Communisme: droom, realiteit, nachtmerrie
Praag en de herinnering aan het communisme (2)
Ingang van het Museum of Communism in Praag.
foto © Luc Rasson
In zijn driedelige ‘zwarte toeristische’ reeks over het communisme in Praag bezoekt Luc Rasson vandaag het bedenkelijke Museum van het Communisme, uitgebaat door een Amerikaanse zakenman.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn mijn eerste bijdrage had ik het over de Prague Communist Tourdie de toerist langs (te weinig) geheugenplaatsen brengt in Praag. Vlakbij het plein van de Republiek vind je het discrete Museum of Communism. Hier geen schreeuwerige affiches. Zelfs mijn oudere taxichauffeur die toch vertrouwd moet zijn met de toeristische plekken kent het niet. Een entree kost 290 kronen of bijna 12 euro. Ik ga de grote trap op na de ticketbalie. Bovenaan hangt een reusachtige rode ster die de bezoeker lijkt te verpletteren. Rechts het beeld van een staande Karl Marx en vlak voor mij de drie woorden, in het Engels en (kleiner) in het Tsjechisch: Dream Reality Nightmare– geen slechte samenvatting van het communistische experiment. Het museum vertelt meer dan de geschiedenis van het communistisch regime, hoewel het daar de nadruk op legt. Het verhaal begint met de uitroeping van de Tsjecho-Slowaakse republiek in 1918. Vanaf het begin ben ik aangenaam verrast door de luchtige voorstelling en door de kwaliteit van de informatie. Ik krijg de indruk dat een ernstige ploeg historici erin geslaagd is de geschiedenis samen te vatten zonder politieke passie. Ik merk dat ook donkere bladzijden worden vermeld, zoals de uitdrijving van bijna drie miljoen Duitstaligen na de bevrijding. De tentoonstelling is georganiseerd volgens een dubbele as, thematisch en chronologisch. De bezoeker krijgt een totaalbeeld van het regime, vanaf de machtsovername in 1948 tot de fluwelen revolutie, via het ‘socialisme met een menselijk gelaat’. Ondertussen zijn heel wat thema’s de revue gepasseerd, zoals de ziekenzorg, de politiek van ruimtelijke ordening, de economie, de politie en het leger, de geheime dienst, de architectuur, de opvoeding, de propaganda, de strafkampen, de dissidentie, enz.
Een Tsjechische Pinochet?
De commentaren zijn historisch gefundeerd en de toon is op het eerste gezicht kritisch maar gematigd. Het regime dat in februari 1948 aan de macht kwam was een meedogenloze dictatuur waar andere politieke partijen dan de communistische buiten de wet werden gesteld, die privébezit verbood, die de vrijheid van meningsuiting beknotte, waar andersdenkenden in kampen of in de uraniummijnen van Jachymov terechtkwamen, waar reizen naar het buitenland verboden was, enzovoortMaar soms lees je tussen de lijnen opmerkingen waar een vorm van politieke passie uit spreekt. Zo kan het museum niet om het feit dat bij de verkiezingen van 1948 de communisten de indrukwekkende score van 38% behaalden, maar dat wordt meteen geduid als het gevolg van ‘een systematische campagne van agitatie en intimidatie’. Over het feit dat de levensverwachting in 1989 een paar jaar lager lag dan in westerse landen, lees ik de volgende dubieuze vergelijking: ‘Just as today cigarette packs warn us that smoking causes serious damage to your health, back then spending time in a communist country could also seriously damage your health’. Soms zijn er uitglijders in de woordkeuze: ik lees over ‘the sick absurdity of Communist healthcare’ en, wanneer de collectivisering ter sprake komt, ‘the depravity of the Communist regime’. Wat je ook mag denken over het communisme, een dergelijk taalregister verwacht je niet in een museum dat beweert op een ernstige manier de geschiedenis van het regime te vertellen. Soms is de kritiek slechts het spiegelbeeld van iets wat wij in het westen ook kenden tijdens de Koude Oorlog. Zo is er verontwaardiging over het feit dat de communistische media negatief over het westen berichtten – maar was het dan anders bij ons wanneer het ging over het Oostblok? In een nagebootst klasje wordt Russische les gegeven. De begeleidende uitleg hekelt het feit dat er geen Engels werd onderwezen in de middelbare school. Maar leerden wij dan Russisch op school?
Maar het museum laat pas echt het masker vallen wanneer ik in de winkel het boekje koop dat als catalogus dient. Het doet de geschiedenis van het regime op een meer gedetailleerde wijze uit de doeken. In de Engelstalige versie is het getiteld Legacy en de auteurs zijn Tomas Carba, Alexander Korab en David Borek. Hier blijkt dat ideologie het haalt op ernstige geschiedschrijving. Over de beginperiode van het Tsjechisch communisme lees ik niet dat krijgsgevangenen in Rusland communist werden maar dat ze ‘succumbed to Bolshevik agitation’ (p.14). Over de gevolgen van de economische crisis van 1929 lees ik niet dat armoede en honger de massa’s in de armen van de communisten duwden maar wel het volgende: ‘The state was unable to prevent poverty and hunger, which the communists profusely turned to their advantage by apt propaganda’ (p. 15). Met andere woorden, wanneer de communisten inspeelden op een reëel sociaal probleem was dat enkel uit cynisch eigenbelang. De auteurs geven toe dat de communistische partij een grote aanhang had na de bevrijding en spreken over de ‘tragische paradox’ dat ze aan de macht kwam ‘met de hulp van de natie zelf’. Maar hun besluit is ernstige geschiedschrijving onwaardig: ‘Many a Czech regrets today that general Pinochet was not Czech’ (p. 24). Dat dit boekje gedreven wordt een politieke passie die de tentoonstelling zelf enigszins weet te onderdrukken blijkt ook uit de volgende zinsnede over de eerste communistische leider van het land: ‘Klement Gottwald and his rather fat wife’ (p. 28).
Een Amerikaan in Praag
Het voorwoord van Legacyis geschreven door een Amerikaan, Glenn Spicker, medestichter van het Museum of Communism. Na de val van de Berlijnse muur kwam hij in Praag terecht waar hij, zoals hij vertelt in een interview op de website prague.tv, ‘tons of opportunity’ zag. Hij is eigenaar, onder meer, van een jazzclub, van een Mexicaans restaurant en oprichter van de ketens Bohemia Bagel en Burrito Loco. Zijn belangstelling voor het communistische verleden van het land bracht hem ertoe voorwerpen te verzamelen. Die kwamenterecht in een museum dat in 2017 verhuisde naar zijn huidige locatie. Hij richt zich vooral tot de toeristen maar de visie van het communisme die wordt voorgesteld zou de Tsjechische moeten zijn: ‘It’s going to be for tourists, but it should be the Czech view’, zegt hij in het interview. Het is maar de vraag of dat het geval is. Om te beginnen is het ironisch vast te stellen dat het enige museum in Praag dat poogt een globale geschiedenis van het regime in Tsjecho-Slowakije te vertellen opgericht is door een Amerikaanse businessman. Ten tweede is het verhaal dat wordt verteld sterk geïnspireerd door een liberale, kapitalistische visie. Het regime was natuurlijk een dictatuur maar de vraag die ik stelde bij de Prague Communism Tour geldt ook hier: is de periode van de socialistische republiek te herleiden tot een zwart/wit verhaal? Was het enkel een kwestie van cynische machthebbers tegenover onschuldige burgers? Op die vraag blijven het museum en de catalogus het antwoord schuldig. Daardoor is het Museum of Communism niet meer dan de illustratie van de oude waarheid dat de geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars.
Lees hier ook bijdrage 1 van deze reeks. Morgen verschijnt het tweede deel.
Personen |
---|
Luc Rasson is gefascineerd door de manier waarop het verleden het heden blijft bepalen. In zijn laatste boek, 'Het lijk van de dictator', illustreert hij dat aan de hand van de lotgevallen van het stoffelijk overschot van respectievelijk Franco, Mussolini en Pétain.
De instorting van het Derde Rijk ging gepaard met een golf van zelfmoorden, niet alleen uitgevoerd door hooggeplaatste nazi’s.
‘Moslimhater valt kerstmarkt aan’: het leek voor vele media een haast verfrissend discours. Maar heel wat vragen blijven onbeantwoord.