Céline in Frans-Vlaanderen
Een omstreden schrijver met een geniale pen
foto ©
‘Guerre’ van de omstreden Louis-Ferdinand Céline speelt zich af in de Westhoek, aan het front bij Ieper, en in het Frans-Vlaamse Hazebroek.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn Frankrijk was het de literaire ontdekking van het jaar 2021. Er doken meer dan 6.000 handgeschreven pagina’s van de controversiële auteur en enfant terrible Louis Ferdinand Céline op, deels, tot dan ongepubliceerde manuscripten. Guerre, het eerste boek uit die kubieke meter hoge berg paperassen en nota’s, verscheen in mei jl. De verkoop loopt als een trein, goed voor 150.000 verkochte exemplaren. Opvallend toch voor een verbrande en uitgesproken antisemitische en collaborerende auteur. Een goudmijn voor uitgever Gallimard die onlangs een tweede titel, Londres uitgaf. En er zullen nog publicaties volgen. Guerre is een, deels, autobiografische roman die zich in de Westhoek, aan het front, in de buurt van Ieper afspeelt, vervolgens in een noodziekenhuis in Frans-Vlaanderen.
Gestolen door de weerstand
De manuscripten van Céline gingen verloren in 1944. Hij moest toen in allerijl vluchten voor de repressie. Céline en echtgenote verdwenen richting Duitsland, vervolgens naar Denemarken. ‘Ik liet mijn manuscripten boven op een kast staan’, vertelde hij later. Naar alle waarschijnlijkheid werden ze door de weerstanders die zijn appartement plunderden, gevonden en meegenomen. Weerstanders die zich gedroegen als ordinaire dieven in de euforie van de overwinning. Een van hen zou zelfs in het appartement van Céline gaan wonen. Tachtig jaar later, en veertig jaar na zijn dood, doken deze verloren gewaande manuscripten terug op. Afstammelingen van de betrokken weerstander wachtten tot de dood van de echtgenote van Céline om ze vrij te geven.
De echte oorlogsfeiten
Achter de roman Guerre schuilt het levensverhaal van de auteur bij de aanvang van wereldoorlog I. In 1912 engageerde de achttienjarige Louis-Ferdinand Destombes, de echte naam van Céline, zich in het Franse leger. Hij promoveerde tot brigadier, vervolgens tot wachtmeester. In het begin van wereldoorlog I werd hij bevorderd tot onderofficier. In de eerste weken van de oorlog geraakte hij met zijn eenheid betrokken bij de zware gevechten rond Ieper. Tijdens een gevaarlijke missie in de buurt van Poelkapelle werd hij door kogels en door de slag van een sabel zwaar gewond aan de rechterarm.
Céline kreeg het Franse militaire ereteken en het oorlogskruis met zilveren ster. Niet dat hij hiermee opschepte want het was zijn ding niet. Het hoorde bij de tragikomedie. Hij werd verschillende keren geopereerd, herstelde, maar zou zijn arm nooit meer volledig kunnen gebruiken. De oorlog was voor hem voorbij. Hij werd voor 75 % invalide verklaard en nam vervolgens dienst bij het Franse Consulaat in Londen.
De fictie
Dit zijn de ware oorlogsfeiten die de achtergrond van Guerre vormen. Het boekje van 130 pagina’s, werd wellicht in 1932 geschreven, toen al in de unieke, gesproken taal die van Céline een vernieuwer van de Franse literatuur maakt. Je moet van hem geen apologie van de oorlog verwachten, geen heldendom en ook geen heldendaden. Volgens Céline kon er niets goeds komen uit zoveel menselijke gruwel en lafheid. Hij noemde de oorlog een vuiligheid, een slachting. Jaren later schreef hij nog:
‘Voor een arme drol in deze wereld bestaan er twee manieren om te creperen: of in de totale onverschilligheid van uw medemensen in vredestijd, of, eens de oorlog gekomen, in de moordende passie van dezelfde dwazen.’
Hazebroek
Eerst werd Céline achter het front, naar Duinkerke, gevoerd. Door de ernst van zijn blessures werd hij vervolgens naar het Frans-Vlaamse stadje Hazebroek overgebracht. In het boek heet de stad Peurdu-sur la-Lys. Merkwaardig want Hazebroek ligt helemaal niet aan de Leie. Het noodhospitaal nummer 6 waar hij verbleef, heette ook niet ‘Le virginal secours’ zoals in de fantasie van de auteur, maar College Saint Jacques. Deze befaamde school bestaat nog steeds. Tijdens de eerste wereldoorlog deed ze dienst als noodpost van het Rode Kruis.
Oorlogszuchtig
Opvallend: ik lees in de geschiedenis van de school dat deze plaats reeds in 1912 door het Franse leger als noodhospitaal was voorzien. Want Frankrijk voorzag al jaren minutieus haar revanche voor de verloren oorlog van 1870-1871, tegen Duitsland. Men zou kost wat kost Elzas-Lotharingen terug bij Frankrijk krijgen, al moest heel Europa hiervoor bloeden. In het College Saint-Jacques, net als in alle Franse scholen van toen, werden de leerlingen voorbereid op de oorlog tegen de Duitse erfvijand. Ze leerden de eerste oefeningen en in de pas lopen op de speelplaats van de school. De lessen geschiedenis dienden om het één en ondeelbare vaderland op te hemelen.
De slaapzaal waar Céline lag bestaat vandaag nog, goed herkenbaar op de vergeelde postkaarten van toen en de foto’s van nu. Het doet tegenwoordig dienst als bibliotheek en archief van het college. Celine noemde de ruimte waar hij met 25 andere patiënten lag, ‘Saint Gonzef’, soldatentaal voor een zaal genoemd naar een of ander heiligenbeeld.
Céline zou een maand in Hazebroek verblijven. Eens terug op de been verkende hij de stad. In zijn boek vertelt hij over een mastodont van een stadhuis in empirestijl, compleet ongepast op de markt van een Vlaamse stad als Hazebroek. Het onding verving het oud stadhuis in elegante Vlaamse renaissance stijl dat in het midden van de markt stond, maar in 1801 door een brand werd verwoest. Céline beschrijft de maandagse markt, de rijke Vlaamse burgerhuizen en de cafés die soldaten regelmatig bezochtten. Veel is sinds die tijd rond de grote markt van Hazebroek niet veranderd. Hazebroek, beslist een bezoek waard, ook om in de sfeer van het boek te komen.
Verpleegsters
Céline werd er even verliefd op een verpleegster. In het boek heet ze juffrouw Lespinasse, in het echte leven Alice David, een deftige dame van veertig jaar, dochter van de directeur van de lokale krant l’Indicateur des Flandres. Weekblad dat nog steeds bestaat. En hier schakelt Céline in zijn roman over naar wilde, seksuele soldatenfantasieën met verpleegsters die de patiënten goed verzorgen, en zelfs meer dan dat.
Grof en geniaal
Zelf erken ik in Céline een groot schrijver. Al ben ik geen fan van zijn grove taal en het onverteerbaar, rabiaat antisemitisme van zijn latere boeken. Ik erken wel de geniale pennentrek om de kleinheid van het menselijk bestaan te beschrijven. De romans van Céline beklijven door hun aanklacht tegen de zelfgenoegzaamheid, de arrogantie en de straffeloosheid van de machthebbers, of ze nu democraten, dictators of generaals zijn. Onlangs is het vervolg op Guerre verschenen, nu wel een kanjer van meer dan 500 pagina’s, met als titel Londres, de stad waar Céline terechtkwam na zijn gedwongen verblijf in Hazebroek.
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Wido Bourel (1955) is Frans-Vlaming, publicist en promotor van de Nederlandse taal en cultuur in zijn geboortestreek. Al heel jong zette hij zich in voor de verdediging van de Vlaamse identiteit in Frans-Vlaanderen. Hij publiceerde verschillende werken over Frans-Vlaanderen, de relatie Benelux-Frankrijk, taal, cultuur en geschiedenis van de Lage Landen en de Europese volkeren.
Moord op een Corsicaanse nationalist in een zwaarbewaakte Franse gevangenis: de moordenaar verklaart door de Franse veiligheid te zijn benaderd.
‘Het bloed dat vloeit kleeft aan de handen van Hamas’, zegt de Israëlische ambassadeur in België. Maar hoe moet het verder? Een gesprek.