De zwakke westerse mens
De doodstraf. Waarover men niet spreekt (2)
In het tweede deel van Wim van Rooys essay staat de fascistische en reactionaire grondslag van het links politiek correct denken centraal.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe westerse mens is economisch, financieel en technologisch een reus (soms wel op lemen voeten). Als psychologisch en moreel wezen is hij een zwakkeling, een laffe conformist, zoals hij getoond wordt in de film Il Conformista van Bertolucci uit 1970, al worden de rollen vandaag anders verdeeld: het conformisme komt vandaag immers van de linkerzijde.
De nihilist
De nihilistische linkse mens is zo intens zwak dat hij zelfs vanuit zijn arrogant-morele uitkijkpost het kwade niet meer kan zien. Door de almaar versnellende technologie vervreemdt hij meer en meer van zichzelf en wordt hij van binnenin nog meer uitgevreten en door de mimetische begeerte permanent gefrustreerd. Hij is gemakzuchtig van mening dat het slechte aan de kant zit van datgene wat hem niet zint. Hij noemt ketterij alles waarmee hij het niet eens is en waarover hij zijn hautain-morele licht laat schijnen.
Die heresie wordt dan pavloviaans via een permanente semantische vervuiling fascisme genoemd (Stalin noemde zelfs de sociaaldemocratie sociaal fascisme…). En dan, vermomd als do-gooder, moordt deze neostalinist, of dreigt hij af, afhankelijk van de politieke constellatie. Is de rechtse mens (so to speak) beter, is hij minder conformist? Ik vrees van niet, omdat de menselijke conditie, zoals die door denkers als Seneca, Montaigne, Pascal, Schopenhauer of Cioran uitgetekend en aangevoeld werd, ons doet beseffen dat niettegenstaande de zogenaamde lessen uit de geschiedenis (historia magistra!) de mens dezelfde is gebleven, ondanks ook het vele schaven aan zijn biologie en ondanks alle pogingen sedert de Franse revolutie om via het jacobijns sociaal constructivisme de mens te plooien naar het beeld en de gelijkenis van de nieuwe Rousseau.
Het is au fond de moeilijke tegenstelling tussen de rationaliteit van de Verlichting en het leven, tussen de kleine waarheden van het dagelijkse leven, zoals verbeeld door Rabelais en Montaigne, en de grote waarheid van de ideologen, tussen die denkers die plaats lieten voor de wisselvalligheden en de irrationaliteit van het leven en degenen die de waarheid kenden en wisten wat beter zou zijn voor de ‘onverlichte’; en wie zou het beter kunnen weten dan jacobijnen, marxisten of vandaag politiek correcten? De ‘onverlichte’ kende zijn ware intenties immers nog niet, en die moest men erin rammen. Dat is immers de modus operandi van links: erin rammen. Daaronder gaat de mens gebukt, en zeker de rechtse mens die speling laat voor wat voorbij is en voor wie, zoals Renan het omschreef, de doden en hun tradities ook nog iets te betekenen hebben, voor wie het recht op historische continuïteit gevrijwaard moet worden.
Links en Nietzsche
Links is totalitair, niet alleen in de betekenis die Hannah Arendt eraan verleende, maar in de zin dat voor de progressiviteit geen enkele levenssfeer meer zonder politieke betekenis blijft en alle primordiale lagen van het bestaan van regels doordrongen worden. Of: de zieke drang naar permanente perfectibiliteit van de mens, het scheppen van een nieuwe mens die geen huis meer heeft maar voor wie de hele wereld zijn huis zou moeten zijn en waarover Nietzsche aan het eind van de negentiende eeuw opmerkte ‘met ontheming begint het/met onheil eindigt het’. Een naargeestige toestand die hij in de twintigste en eenentwintigste eeuw gestalte zag krijgen.
Deze dynamiek wordt ook ‘liberaal fascisme’ genoemd, we zitten er middenin, en oikofobie is er één element van. De term is van de Engelse auteur H.G. Wells, die het begrip helaas niet als een oxymoron opvatte en op wiens totalitaire gedachten Huxley zijn profetische roman Brave New World baseerde. Liberaal fascisme verordonneert via een soort ideologische nudging wat men over allerlei samenlevingsthema’s verondersteld wordt te zeggen. Het verordonneert op een missionaire manier en via de Europese waarheidspolitie, die nog in de steigers staat maar toch al behoorlijk functioneert, en zeker ook via het onderwijs en de media, welke woordenschat gepast is en welke vulgaat men behoort aan te hangen.
Het organiseert de culturele productie van de onwetendheid. Het schrijft voor wat men moet eten, hoe men zich moet bewegen, hoe fanatiek afkerig men moet zijn van de sigaret (zeg ik als besliste niet-roker). Kortom: het liberaal fascisme stuurt het gedrag en de geest met een smiley, en vandaag wil het zelfs het klimaat sturen! Mocht de ideologie erachter niet zo kwalijk zijn, dan noemde ik het ‘politieke new age’, met referentie aan het nazisme. Dat criminele systeem pookte al in de jaren dertig het soort sentimenten op die men vandaag in dezelfde mate koestert: ‘Die Ernährung is keine Privatsache’ (‘voedsel is geen privézaak’ was een leus van de Hitler Jugend, jongetjes voor wie alleen volkorenbrood arisch was). Himmler was promotor van dierenrechten en ‘Naturheilkunde’, Rudolf Hess van homeopathie en kruidenremedies. Hitler en trawanten discussieerden uren over de vraag of men Duitsland vegetarisch moest maken.
De echo’s van dat streven hoort men vandaag via het intellectuele terrorisme van media atque academia. Zal de moderne rechtse mens het beter doen? Ik las in de Dagboeken van Robert Musil (ze lopen van ongeveer 1900 tot 1941) het volgende, geschreven rond 1920: ‘Kapitalist en bolsjewiek zijn slechts onmerkbaar weinig van elkaar verschillende varianten van het recente mensentype.’ Zoals u weet, is de titel van Musils bekendste roman De man zonder eigenschappen (1930-1932). Viel Musils mens echter nog uiteen in tien of meer deelpersonen, dan betekent hij vandaag meestal nog alleen een gat dat moet worden (op)gevuld.
De Tocqueville en Jordan Peterson
Aansluitend op wat voorafging, wil ik De Tocqueville citeren die claimde dat het in fine gevaarlijker was de mens tot slaaf te maken in het alledaagse dan in het grote. ‘Ik zou zelfs volhouden’, zo schrijft hij, ‘dat vrijheid meer betrekking moet hebben op het alledaagse dan op de grote principes’. Dat had deze schrandere profeet goed opgemerkt want het is precies in dat alledaagse dat de gewone man zijn vrijheid kwijt is geraakt en dat stealth socialism en stealth islamism overal doordringen, ook bij liberalen. Die houden bij bepaalde gelegenheden zelfs vol dat onze westerse beschaving superieur is, maar dat vergeten ze vlug. Grote woorden met betrekking tot vrijheid worden elke dag geproclameerd (‘Je suis Charlie’ – weet u nog?), terwijl de modale man direct als populist wordt weggezet omdat hij ‘in het alledaagse’ (dus met zijn laarzen in de modder van het multiculturalisme) heel even iets ‘verkeerds’ betoogt of opmerkt dat er zich diversiteitsproblemen aandienen (een understatement meestal).
Het kleine herinnert me opnieuw aan het verzetsgedicht van Jan Campert: ‘Verzet begint niet met grote woorden/maar met kleine daden’. Ik heb angst voor de permanente proclamatie van grote woorden, zeker als die van zogenaamd progressief links komen, want die woorden matrakkeren altijd op de rug van rechts. Er is in dat verband een bekend advies van de internationaal bekende klinische psycholoog Jordan Peterson. Ik reserveer het voor de contemporaine rechtse mens wiens ruggengraat gebroken wordt onder de slagen van het politiek correcte alledaagse, dat met zijn wroeten en zeuren tot weer maar eens een nieuw sociaal construct wil komen: ‘Toughen up, you weasel’. Het is immers cultuuroorlog.
Maar misschien moeten we het eerder ‘psychologische oorlog’ noemen, een situatie zoals die blik openend beschreven wordt in het werk van de Amerikaanse denker David Horowitz. Die geeft op een heldere wijze weer hoe al in de jaren twintig en dertig de meeste Amerikaanse intellectuelen en ook heel wat politici erg geporteerd waren voor het fascisme van Mussolini. Dat ging als vanzelf over in het communisme van Stalin, en eigenlijk is dat niet eens verwonderlijk. Die hang naar het totalitair-utopische werd opnieuw gecontinueerd vanaf de jaren zestig via het extreemlinkse gedachtegoed in de VS zodat het intellectuele mainstream werd.
Zoals vandaag was er ook toen een politiek correct denken dat er door links werd ingeheid. Wie het niet billijkte, was een slecht mens en werd door zijn mede-intellectuelen op de mediabrandstapel gezet. Obama als social justice warrior was trouwens een product van die gewelddadige tijd waarin criminelen als de Black Panthers of de Weathermen als vrijheidsstrijders werden voorgesteld, nog tot vandaag. Nu echter heeft de conservatieve mens het gelijk en het fatsoen meer aan zijn kant dan de progressieve kannibaal en serial progressief met zijn versteende morele begrippen. De contemporaine conservatief behoeft echter dringend ‘a stiffening of the vertebrae’, zoals Elbert Hubbard het in 1899 in zijn populaire A Message to Garcia and Thirteen Other Things uitdrukte. ‘Rechts’ moet zijn rug rechten en het morele terrorisme van de intellectuele nomenklatoera niet langer aanvaarden.
Contemporaine reactionairen
Het zijn allemaal vervelende en niet-politiek correcte vragen en opmerkingen met soms onverwachte inconvenient truths die in onze mainstream media echter nooit aan bod komen. Tenzij men ze direct, zonder verdere uitleg en met de arrogante neus fanatiek in de lucht als dom of racistisch kan kwalificeren. Het is de pertinente weigering van elk debat met ongemakkelijke vragen. Zo vast ingeklonken liggen de dingen nu eenmaal bij de politiek correcte anti-Verlichters, deze contemporaine reactionairen.
Pas nog werd een van de vrouwen, de journaliste en actrice Brigitte Lahaie, die samen met Cathérine Deneuve een ‘manifest’ had ondertekend om tegen het nieuwe poppenhuisfeminisme van de metoo-inquisitie te protesteren, op een schandelijke en oneervolle maar héél politiek correcte wijze, ondervraagd door een Parijse bobojournalist (Patrick Simonin). Ze had immers beweerd dat sommige vrouwen die verkracht werden lichaam en geest zozeer hadden gescheiden (een overlevingsreflex, weet elke psychiater) dat ze zelfs even hadden genoten. De idee alleen al doet de ethisch verontwaardigden kinderlijk stampvoeten van woede en hun verstand uitschakelen.
Met andere woorden: meer dan ons lief is en ondanks de Verlichting, ondanks ook het pleidooi van de Verlichtingsfilosofie voor een open denken, het weren van taboes en het doorbreken van de cognitieve dissonantie, bestaan er vandaag enorm veel ‘zaken waarover men niet spreekt’. In die zin heerst nog steeds het irrationele, een van de stokpaardjes van de al vernoemde Jordan Peterson, die opmerkte dat met de Verlichting niet plots de rationaliteit haar intrede deed. Is het gedachteloos en op automatische piloot pleiten tégen de doodstraf bijvoorbeeld toch niet eerder irrationeel, hoe rationeel men zich ook waant? En hoe zagen de denkers van de Verlichting dat?
Wim van Rooy (1947) is publicist en essayist. Hij is licentiaat Letteren en Wijsbegeerte afdeling Germaanse Filologie en licentiaat Zweedse Taal- en Letterkunde (RUGent, 1971) - bijkomende specialisatie: godsdienstwetenschap. Hij is auteur van o.a. ‘De malaise van de multiculturaliteit’ en ‘Waarover men niet spreekt. Bezonken gedachten over postmodernisme, Europa, islam’.
Het overlijden van de briljante schrijver Wessel te Gussinklo ging bijna onopgemerkt voorbij. Een in memoriam.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.