zuid-Afrikaanse toneelcarrière van Tone Brulin, pionier van het interculturele Nederlandstalige theater, door. In het daaraan voorafgaande nummer werd trouwens ingezoomd op de rijke Congolese erfenis in de Vlaamse letteren. Daarbij komen zowel Ernest Claes als ook Koen Peeters aan bod. Peeters, die met zijn roman De mensengenezer de AKO-ECI Literatuurprijs scoorde, vertelt er op aanstekelijke wijze over zijn ontmoetingen met Belgische jezuïeten in Congo. Die leverden hem de verhaalstof voor deze gelauwerde roman.

Kortom, Zacht Lawijd liquideren, zou een ongelooflijke stommiteit zijn. Afwachten dus wat de beroepsprocedure straks brengt. De huidige beslissing om het blad simpelweg te schrappen van de subsidielijst, lijkt alvast symptomatisch voor de verblinde cancelcultuur van vandaag.

Frank Hellemans doceerde journalistiek aan de Thomas More hogeschool in Mechelen. Hij is literatuurcriticus en auteur van onder andere ‘Mediatisering en literatuur’ en ‘Echte mediaprimeurs. Een communicatiegeschiedenis’. Levenslang supporter van Malinwa én Paul van Ostaijen.

Commentaren en reacties