Noord-Korea en de totalitaire verleiding
Een reisverslag
Een metrostation in Noord-Korea.
foto © Reporters
‘Noord-Korea is in de ban van de Totale Mens’. Eric C. Hendriks bezocht het land van van de ‘Kimmies’.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘Maar; en zie hier nu de heerlijke Vrijheidsgedachte! in die volstrekte Souvereiniteit van den onzondigen Messias ligt tegelijk de rechtstreeksche ontkenning en betwisting van alle absolute Souvereiniteit op aarde in een zondigen mensch; en dat wel door de deeling van het leven in eigen kringen, elk met eigen Souvereiniteit voor zich.’
— Abraham Kuyper, 1880
Begin april rende ik samen met een Zweedse vriend de marathon van Pyongyang, die jaarlijks georganiseerd wordt ter ere van de verjaardag van Kim Il-sung (1912-1994), de ‘Grote Leider’ en stichter van de Noord-Koreaanse Kim-dynastie. Zijn zoon, Kim Jong-il, regeerde het land tot zijn dood in 2011. Kleinzoon Kim Jong-un is de huidige leider. Onze groepsreis vertrok vanuit Peking, waar ik op dat moment woonde. Voor mij als socioloog was de reis een mooie gelegenheid om een blik te werpen op ‘s werelds meest totalitaire maatschappij. Het hardlopen nam ik, tja, op de koop toe.
De marathon
De marathon dreef ons dwars door het centrum van Pyongyang. De stad zag er fleurig uit, met haar paarse bloesems en pastelkleurige gebouwen. Langs de brede boulevards werden we aangemoedigd door nieuwsgierige Pyongyangers. Er waren Noord-Koreaanse en buitenlandse renners, onder wie professionele atleten en amateurs. Je kon tussen verschillende afstanden kiezen. Ik koos de tien kilometer versie van de marathon en vind het óngelofelijk flauw dat sommige mensen beweren dat dat geen echte marathon is.
Omdat het koud was, droeg ik een dikke wollen sjaal. Het viel me bij de start in het Kim Il-sung-stadium op dat ik de enige besjaalde renner was. Ondertussen rende mijn Zweedse vriend de hele marathon met een cowboyhoed die hij in het zuiden van de Verenigde Staten had gekocht. Dat was omdat hij zijn kapsel wilde verbergen. Zijn laatste knipbeurt had rampzalig uitgepakt. Ergo: we zagen er vreemd uit en we waren niet erg aerodynamisch.
Toch wist ik een zéér scherpe tijd neer te zetten: tien kilometer in één uur, vijfendertig minuten en negen seconden! Een kruissnelheid van boven de zes kilometer per uur. Met de vierentachtigste plek was ik de snelste van alle langzame renners. Ja, de twee Britse pubtijgers van in de vijftig, die ik in het hotel had uitgedaagd omdat ik dacht dat ik ze als begindertiger wel aankon, bleven me helaas voor. Maar ik liet een bejaarde Chinese renner ver achter me. Je had hem moeten zien waggelen; ‘t zag er niet uit! En vlak voor de finish sprintte ik nog een bebierbuikte Roemeen voorbij. Hij deed net alsof het hem niet uitmaakte wie van ons eerder finishte. Ha, daar trap ik niet in!
Tijdens het wachten op mijn Zweedse vriend, die de hele afstand rende, bezoop ik me met drie Noord-Koreaanse senioren in een tentje naast het stadium. Ik schoof aan waar plaats was en werd opgenomen in het drankfestijn toen bleek dat ik wat Koreaanse woordjes kende. De zelfverzekerde uitstraling van mijn tafelgenoten deden mij doen vermoeden dat ze partijkader waren. We troffen op een gegeven moment zelfs een diplomatieke conclusie: ‘Nederland (is een) vriend’ (ne–deol–lan–deuchin–gu). Maar de stemming sloeg om toen een Noor uit mijn groepsreis-gezelschap, die in de tafel naast ons was komen zitten, foto’s van ons begon te maken. Suf. De gidsen hadden ons nog zo gewaarschuwd: maak niet ongevraagd foto’s van mensen. Bovendien lijkt mij dat kaderleden zich sowieso niet graag in beschonken toestand laten fotografen door en met buitenlanders. Eén van de Koreanen werd boos en dwong de Noor de foto’s te wissen. Vervolgens richtte zijn wantrouwen zich ook op mij. Hij vroeg of ik ook foto’s had. Ik antwoordde ‘niet hebben’ (eop–seo–yo). Die woordjes, wellicht in combinatie met mijn warrige, Boris Johnson-achtige haar, bleken dermate ontwapenend, dat we al snel weer aan het drinken sloegen.
Het menselijke en het totalitaire
Het reisbureau waar we mee reisden, bestaat al sinds begin jaren negentig. Medeoprichter Nick Bonner bracht in 2001 de bekende Brits-Amerikaanse journalist Christopher Hitchens (1949-2011) het land in. Hitchens schreef na afloop het vernietigende essay Visit to a small planet in Vanity Fair. Toen ik Bonner enkele maanden geleden in een Pekings café naar Hitchens vroeg, noemde hij het ‘een vergissing’ dat hij Hitchens had meegenomen. Bonner probeert namelijk de menselijke kant van het leven in Noord-Korea te tonen. Het is inderdaad waar dat je zonder dat humanistische perspectief al snel zoiets krijgt van ‘laten we een grote bom op dat land gooien’. Bonner heeft drie documentaires in Noord-Korea opgenomen en was één van de makers van Comrade Kim Goes Flying, de enige speelfilm die ontstond uit een samenwerkingsproject tussen westerse en Noord-Koreaanse filmmakers. De film werd een groot succes in Noord-Koreaanse bioscopen. Zijn empathische aanpak werpt vruchten af, maar hij had kunnen voorzien dat de kritische Hitchens zich op het totalitarisme zou richten.
Als ik Hitchens’ verslag van zeventien jaar teruglees, valt me op hoe weinig het land veranderd is. In Noord-Korea heb je sowieso vaak het gevoel dat je uit een tijdmachine bent gestapt. Alle afbeeldingen die je tegenkomt zijn ofwel geschilderd dan wel kopieën van schilderijen. Nergens enig digitaal ontwerp. Het groezelige televisiescherm in het Yanggakdo Hotel herhaalde de beelden van de ontmoeting tussen Deng Xiaoping en Kim Jong-il in 1983. Eigenlijk staat het hele land op replay. De leiderschapscultus rond Kim Il-sung is uitgegroeid tot een versteende traditie, waar zijn zoon en tenslotte zijn kleinzoon aan zijn vastgeplakt. De heilige ideologie heette eerst ‘kimilsungisme’ en nu ‘kimilsungisme-kimjongilisme’. Noord-Korea zit vast in een twintigste-eeuwse psychose.
Onze groepsreis werd langs allerlei symptomen van de totalitaire gekte gevoerd. Tijdens ons bezoek aan een middelbare school werden we eerst een biologiezaaltje met opgezette dieren ingegooid, om direct daarna een klaslokaal te bezoeken, waar stille, rechtopzittende leerlingen als foto-object moesten dienen. Ze leken aanvankelijk nergens op te reageren, totdat iemand uit de groep aan een kind vroeg ‘How old are you?’ De klas antwoordde direct en synchroon, alsof er een knop was ingedrukt: ‘We are thirteen years old!’ In weer een ander zaaltje gaf een groepje meisjes een dans- en zangvoorstelling. Op het einde werden we gesynchroniseerd, ‘spontaan’ uitgezwaaid door de geforceerd glimlachende menspoppetjes.
Ik associeer zulke objectiveringen met mijn ervaringen in China, waar mensen elkaar ook geregeld tot gebruiksobjecten reduceren en weinig begrip hebben van autonome individualiteit. Hoewel ik me al jaren met dit onderwerp bezighou, is mij nog steeds niet duidelijk in hoeverre dit stalinistisch is, in tegenstelling tot de erfenis van een oudere Oost-Aziatische cultuur. Westerlingen worden er sowieso te makkelijk in meegezogen. Wij gaan opeens ongevraagd foto’s maken van Noord-Koreanen, alsof ze slechts objecten zijn. Thuis hoeft niemand ons uit te leggen dat dat niet netjes is. Wel was het geruststellend dat ik kinderen druk zag kletsen toen ik door een raam een onvoorbereid klasje binnengluurde. Toch is het een vloek om daar op te groeien.
Spookhuis
Nog griezeliger was het gigantische, raamloze oorlogsmuseum – een spookhuis vol wassen beelden van dode Amerikaanse soldaten en orwelliaanse leugens. We liepen over een donker bospad en door een schuilkelder. Een windmachine liet de kleding van een Amerikaans lijk wapperen. Er was plaats voor allerlei gesimuleerde oorlogsscènes, maar niet voor waarheid. Een video en bordjes stellen dat de Amerikanen de Koreaanse Oorlog (1950-1953) waren begonnen. In werkelijkheid was het Kim Il-sung, met Stalins tanks en toestemming.
Maar het gekste is dat de Chinese bondgenoten nergens meer in het verhaal voorkomen. De meerderheid van de Noordelijke Strijdkrachten en doden waren Chinees, maar het museum doet alsof Kim Il-sung in zijn eentje eerst de Japanners en toen de Amerikanen verslagen heeft. Daarmee gaat het in 2014 geopende museum qua solipsisme weer een stapje verder dan eerdere exposities, waarin Mao Zedong nog wel voorkwam. Zou zijn afwezigheid oudere Noord-Koreaanse bezoekers opvallen?
Ach, in de Pyongyangse propaganda komen eigenlijk sowieso geen echte mensen voor. Je hebt alleen de mythologische Leider, een abstracte Koreaanse heldennatie en vijand-collectieven – nergens een realistische biografie of motief, van wie dan ook. Het is nog erger dan wat ik heb gezien in China en in het nationalistische Yushukan-oorlogsmuseum in Tokio, waar je tussen al het infantiliserende collectieve zelfbedrog her en der nog wat feitjes ontdekt. Het Pyongyangse oorlogsmuseum is de perfecte negatie van waarheidsvinding. De gekte druipt van de muren. Zou al die onwaarheid de zon voor eeuwig hebben uitgedoofd? Ik was opgelucht toen we na een klein uur het gebouw weer verlieten en er buiten nog steeds licht bleek te schijnen.
Juche
Helaas liet de volgende perversie niet lang op zich wachten. We bezochten Noord-Korea’s Bethlehem, het huisje waar de ‘Grote Leider’ zou zijn geboren in 1912 oftewel Juche-jaar één, het begin van de Noord-Koreaanse jaartelling. De gidsen noemden het een ‘heilige plek’, maar in deze kribbe heeft nooit een ware messias gelegen. Wel schonk deze valse profeet ons zijn Juche-‘filosofie’. Iets over de mens, de kosmos en nationale soevereiniteit. Juche is een zak woorden op het niveau van een mislukt opstel in havo drie, maar in Noord-Korea geldt het als de hoogste intellectuele prestatie van de mensheid.
We bezochten ook de Juche Toren ter ere van Kims ‘filosofie’ – honderdzeventig meter hoog, in de vorm van een faraonische obelisk. Ik ben niet bekend met andere filosofieën die een eigen toren nodig hadden om indruk te maken. De Aristoteliaanse Deugdenleer-Toren? De Spinozaanse Verlichtingstoren?
In de lift omhoog werden we begeleid door een knappe, Engelssprekende Koreaanse in een elegant jurkje. Het uitzicht boven was indrukwekkend, maar mijn Zweedse vriend had vooral oog voor de begerende ogen van de liftdame, die nog even een praatje kwam maken. Dat ze op assertieve en schijnbaar oprechte wijze met mijn Zweedse vriend liep te flirten, was wellicht toepasselijk, aangezien we ons op de top van een groot fallisch object bevonden. Toch was het gedurfd van haar kant uit, omdat romantisch contact met buitenlanders uit den boze is. Verdere stappen zouden sowieso onmogelijk zijn, omdat buitenlanders in de buurt van hun gidsen moeten blijven en in speciale hotels slapen, terwijl je naderhand vanuit Europa in het gunstigste geval ‘meegelezen’ brieven zou kunnen uitwisselen. Maar discreet geflirt op het moment zelf is altijd mogelijk, omdat het een fijngevoelige, speelse en intieme vorm van communicatie is en daarom onzichtbaar blijft voor een grofmazig stalinistisch repressiesysteem. Wie flirt, ontsnapt even aan ieder totalitarisme en iedere politieke ideologie.
In de boekwinkel kocht ik een dozijn naar het Engels vertaalde boeken over Juche en de drie Kims, omdat je er heerlijke citaten uit kunt vissen. Zo vertelt Kim Song-gwons What is the View of the Juche Idea on the World het volgende over het ontstaan van de Juche-filosofie: ‘Het was het begin van een emotionele geschiedenis, waarin de mensen voor het eerst in een miljoen jaar menselijke geschiedenis met big dignity en trots kunnen leven.’ Klinkt een tikkeltje trumpiaans, zulke praatjes over big dignity. Mensen, deze ideeën zijn zó óntzettend BIG.
Andere passages bieden daadwerkelijk inzicht in de culturele achtergrond van de Noord-Koreaanse ideologie. Neem de bewering dat Kim Il-sung de ‘politiek van de liefde’ bedrijft: dat is geen lege vleierij of griezelige orwelliaanse newspeak. Nee, het is confuciaanse oldspeak. De confuciaanse idee is dat de heerser zijn ouders en voorvaderen moet eren en liefhebben om zo het goede voorbeeld te geven en de maatschappelijke harmonie te waarborgen. In het Boek van de kinderlijke gehoorzaamheid zegt Confucius: ‘Als de Zoon van de Hemel zijn ouders liefheeft, zal hij de ouders van anderen niet haten.’ Volgens de confuciaanse bronnen was de toewijding aan de eigen ouders niet alleen de belangrijkste deugd, maar zelfs een kosmisch middel om het land te besturen: ‘De wijze koningen uit het verleden regeerden hun koninkrijken middels kinderlijke gehoorzaamheid.’ Kim Il-sungs hagiografen volgen dit confuciaanse model. Volgens Kim Il-sung: The Great Man of the Century zou Kim Il-sungs ‘diepe zorg voor de moeders van anti-Japanse martelaren een voortzetting zijn van zijn diepe toewijding aan zijn eigen moeder’. Maar ze geven er een communistische draai aan door te stellen dat Kims ‘ultieme toewijding aan ouders … onlosmakelijk verbonden is met zijn revolutionaire karakter’.
Ik begon op de laatste avond aan de Kim-lectuur. Terwijl de anderen in ons reisgezelschap zich in de hotelbar bezopen, lazen mijn Zweeds vriend en ik braaf Kim-boekjes in het tafeltje ernaast. Op een gegeven moment kwam onze Koreaanse gids langs. Hij had gedronken en greep naar het boek dat ik vasthield. We wisten dat hij een geintje wilde uithalen. Ik ken dat van Zuid-Korea, waar ik een paar jaar terug zes maanden woonde. Hij stond op het punt om iets plagerigs over het boek zeggen, maar toen hij de kaft bekeek, bleek het over de wijze inzichten van de Leiders te gaan. Oeps. In Noord-Korea vindt men grapjes over de Leiders hé-lé-máál niet grappig. Hij legde het snel weg en pakte het boek dat mijn vriend vasthield – oei, dat ging ook over de Leiders. Hij wendde zich tot de stapel op tafel. Het bleken boeken over Juche. We keken hem aan. Zo van ‘ja, wat ga je nu zeggen’? Hij stamelde those are great books en liep rechtstreeks richting de uitgang, verslagen door de onaantastbare Kim-cultus.
De Totale Mens
Ach, de Kimmies… Noord-Korea is in de ban van de Totale Mens. Dit is het waanidee dat de partijelite en met name de Leiders overal goed in zijn, alles weten en alle deugden in zich verenigen. Het dient ter legitimatie van de totalitaire Gleichschaltung. Als de Leiders alwetend en zondeloos zijn, dan kunnen en moeten ze zich overal mee bemoeien, is de leiderschapscultus overal op zijn plaats en kan er buiten de officiële ideologie geen onafhankelijk gezag bestaan. Kim Jong-il opent zijn boek On the Juche philosophy met: ‘Onze academische kringen missen nog steeds een correct begrip van de Juche-filosofie.’ Ze denken namelijk dat Juche slechts ‘zoiets is als een menselijke filosofie’. Gelukkig kan Kim Jong-il ze corrigeren, omdat Hij een direct lijntje met de absolute waarheid heeft. The force is strong in zijn familie.
De eerste Totale Mens in de geschiedenis was de heterodoxe farao Achnaton (veertiende eeuw voor Christus), wiens revolutionaire regime een totalitaire uitschieter vormt in de faraonische traditie. In zijn vijfde regeringsjaar veranderde hij zijn naam van ‘Amenhotep de Vierde’ naar ‘Achnaton’ (‘Goed voor Aten’), verklaarde hij zich de aardse vertegenwoordiger van Aten, de singulaire Zonnegod, en begon hij een campagne tegen de eeuwenoude traditie van polytheïsme. Plots was zonneverering en daarmee de leiderschapscultus, de enige erkende religie. Deze ideologische gelijkschakeling bedreigde het autonome gezag van de verschillende priesterlijke culten, die door het land heen vanuit tempels het land bestuurden. De bestaande tempels werden gesloten of aangepast. Op een gegeven moment trokken revolutionaire zonnevereerders door het land om overal verwijzingen naar de voormalige oppergod Amon uit tempelmuren en sieraden te beitelen. De revolutie manifesteerde tenslotte ook in het ontstaan van nieuwe kunststijlen. Achnaton zelf liet zich, in tegenstelling tot eerdere en latere farao’s, niet afbeelden als een hypermasculiene krachtpatser, maar koos voor een zachtere, zelfs androgyne stijl. Dit deed hij wellicht om zowel het mannelijke als het vrouwelijke te kunnen belichamen, wat hem als mens ‘totaler’ maakt.
Na twaalf jaar brachten de priesters van Amon een einde aan zijn revolutionaire regime door hem te vermoorden. Zijn nieuwgebouwde hoofdstad werd verlaten en raakte in vergetelheid. Maar de overlevering bewaarde zijn poëtische hymnes aan Zonnegod Aten. Hier een passage over zijn eigen rol als Atens enige profeet, op de tombe van Ay:
Aten, je bent in mijn hart,
Er is geen ander die jou kent.
Alleen je zoon. Neferkheprure, ik, de-enige-van-Re,
Wie je je wegen en je macht hebt geleerd.
Tragedie
Het falen van Achnaton is de tragedie van een onmogelijk ideaal. De Totale Mens is een illusie, omdat de deugden en het menselijke kunnen, een tergende, onuitwisbare pluraliteit vormen. Mensen zijn goed in verschillende dingen. Sommigen zijn nergens goed in; niemand is overal goed in. De machtigste politicus is normaliter niet – en zeker niet van nature – de beste wetenschapper, docent, atleet of liefdespartner. Daarom neigen complexe maatschappijen tot wat sociologen ‘statusincongruentie’ noemen. Mensen hebben verschillende posities in naast elkaar staande rangordes. Als iemand vraagt: Wie staat boven wie?, dan is het onmogelijk om deze vraag in algemene zin te beantwoorden. Je kunt haar alleen beantwoorden in de context van een specifieke categorie of in relatie tot een specifieke vaardigheid of deugd. Omdat het vervolgens onmogelijk is om de verschillende vaardigheden, deugden en prestatie-categorieën, precies te rangschikken en te wegen, blijft het strikt genomen altijd onduidelijk wie in absolutezin boven wie staat.
‘Grote Leiders’ en hun volgers ervaren dat als storend en verlangen naar de duidelijkheid van een totale rangorde. Dat is de totalitaire verleiding. De verleiding om tegen het rommelige pluralisme van de menselijke conditie in, een totale rangorde op te zetten. Totalitarisme doet alsof de verschillen tussen mensen absoluut zijn; alsof de ‘Hogeren’ in alles hoger en beter zijn. Zodoende moet Kim Il-sung doorgaan voor een groot filosoof en zou Kim Jong-il een topgolfer zijn. Maar was Kim Il-sung écht goed in filosofie? Nee. Was Kim Jong-il écht een topgolfer? Ik denk dat hij even goed kon golven als ik kan hardlopen.
Ja, totalitarisme is slecht, zelfs infantiel, maar precies daarom kunnen we de Noord-Koreanen best begrijpen. Want hoewel totalitarisme een onmenselijke regimevorm is, is het verlangen naar totalisering maar al te menselijk. Immers, als we iemand voor specifieke kwaliteiten bewonderen, wil dan niet iets in ons die persoon ‘totaal’ aanbidden? En willen we in het diepste van onze ziel, zelf niet ook gewoon ‘totaal goed’ zijn, in plaats van goed-alsiets of goed-iniets, wat altijd relatief en relativeerbaar is? Ergens verlangen we allemaal naar een onmogelijke totaliteit.
Eric C. Hendriks is onderzoeker in de sociologie op de Universiteit van Bonn en werkte eerder op de Peking Universiteit.
Eric C. Hendriks (1985) is een Nederlandse socioloog verbonden aan de universiteit van Bonn en daarvoor in Peking, China. Hij werkt aan een boek over de politieke verschillen tussen de westerse democratieën en China.
Hoe past men in China censuur toe? In dit tweede deel gaat Eric C. Hendriks dieper in op het bevoogdende karakter van de Chinese staat
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.