Drie nieuwe onafhankelijke Baltische staten na Eerste Wereldoorlog
De eindeloze Eerste Wereldoorlog: omwentelingen in Oost-Europa, 1918-1923 (1)
Door de vrede van Brest-LItovsk verschenen er drie nieuwe landen op de Europese kaart.
foto ©
11 november 1918 betekende hoogstens voor het Westen het einde van de Groote Oorlog. Voor Midden- en Oost-Europa was het hoogstens het einde van het begin van een verder aanslepende oorlog…
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMet het ingaan van de wapenstilstand op 11 november 1918 om elf uur in de ochtend zwegen de wapens aan het westelijk front. Een bijna onwezenlijke stilte trad in. Aan een frontlijn van bijna duizend kilometer dat als een litteken door België en Frankrijk liep, legden de soldaten de wapens neer en begonnen met het bergen van hun minder fortuinlijke strijdmakkers.
Aan het oostfront in Midden- en Oost-Europa was er voorlopig van vrede nog geen sprake. De strijd woedde verder. Veel perspectieven waren er niet. De toekomst was onbestemd en angstaanjagend. Bij deze kriskras door elkaar lopende oorlogen kwamen, in de periode 1918-1923, nog eens vier miljoen mensen om het leven; dat is meer dan het totale aantal gesneuvelden van Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten samen tijdens de Eerste Wereldoorlog.
In deze zomerreeks willen we de onmiddellijke naoorlogse situatie beschrijven in achtereenvolgens de Baltische landen, Finland, Polen en Hongarije. De meeste westerse historici besteedden nauwelijks of geen aandacht aan de tragedie in het oosten. Ze moffel(d)en het weg of maakten er zich met enkele pagina’s vanaf. Dat is eveneens het geval met de Tweede Wereldoorlog. Alle aandacht gaat naar D-Day maar aan de veel belangrijker en doorslaggevender gebeurtenissen aan het Oostfront werd/wordt haast geen aandacht besteed.
Met onze reeks hopen we de lezer ietwat meer vertrouwd te maken met de situatie in deze landen. Vooral in de jaren 1990 bleek de eindeloze Eerste Wereldoorlog op bepaalde plaatsen nog bijzonder actueel te zijn.
Teutoonse Orde
De geallieerden hadden in de wapenstilstandsovereenkomsten van november 1918 de bepaling laten opnemen dat de Duitse en Oostenrijks-Hongaarse troepen, die zich bevonden op het grondgebied van het voormalige Russische rijk, daar konden blijven tot zij van de geallieerde oorlogsraad opdracht kregen het gebied te ontruimen. Uiteraard was dat heel opportunistisch gedacht van de raad, omdat men wilde voorkomen dat het bolsjewisme zich meer in westelijke richting zou uitbreiden. Duitse en Oostenrijks-Hongaarse divisies mochten nu voor de geallieerden de kastanjes uit het vuur halen.
De Duitse legerleiding dacht er duidelijk anders over. Uit de vage aanwijzingen van de geallieerde raad leidde men af dat Duitsland zich vooralsnog een zekere mate van vrijheid kon permitteren. Als er al Duitsers tegen communisten zouden vechten was dat niet om Europa voor het bolsjewisme te behoeden, maar in de eerste plaats om de eigen Duitse belangen te beschermen — zij wilden het ‘Deutschtum im Baltikum’ bewaren. Alleen al in Riga (de hoofdstad van Letland) woonden er in 1918 zo’n 60.000 Duitsers. De Duitse baronnen in het Balticum wilden hun invloedssfeer beschermen; een tendens die nog dateerde vanuit de middeleeuwen toen de Ridders van de Teutoonse Orde er de Duitse kolonisten beschermden. Na de ineenstorting van het tsaristische Rusland waren Duitse legers tot diep in het binnenland doorgedrongen. Ook hadden ze het Balticum, dat ze als hun achtertuin beschouwden, volledig bezet. Een flink deel van het reguliere Duitse veldleger werd naar de heimatteruggeroepen. Vooral in de Baltische landen, die officieel deel uitmaakten van het Russische rijk, kwamen Vrijkorpsen (Freikorps) in hun plaats. Deze bestonden uit Duitse vrijwilligers, studenten en Balten-Duitsers. Deze doorgewinterde vechtjassen waren niet bepaald onschuldige koorknapen, en traden waar nodig doortastend en meedogenloos op.
Lenin
Gedurende vijf jaar is er in het Baltische kustgebied met wisselende coalities gevochten tussen diverse binnen- en buitenlandse legers. Het hele Balticum werd door de oorlog getroffen. Het resultaat was dat er in 1920 drie nieuwe landen op de Europese kaarten verschenen: Estland, Letland en Litouwen.
Tegen de zomer van 1915 had het Duitse leger geheel Litouwen veroverd en de helft van Letland. De rivier de Daugava vormde geruime tijd de frontlijn.
Politieke leiders van de Esten, de Letten en de Litouwers steunden tsaar Nicolaus II in zijn strijd tegen het Duitse keizerrijk. In ruil daarvoor vroegen en kregen zij meer steun voor hun autonomiestreven in hun provincies. Ruim 300.000 Balten vochten in het tsarenleger, van wie de helft Letten waren. Hieruit ontstonden de befaamde ‘Letse Schutters’, die we nog in ons verhaal zullen ontmoeten. Verder waren er 100.000 Esten die het soldatenuniform aantrokken of zegge en schrijve 10 procent van de hele bevolking. Van die 100.000 sneuvelden er 10.000 Esten. Na de Oktoberrevolutie groeide dat aantal nog aan.
Toen in maart 1917 (februari volgens de Juliaanse kalender) in Sint-Petersburg de revolutie uitbrak, roken Baltische nationalisten hun kans. Bij de nieuwe voorlopige regering onder Kerenski mochten Esten en Letten hun eigen parlementen kiezen. Litouwen was toen al in handen van het Duitse leger. Kort daarop stortte het Russische leger echter in elkaar. Duitse troepen staken de Daugava over, veroverden Riga en rukten op naar Estland. De Duitsers werden door de bevolking deels als bevrijders begroet. Anderen zagen in hen de nieuwe bezetters.
Op 7 november (25 oktober) greep Lenin de macht in het toenmalige Petrograd. Ook in de Estse hoofdstad Reval (Tallinn) namen de bolsjewisten de macht in handen. Een aanzienlijk deel van de Letse Schutters combineerden nationale en anti-Duitse gevoelens met hun communistische idealen en steunden Lenins regime. Zij versterkten het Rode Leger en hoopten dat Lenin hun autonomie zou erkennen. Maar de realiteit zag er nu anders uit. Letland was inmiddels door de Duitsers bezet en de bolsjewisten waren in de minderheid. Voorlopig konden ze niets tegen hen uitrichten. Integendeel! Lenin begon met het Duitse keizerrijk over vrede te praten.
Päts
In Litouwen riep een zelfbenoemde raad als voorschot op de Duits-Russische vredesbesprekingen op 16 februari 1918 alvast de onafhankelijkheid uit. De Duitsers lieten begaan. Het Litouwse voorbeeld kreeg in Estland navolging. Op 24 februari riep het parlement er de onafhankelijkheid uit en joeg het bolsjewistische bewind weg om het te vervangen door een regering onder leiding van de rechtse journalist en advocaat Konstantin Päts (1874-1956).
Nagenoeg het hele Baltische grondgebied stond thans onder Duits militair bevel. Op 3 maart 1918 tekende de Sovjetregering het vredesverdrag van Brest-Litovsk en deed zij officieel afstand van haar Baltische provincies. Voortaan had Berlijn de toekomst van Esten, Letten en Litouwers in handen.
Na de ineenstorting van de Duitse legers aan het westelijke front en de wapenstilstand van 11 november, beseften de Baltische politieke leiders dat werkelijke onafhankelijkheid binnen handbereik lag.
Tussen november 1918 en februari 1919 vocht het Estse leger een strijd uit met de Estse bolsjewisten en het Rode Leger die van Estland een radenrepubliek wilden maken als onderdeel van de Sovjet-Unie. Enkele duizenden Duitsers sloten zich aan bij het Estse leger, dat ook steun kreeg van Finland, pas een onafhankelijke republiek geworden, en Groot-Brittannië. De Britten kwamen met een vlooteskader ter plaatse en beschoten onder meer de zeevesting van Kronstadt in de onmiddellijke buurt van Petrograd. Enkele Russische schepen werden daarbij gekelderd. Vanop zee verleenden de Britten tevens vuursteun aan de Duits-Estse troepenmacht. Einde februari 1919 waren de bolsjewieken uit Estland verdreven, en aanvaardde de Sovjet-Unie de Estse onafhankelijkheid.
Sovjetrepubliek Letland
Op 18 november riepen ook de Letten, als laatste van de Baltische staten, hun eigen republiek uit. De uit de Verenigde Staten teruggekeerde landbouwkundige en professor Karlis Ulmanis (1877-1942) werd tot eerste president van Letland gekozen. Dat was echter buiten de bolsjewieken van Lenin gerekend. Zij roken hun kans. Met de Duitse nederlaag in het Westen kregen de Sovjets een tweede kans om de Baltische landen te heroveren. Weliswaar waren er nog Duitse eenheden gelegerd, die met goedkeuring van de westerse geallieerden een buffer moesten vormen tegen het Rode Leger maar hun divisies, met uitzondering van de zogenaamde IJzeren Divisie, waren haast allen in staat van ontbinding. De moraal ervan was laag.
De meeste Balten moesten niets van de bolsjewisten hebben, maar in Letland bezaten zij een aanzienlijke aanhang vanwege het grote aantal Letten (Letse Schutters) in het Rode Leger. Ze riepen een autonome Letse Socialistische Sovjetrepubliek uit, bezetten Riga en verjoegen op 3 januari 1919 de regering van Ulmanis. De Roden met als leider de gewezen journalist Pëteris Stucka installeerden een terreurbewind. Een goed beeld hiervan krijgt de lezer in het boek van George Popoff, The city of the red plague: Soviet rule in a Baltic town(1932), die het rode bewind aan den lijve had ondervonden in Riga.
Vanuit zijn ballingschap in de havenstad Liepaja deed president Ulmanis een beroep op de Duitsers. Op 10 januari 1918 werd er een overeenkomst gesloten. De nog strijdbare eenheden van het Duitse 8ste leger, waaronder de Eiserne Divisionmet 4000 ervaren krijgers en de nodige bewapening, de toestromende Vrijkorpsen en de Duitse Baltische Landeswehr(in totaal 13.000 man) zouden meehelpen om Lets grondgebied te verdedigen en te heroveren onder bevel van de verwaande Duitse generaal Rüdiger Graf von der Goltz. In ruil daarvoor kregen Duitse soldaten na vier weken strijd tegen de bolsjewisten de Letse nationaliteit aangeboden samen met een lap grond in Koerland. Duizenden Duitsers gingen hierop in. Onder hen bevonden zich evenwel ook avonturiers en criminelen. Met deze laatsten werd vlug afgerekend. Zonder pardon kregen ze als laatste beeld in hun leven een vuurpeloton te zien.
Achttien weken duurde het experiment van de Letse Sovjetrepubliek. Haar terreurbewind eiste minstens 8600 slachtoffers van wie de meesten Duitsers en joden waren. Een groot aantal onder hen werd gefusilleerd. De anderen kwamen om door honger, ziekte en andere ontberingen. De rode leuze van de Letten heette: ‘Strijd op leven en dood met de bourgeoisie.’
Met een troepenmacht van in totaal 30.000 soldaten (meer dan de helft waren Letse legionairs) lanceerde generaal von der Goltz op 3 maart 1919 zijn offensief. Na een dikke maand stonden de Duitsers voor de poorten van de Letse hoofdstad Riga. In de stad voerde Stucka de terreur verder op. Rode brigades dreven dagelijks leden van de ‘bourgeoisie’ de bossen in en liquideerden hen. De meesten werden met een nekschot afgemaakt. Sommigen werden vooraf gruwelijk gemarteld. Toen Duitse en Letse troepen uiteindelijk op 22 mei Riga veroverden, namen zij op hun beurt op bloedige wijze wraak op de bolsjewisten. Heel wat Duitse vrijkorpssoldaten gingen zich te buiten aan plunderingen en moordpartijen. Gevangengenomen meisjes en jonge vrouwen van een bolsjewistisch vrouwenbataljon werden bijvoorbeeld genadeloos afgemaakt.
Kort nadien dirigeerde Goltz, een oude Duitse imperialist, zijn uitgedunde eenheden naar Estland om ook deze republiek te onderwerpen. Maar dit keer kregen zijn soldaten op hun kop van de Esten en de Finse vrijwilligers, wat hen verder demoraliseerde. Ook de Britten bleven niet werkloos toekijken. Op dringend bevel van de Britse generaal Hubert Cough staakten de troepen van von der Goltz hun opmars. Het grootste deel van de Duitsers scheepte zich daarop in richting Oost-Pruisen. Kort nadien werd het verdrag van Versailles (28 juni) van kracht. De geallieerden dwongen von der Goltz Riga op 6 juni 1919 aan de Letse regering over te dragen. President Ulmanis voelde zich door de Britse militaire aanwezigheid gesterkt tegenover de Duitsers en vergat zijn eerdere belofte aan hen, wat aanleiding gaf tot teleurstelling en verbittering. Op 3 juli 1919 werd er onder Britse pressie een wapenstilstand gesloten.
Vilnius
Lenin en zijn despoten waren in de zomer van 1919 op diverse fronten in een bloedige burgeroorlog verwikkeld, en dienden hun prioriteiten te stellen. Begin 1920 staakten de Sovjet-Russen alle vijandelijkheden tegen Estland en Letland en erkenden ze hun onafhankelijkheid. In Reval (Tallinn) en Riga haalde men opgelucht adem en kon er aan de toekomst gebouwd worden.
Alleen in Litouwen zag de situatie er nog niet zo rooskleurig uit. Het land werd geplet in een oorlog tussen de Sovjet-Unie en het opnieuw onafhankelijke Polen, dat aanspraak maakte op Litouws grondgebied. Daardoor moest het Litouwse leger een tweefrontenoorlog uitvechten. Eerst wist het de bolsjewisten te verslaan. Op 12 juli 1920 sloten beide landen vrede en erkenden de Sovjets de Litouwse onafhankelijkheid.
Polen was echter een ander paar mouwen. De Poolse leider Pilsudski en zijn regering eisten de Litouwse hoofdstad Vilnius en omgeving op als Pools grondgebied. Een oorlog was het gevolg. Op 8 oktober 1920 veroverden Poolse regimenten Vilnius. De Litouwse regering verplaatste toen haar zetel naar Kaunas. Vilnius werd herdoopt tot de Poolse stad Wilna.
Uit de chaos van vijf jaar onafgebroken strijd in het Balticum en met in totaal twee miljoen slachtoffers op een bevolking van acht miljoen zielen, waren drie onafhankelijke democratische republieken verrezen. Dat betekende niet het einde van het leed maar dat is dan weer een ander verhaal.
_____
Literatuur
- Boltowsky en Nigel Thomas, Armies of the Baltic Independence Wars, 1918-20. Oxford, 2019
- De Grote Oorlog: kroniek 1914-1918, deel 37. Soesterberg, 2018
- Gerwarth, Die Besiegten: das blutige Erbe des Ersten Weltkriegs. München, 2017
- Read, Wereldbrand: 1919 en de strijd tegen de bolsjewieken. Amsterdam, 2008
Tags |
---|
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.