Wat de Culturele Revolutie ons leren kan: de totalitaire logica van activistisch tweedelingsdenken
Deel 1 van 3 over Mao's Culturele Revolutie en het links-identitair activisme
Mao Tse Toung schouwt de revolutionaire troepen en Rode Gardes tijdens de Culturele Revolutie (3 november 1967, Peking)
foto © REPORTERS / Rue des Archives
Links-identitair activisme is niet hetzelfde als de Culturele Revolutie, al zijn er parallellen: ze hanteren dezelfde totalitaire logica
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn dit drieluik bespreek ik de actuele relevantie van Mao’s Culturele Revolutie. Mijn interesse in dit onderwerp heeft alles te maken met mijn tweejarige verblijf op de Peking Universiteit, waar ik van 2015 tot 2017 werkte als onderzoeker sociologie. De Peking Universiteit was China’s meest vooraanstaande onderwijs- en onderzoeksinstelling toen de anti-intellectuele Culturele Revolutie het in 1966 platwalste in naam van sociale gelijktrekking, samen met alle andere Chinese universiteiten en scholen.
Voor mij is de Culturele Revolutie een moreel ijkpunt. Als iemand spreekt van nie wieder, dan moet ik altijd eerst aan de Culturele Revolutie denken. Zoiets nooit meer. Daarom word ik ook zo paranoïde van iedere gelijkenis met hedendaagse activistische bewegingen – vooral als ze gedreven worden door idealistische jongeren met van die schattige, rode gardisten-gezichtjes. In dit drieluik neem ik u mee in mijn paranoia.
Ik vergelijk de Culturele Revolutie en haar totalitaire logica enerzijds met de jaren zestig revolutie in het westen en de hedendaagse links-identitaire ideologie anderzijds. De tekst is eerder gepubliceerd als een hoofdstuk in de bundel Cultuurmarxisme: Er waart een spook door het Westen (2018), geredigeerd door Perry Pierik, professor Paul Cliteur en Jesper Jansen en uitgegeven door Aspekt. In dit eerste deel analyseer ik de totalitaire logica van de Culturele Revolutie en stel ik dat deze doorwerkt in het hedendaagse activisme, wat ik in de twee latere delen verder zal onderbouwen.
De totalitaire logica van de Culturele Revolutie
De Grote Proletarische Culturele Revolutie (1966-1976) is één van de meest totalitaire gebeurtenissen in de menselijke geschiedenis. Maoïstisch China was nog totalitairder in zijn politisering dan de Sovjet-Unie en het nationaalsocialistische Duitsland.
Totalitarisme is typologisch te onderscheiden van ‘gewoon’ autoritarisme, een veel gebruikelijker regime-type. Terwijl een autoritair regime pragmatisch is, alleen concrete politieke bedreigingen aanpakt en daarvoor weinig middelen nodig heeft, gebruikt een totalitair regime al zijn middelen om een utopische visie te realiseren. Actuele voorbeelden van totalitaire regimes zijn het kortstondige kalifaat van IS en het zich voortslepende Noord-Korea.
Een totalitair regime poogt om het gezag en de ideologie van een bepaald machtscentrum uit te breiden tot alle levensdomeinen en ziet alle weerstand als politiek vijandig. Het ziet alle weerstand als politiek vijandig, omdat het alles politiek duidt, overal politiek ziet, vanuit zijn wezensaard politiseert. Voor het pure totalitarisme is niets politiek onschuldig of apolitiek; al gaat het om uitgehongerde boeren die eten achterhouden, moeders die hun kinderen beschermen, ouderen die vasthouden aan oude rituelen, de natuurlijke verschillen tussen mannen en vrouwen of preferentieverschillen tussen culturele groepen. Alles dat de Grote Utopie dient, is politiek goed; alles dat haar in de weg staat – feiten, de menselijke natuur, wijsheid, tradities, religieuze en intellectuele diversiteit – is een te vernietigen politieke vijand.
Tijdens de Culturele Revolutie zag men overal vijanden van het ware socialisme die moesten worden uitgeschakeld, zodat de politiek ongekend ver oprukte in de cultuur, het publieke leven en het onderwijs. Ondanks de collectivisering van de landbouw, de economische herverdeling en de communistische planeconomie, zouden er in de levensstijl, mentaliteit en het ‘culturele archief’ van de Chinezen nog te veel verborgen burgerlijke en traditionele elementen rondwaren. Dát zou de reden zijn dat het nog steeds niet zo lekker ging als men had gehoopt, voorspeld en beloofd. Zelfs de top van de Partij zou zijn overgenomen door burgerlijk-kapitalistische krachten.
Mao riep de jeugd op om gecorrumpeerde (lees: gematigde) docenten, intellectuelen en partijbonzen aan te pakken middels intimidatie. ‘Bombardeer het hoofdkwartier!’ schreef hij, daarmee doelende op de partijtop en in bredere zin alle gezagsdragers. Opgehitst door Mao en zijn vertrouwelingen intimideerden nieuw opgezette Rode Gardes van scholieren en studenten hun leraren, bespioneerden ze hun ouders, sloopten ze historische en religieuze gebouwen en terroriseerden ze uit de gratie gevallen partijbonzen en apolitieke experts. Concurrerende groepen arbeiders voerden semimilitaire veldslagen met elkaar, waarbij iedere groep in naam van Mao tegen vermeende revisionisten ten strijde trok. De cultuur, de publieke ruimte en het onderwijs moesten worden schoongeveegd, gezuiverd van de oude, hiërarchische invloeden en tradities, om plaats te maken voor een echt eerlijke, egalitaire cultuur.
Ver weg?
Voor de gewone Nederlander en Vlaming lijkt dat alles ver weg en lang geleden, maar dat zie ik anders. In de moderniteit is totalitarisme altijd dichtbij. Sinds het blauwe bloed de Franse schavotten rood kleurde en er in Moskou en Peking rode vlaggen werden gehesen, wordt de wereld geterroriseerd door een revolutionaire geest die telkens nieuwe vormen van Robespierre’s Terreur over de mensheid uitstort. Vanuit haar even grenzeloze als goddeloze idealisme, kan de moderne mens moeilijk weerstand bieden tegen die revolutionaire geest en haar totalitaire verleidingen.
Ondertussen bieden de organisatiekracht van de natiestaat en de moderne technologie ongekende middelen tot censuur, propaganda en controle. We beschikken nu over technische en organisatorische middelen waar Achnaton, de meest totalitaire Egyptische farao (1351-1333 v.Chr.), niet eens van kon dromen. En hij droomde van veel. In zijn vijfde jaar als farao verklaarde hij zich de vertegenwoordiger van de singulaire Zonnegod op aarde en verbood hij de eeuwenoude traditie van polytheïsme. Plots was de leiderschapscultus de enige officiële religie. Deze ideologische Gleichschaltung verkleinde de autonome autoriteit van de verschillende priesterlijke culten, die door het land heen vanuit tempels het lokale bestuur op zich namen. Achnaton ontketende een revolutie. Alle oude tempels liet hij sluiten of aan de nieuwe staatsleer aanpassen, en er kwam een nieuw gebouwde hoofdstad, de heilige stad Achetaton, geheel gewijd aan de Zonnegod en zijn profeet, de farao. Het Achetaton-regime, dat slechts twaalf jaar standhield, was, naar mijn weten, het meest totalitaire moment voor het intreden van de moderne wereld en haar revoluties.
De technische voorwaarden voor totalitaire programma’s zijn in principe overal ter wereld voorhanden – zeker in ontwikkelde westerse landen. Natuurlijk is er genoeg in de Nederlandse en Belgische maatschappij en cultuur dat weerstand biedt tegen totalitaire tendensen, namelijk haar vrijheidslievende geest, de rechtsstaat en de taaie ‘professionele’ autonomie van maatschappelijke velden, zoals de zakenwereld, de wetenschap, de geestelijkheid, de journalistiek en de rechtspraak. Er is dus geen reden voor paniek of doemdenkerij.
Toch is waakzaamheid geboden, omdat het links-identitaire discours over ‘wittenprivilege’, ‘mannenprivilege’ en ‘cis-gendered’-heid, dat onlangs uit de VS is geïmporteerd, heimelijk een totalitaire politieke logica volgt. Ik zal laten zien dat het gestructureerd wordt door hetzelfde totalitaire tweedelingsdenken dat de Culturele Revolutie aandreef, namelijk het denken in de tweedeling onderdrukkers-onderdrukten. Iedere ongelijkheid van uitkomst tussen groepen die slecht uitvalt voor een door de activisten erkende ‘slachtoffergroep’ – het proletariaat, niet-blanken, vrouwen of niet-hetero’s – wordt toegeschreven aan de historische ‘onderdrukkersklasse’, respectievelijk de bourgeoisie, blanken, mannen en heteroseksuelen of, in het newspeak, ‘cis-gendered’.
Alternatieve en aanvullende verklaringen die verwijzen naar ofwel meritocratische prestatieverschillen tussen individuen, danwel naar culturele of andersoortige preferentieverschillen tussen groepen, worden resoluut van de hand gewezen, omdat de illusie van een simpele monocausaliteit zich het beste leent voor politieke instrumentalisering. Daaruit voortvloeiend bezigen activisten een lastercampagne tegen de geschiedenis, die ze reduceren tot een eendimensionaal verhaal van onvereffende schuld. Filosoof Ger Groot schrijft in Trouw: “Het opgeruimde radicalisme van schoon-schip herinnert aan de korte metten waarmee het communistische Rusland of China nog niet zo lang geleden alles wat niet ‘proletarisch’ was in het vuilnisvat van de geschiedenis wierp.” De vergelijking komt niet uit de lucht vallen. Vanwege het voortleven van haar ideologische logica in gemuteerde vormen, is het marxisme-leninisme-maoïsme niet oud en ver weg, maar in zekere zin onderdeel van ons hier en nu. Met name de Culturele Revolutie is een onafgesloten geschiedenis, één waar we nog van kunnen en móéten leren.
Aanleiding
Dit verhaal wilde ik eigenlijk al langer vertellen, maar de directe aanleiding is de recente Nederlandse cultuurmarxisme-discussie, die ik met een mengeling van geamuseerde verbazing en bezorgdheid gaande sla vanuit de Chinese Volksrepubliek. In reactie op de kritiek van Sid Lukkassen en Paul Cliteur op de cultuurmarxistische traditie, schrijven allerlei Nederlandse journalisten dat ‘cultuurmarxisme’ niet bestaat, nooit heeft bestaan en alleen naar een gevaarlijke (extreem)rechtse complottheorie kan verwijzen. Ik voelde me meteen geroepen tot een kleine interventie.
Natuurlijk is ‘cultuurmarxisme’ slechts een woordje, één waar ik geen overmatig grote betekenis aan hecht, maar het ontkenningskamp is wel héél stellig en overhaast in het ontwijken van de historisch-inhoudelijke discussie. Omdat ik me wél interesseer voor de inhoudelijke kwestie, kom ik tegen deze trivialisering in verzet door het ‘foute’ woord demonstratief te claimen en het bijbehorende risico op misverstanden op de koop toe te nemen. Er waren hier in China in de jaren ’60 een miljard mensen op de been in de strijd tegen ‘elitaire kapitalistische cultuur’ als onderdeel van Mao’s Culturele Revolutie. Waarom zou ik dat niet ‘cultuurmarxistisch’ mogen noemen? Ik schreef een opiniestuk over cultuurmarxisme in de NRC van vijf september, 2017. Mijn verwijzing naar de Culturele Revolutie leek het Nederlandse ontkenningskamp te overvallen, maar het is een te belangrijke, ingrijpende historische gebeurtenis om over het hoofd te worden gezien.
Ik gebruik het begrip ‘cultuurmarxisme’ als een omschrijving van een bepaald soort links activisme. Het is naar mijn mening geen aanduiding voor links activisme in het algemeen en al helemaal niet voor gematigd sociaaldemocratisch beleid, dat juist niet in marxistische of neomarxistische tegenstellingen denkt, maar op een praktische wijze bijdraagt aan het welzijn van zwakkere groepen. Ik definieer cultuurmarxisme als een activistisch denken dat zich richt op de socioculturele ongelijkheid tussen identiteitscollectieven en waarin de volgende drie neomarxistische ideeën en concepten noodzakelijkerwijs samenkomen:
- De aanname dat culturele ongelijkheden tussen groepen betreffende scholing, intellectuele invloed en prominentie in prestigieuze beroepsgroepen hoofdzakelijk het gevolg zijn van historische en actuele onderdrukking.
- de binaire indeling waarin binnen iedere categorie van culturele ongelijkheid (etnisch, gender, seksueel) mensen ofwel ‘onderdrukt’ danwel ‘onderdrukker’ zijn.
- het activistische streven naar een gelijkgetrokken of zelfs geproletariseerde cultuur waarin de ‘onderdrukten’ zich hebben bevrijd van de ‘onderdrukkers’.
Exemplarisch
Ik stel dat de Chinese Culturele Revolutie de meest uitgesproken, extreme en exemplarische uiting van cultuurmarxisme is, hoewel ze nog niet zo breed was aangelegd als het hedendaagse intersectionele activisme, dat zich ook op etnische en seksuele minderheden richt. De Culturele Revolutie streefde de culturele emancipatie van de beroepsgroepen boeren, arbeiders en soldaten na en was daarin heel extreem. Maar de emancipatie van vrouwen was een ondergeschoven kindje, terwijl de emancipatie van etnische minderheden en seksuele minderheden niet op de agenda stonden. Het hedendaagse linkse-identitaire activisme is breder in zijn toepassingen, wat iets sympathieks heeft. Toch blijft het steken in hetzelfde misleidende denkschema, zoals ik zal aantonen.
Ik beweer overigens niet dat er een directe lijn loopt van de Chinese Culturele Revolutie richting het hedendaagse linkse activisme in het Westen. Waarschijnlijker is een complexere historische samenhang waarin de Chinese Culturele Revolutie, vanuit de westerse tijdslijn bezien, een beetje een zijtak vormt. Ze had slechts een relatief beperkte directe invloed op het westerse activisme van de jaren ’60 (er waren wat maoïstische groepjes), maar toch biedt ze een dieper inzicht in dat westerse activisme. De grotere politieke en intellectuele relevantie van de Chinese Culturele Revolutie is namelijk dat ze vanwege haar extremisme op een bijna ideaaltypische wijze de cultuurmarxistische logica blootlegt. Dat wil zeggen: ze toont in een geconcentreerde vorm wat zich in minder extremistische gebeurtenissen in meer vermengde vormen manifesteert.
Volgende delen
Het volgende, tweede deel beschrijft de parallel tussen de Culturele Revolutie en de culturele omwenteling in de jaren ’60 in het Westen. Het derde en laatste deel identificeert het dwangmatig toepassen van de simplistische tweedeling onderdrukkers-onderdrukten als de belangrijkste continuïteit tussen het marxisme-leninisme-maoïsme en het hedendaagse links-identitaire activisme. De binair gestructureerde activistische discoursen die in de VS en Nederland floreren, zijn impliciet gemodelleerd naar de marxistische tegenstelling bourgeoisie-proletariaat.
Het voornaamste probleem van dit neomarxistische tweedelingsdenken, dit cultuurmarxisme, is dat het helemaal niet goed is in het bevechten van oneerlijke ongelijkheid in de maatschappij. Het doet alsof het de oneerlijke buitensluitingen van zwakkere groepen door de machtigen bevecht, maar omdat ze geen enkel begrip heeft van de complexe werkelijkheid van socioculturele stratificeringsdynamieken, kan het zijn vermeende doel niet bereiken. Er zijn allerlei vormen van stratificatie, van ongelijkheid, in de maatschappij; er zijn verschillen in opleidingsniveau, inkomen, prestige en invloed tussen zowel individuen als groepen. Een deel van die verschillen ontstaat doordat individuen ongelijk getalenteerd en deugdzaam zijn; een ander deel ontstaat door preferentieverschillen en verschillen in waarden en doelstellingen tussen individuen en groepen. Tenslotte zijn er oneerlijke buitensluitingen op basis van bijvoorbeeld sekse, ras of een minachting jegens mensen uit de provincie. Om zulke oneerlijke buitensluitingen te bevechten, moet je ze kunnen onderscheiden van de eerste twee dynamieken. Dat kunnen binaire neomarxistische perspectieven niet. Zulke denkschema’s zitten te veel vast in hun eigen manipulaties, staan met hun simplistische binaire denken te ver van de realiteit af om zelfs ook maar een beginnetje te kunnen maken. Net als het oude marxisme-leninisme, dat niets begreep van meritocratie en diversiteit, maar wel iedereen ongeveer even arm kon maken, walst het cultuurmarxisme als een bulldozer over een landschap vol complexe plooiingen en texturen.
Maar in het volgende deel analyseer ik eerst Mao’s Culturele Revolutie en de parallel met de gelijktijdige cultuuromwenteling in het Westen.
Dit drieluik verscheen eerder in het boek Cultuurmarxisme van Paul Cliteur e.a., uitgegeven door Uitgeverij Aspekt en hier gepubliceerd met toestemming. Deel 2 en 3 volgen respectievelijk donderdag 9 augustus 2018 en zaterdag 11 augustus 2018.
Tags |
---|
Eric C. Hendriks (1985) is een Nederlandse socioloog verbonden aan de universiteit van Bonn en daarvoor in Peking, China. Hij werkt aan een boek over de politieke verschillen tussen de westerse democratieën en China.
Hoe past men in China censuur toe? In dit tweede deel gaat Eric C. Hendriks dieper in op het bevoogdende karakter van de Chinese staat
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.