Een nieuwe 1989 is niet in zicht, deel 2
Acht redenen waarom het Chinese censuurapparaat nóg effectiever is dan u al dacht (vandaag: numbers 6, 7 en 8)
In China wordt nog elk jaar Confucius’ verjaardag gevierd. Om het succes van censuur in China te begrijpen, moet je verder kijken dan enkel technologie
foto © Reporters / Photoshot
Hoe past men in China censuur toe? In dit tweede deel gaat Eric C. Hendriks dieper in op het bevoogdende karakter van de Chinese staat
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementGisteren verscheen het eerste deel van dit essay.
De CCP heeft weliswaar geen totale controle over alle (informele) informatiestromen, maar ze heeft genoeg middelen om het vasteland te vrijwaren van ieder georganiseerd tegengeluid. Waarom is de Chinese censuur eigenlijk zo effectief? Wat maakt dat ze zo ‘goed’ werkt?
Westerse media belichten bij het onderwerp censuur-in-China steevast de nieuwste technologieën: algoritmen, gezichtsherkenningssoftware, een gepland nationaal sociaal kredietsysteem. Klinkt allemaal erg eng, maar toch is de westerse mediaaandacht voor al deze technische snufjes disproportioneel. De dragende kracht in het Chinese censuurapparaat zijn nog steeds de oude, over decennia opgebouwde elementen. Deze structurele, meer ‘maatschappelijke’, elementen krijgen weinig aandacht in westerse rapportages, en ze zijn van buitenaf gemakkelijk over het hoofd zien. Veel aspecten van het CCP-censuursysteem ben ik trouwens ook pas ‘op waarde’ gaan schatten nadat ik enige jaren in China had gewoond.
Ik bespreek in deze serie acht onderschatte aspecten van het Chinese censuurapparaat waar u onze kranten niet over hoort, maar die stiekem verdomd venijnig zijn. Gisteren kwamen numbers één tot en met vijf langs. Vandaag: zes, zeven en acht.
6: Haarvaten
Buitenlanders onderschatten doorgaans hoezeer de partij doordringt tot in de haarvaten van de Chinese maatschappij. Deze maatschappelijke doordringing maakt dat de Chinese partijstaat veel meer controlerend vermogen heeft dan de meeste andere niet-democratische regeringen. De CCP hoeft nooit met gewapende mannen een campus of redactie binnen te vallen, zoals despootjes in ontwikkelingslanden, want ze is er altijd al. Iedere school, faculteit en redactie, ieder middelgroot of groot bedrijf, eigenlijk iedere organisatie van betekenis in China, heeft een partijcel die over de politieke lijn waakt. Deze cellen fungeren als het aanspreekpunt van de partij als er hommeles is. Ze zijn verantwoordelijk voor het pacificeren van ieder opkomend potentieel verzet.
In de tijd dat ik op de Peking Universiteit werkte, ben ik ook eens een beetje gepacificeerd, al was het niet op een bijster gewichtig dossier. Ik zat op WeChat in het Engels te klagen dat partijpipo’s (’the boys of the CCP’) mijn favoriete gemakswinkel in mijn appartementencomplex hadden gesloten. De eigenaren hadden onverwachts te horen gekregen dat hun winkeltje onmiddellijk dicht moest. Ze zouden zelfs hebben moeten rennen om hun waren op tijd uit de ruimte te halen. In China gebeuren dit soort dingen vaker. Omdat de officiële bureaucratie een verschrikking is, openen veel winkeliers en caféhouders hun zaakjes op basis van informele afspraken met (en betalingen aan) individuele partijbonzen. Deze afspraken kunnen op ieder moment vervallen, bijvoorbeeld omdat er binnen de partij met personeel geschoven wordt. Welnu, ik schreef dus wat slechte dingetjes over de CCP op mijn tijdlijn. Tsjak — een geruststellend bericht van de onderzoekscoördinator van de sociologie faculteit: om de hoek van mijn gebouw zou een nieuwe luxe gemakswinkel worden geopend.
Leuk, maar hoe wist de onderzoekscoördinator van de faculteit, die heel ergens anders woonde, eigenlijk zoveel over winkeltjes in mijn woonomgeving? Ze was een partijfunctionaris. Nadat ze op mijn tijdlijn gezien had dat ik boos was, moet ze zich door andere partijlui hebben laten informeren over de situatie, waardoor ze mij uiteindelijk gerust kon stellen. Ik was verrast door haar kleine interventie, ondanks dat ik eigenlijk al wist dat ze een politieke functie had. Eerder had ik gezien dat haar kantoor vol partijboekjes lag. Een onderdeel van haar werk was om onderzoekers zoals ik tevreden en op de rails te houden. Ze zou het eerste station van de paciferingstrein zijn, als ik ‘lastig’ zou gaan doen. Maar gelukkig ben ik helemaal niet zo lastig. Nee gut, ik ben gewoon naar die nieuwe winkel gesjokt voor mijn fruityoghurtjes en kant-en-klaar-kimbap.
7: Soft power
Dit brengt me bij de zachte, moederlijke kant van de macht. Westerlingen hebben een te harde, orwelliaanse voorstelling van de CCP en onderschatten haar bevoogdende insteek. In China krijgen rebelse individuen vaak een paar tweede kansen.
Zo vertelde een Pekingse kunstenares me dat ze jaren eerder in de problemen was gekomen met een sarcastische video over Chinese uitwisselingsstudenten. Ze werd door een tal agenten getrakteerd op een serie half-vrijwillige etentjes. De heren overstelpten haar met complimenten: ze had zóveel potentieel. Daarom was het zo jammer dat ze toch nét de foute onderwerpen koos. Ze boden haar een deal aan: wis de eerdere video en maak van ons geld een nieuwe, positieve video over Chinese studenten. Ze heeft het geld toen aangenomen, maar ze heeft geen nieuwe video gemaakt. In plaats daarvan is ze met de poen gaan backpacken in Latijns-Amerika. Toen ze twee jaar later berooid terugvloog naar China zag ze de bui al hangen. Maar nee, ze werd niet opgepakt op de luchthaven. Haar zaak bleek niemand meer te interesseren.
Een bijsluiter: Om coulant gepacificeerd te worden, moet je wel hoogopgeleid zijn, in een grote stad wonen en liefst tot de Han-meerderheid behoren. Voor Oeigoeren, Tibetanen en stakkers op het platteland heeft de CCP geen geduld. Onder het terreurregime in Xinjiang hoef je als moslim maar scheef te kijken en je zit in een kamp. De CCP kan ook oneindig wreed zijn.
8: Bevoogdingscultuur
Maar tenslotte, de échte inconvenient truth: ondanks alle genoemde manipulaties en wreedheden, is de CCP niet de grote boze onderdrukker van 1,4 miljard onschuldige slachtoffers. Dat beeld miskent immers haar aarding in de Han-Chinese cultuur. Het is maar al te verleidelijk om deze culturele dimensie weg te denken, omdat we als westerse critici dan kunnen zeggen dat we tégen de partij, maar vóór de Chinezen en de Chinese cultuur zijn — wat sympathiek klinkt.
Ook oud-Trump adviseur Steve Bannon, die vurig pleit voor een escalatie van de handelsoorlog tegen China, probeert zich er op deze manier makkelijk vanaf te maken. In een tv-interview beweerde hij onlangs: ‘De CCP heeft de absolute totale controle over China. Dit gaat niet over het Chinese volk. De Chinezen zijn de meest eerzame, hardwerkende mensen in de wereld. Ze zijn door een totalitaire dictatuur tot slaaf gemaakt.’
In werkelijkheid bouwt de partij ten dele op een oudere politieke cultuur en is er een complexe wisselwerking tussen het politieke systeem en culturele waarden. Veel Chinezen willen zelf graag volledig geïnformeerd worden, maar vinden de censuur wel goed voor de meeste van hun landgenoten, omdat die simpele zieltjes zich anders maar zorgen zouden gaan maken over dingen. Je hoort vaak aanvullingen in de trant van: Je belast kinderen toch ook niet met zorgwekkende informatie.
Confucius: leiders als ‘ouders’
Dit sluit aan op de traditionele confuciaanse voorstelling van leiders als de ‘ouders’ van het volk. De confuciaanse idee was dat de familie en de staat gelijksoortig zijn; dat de staat een soort familie in het groot is (Aristoteles verwerpt de familie-staat analogie trouwens expliciet op de eerste pagina van zijn Politika). Naar het confuciaanse ideaal waren onderdanen verplicht om zich ‘kinderlijk gehoorzaam’ op te stellen tegenover de eigen ouders en voorvaderen en, overkoepelend, tegenover de confuciaanse beambten en de keizer. De keizer moest iedereen het goede voorbeeld geven door zijn voorvaderen te eren op een voorbeeldig kinderlijk-gehoorzame wijze.
Daarom zegt Confucius in het Boek van de kinderlijke gehoorzaamheid: ‘De wijze koningen uit het verleden regeerden hun koninkrijken met kinderlijke gehoorzaamheid.’ Kinderlijke gehoorzaamheid werd, kortom, gezien als het fundament van een harmonieuze samenleving.
Deze traditionele voorstelling van harmonie en gezag werkt nog door. Oudere Chinezen beschrijven zorgzame, goede partijbeambten soms lovend als ‘ouderlijke beambten’, fumuguan — een compliment uit de confuciaans-keizerlijke tijd. En veel jonge Chinezen, vooral jonge vrouwen, cultiveren een ‘schattig’, kinds habitus.
Schattige dotjes of leermachines
Dat ouder-kind-relaties traditioneel zo belangrijk zijn voor de politieke verbeelding maakt dat het ook politiek relevant is hoe men over kinderen denkt, want de ene ouder-kind-relatie is de andere niet. Chinese ouders zijn doorgaands beschermender en minder mededeelzaam richting hun kind dan Nederlandse of Vlaamse ouders. In China zijn kleine kinderen schattige dotjes. Als ze iets ouder zijn, moeten ze leermachines worden. Kinderen worden niet snel bij serieuze gesprekken betrokken.
In arme delen van het Chinese platteland, waar veel kinderen opgevoed worden door grootouders (de ouders werken illegaal in de grote stad), heb je zelfs het probleem dat er überhaupt niet met baby’s en peuters gepraat wordt; dit vanuit de gedachte dat het toch geen zin heeft om met ze te praten, omdat ze immers nog niet kúnnen praten. Rampzalig, want de wetenschap leert ons dat veel taalcontact cruciaal is voor de cognitieve ontwikkeling van baby’s en peuters. Onderwijssocioloog Scott Rozelle van de Universiteit van Stanford, die IQ-testen afneemt op het Chinese platteland, toont dat veel Chinese schoolkinderen door taalarmoede in de eerste levensjaren blijvende cognitieve achterstanden oplopen. Let op: dit is specifiek een onderklasse-probleem in de verarmde binnenlanden.
Paternalisme
In China’s rijke steden staat de paternalistische cultuur de formatie van een kritische burgerij in de weg. Nu staat niets in steen gebeiteld hoor. Het paternalistische imperatief ‘Bescherm de kindse Ander tegen zorgwekkende informatie’ zou binnen één of twee generaties zijn invloed kunnen verliezen, want cultuur is altijd in beweging. Illustratief zijn de rappe culturele veranderingen in het meer geliberaliseerde Hong Kong en Taiwan, alsmede de afgesneden liberaliseringsbeweging op het vasteland in de jaren tachtig. Maar dat de toekomst culturele verandering kan brengen, betekent niet dat het heden niet is wat het is.
Achter het huidige Chinese censuursysteem staan de machtigste politieke organisatie op aarde, alle genoemde structurele voordelen en technische snufjes én een bredere bevoogdingscultuur. Nee, een nieuwe 1989 is niet in zicht.
Personen |
---|
Eric C. Hendriks (1985) is een Nederlandse socioloog verbonden aan de universiteit van Bonn en daarvoor in Peking, China. Hij werkt aan een boek over de politieke verschillen tussen de westerse democratieën en China.
In China is censuur overal. Westerse media hebben de neiging te focussen op technologie, maar de propaganda is effectief om andere redenen
‘Het bloed dat vloeit kleeft aan de handen van Hamas’, zegt de Israëlische ambassadeur in België. Maar hoe moet het verder? Een gesprek.