JavaScript is required for this website to work.
Multicultuur & samenleven

de kloof tussen burger en burger

Een andere linkse analyse van de maatschappelijke crisis

Peter De Roover12/5/2012Leestijd 5 minuten

Op 8 mei 2013 publiceerde Knack een interessant vraaggesprek met René Cuperus, waarvan een samenvatting [http://www.knack.be/nieuws/buitenland/het-hele-europese-project-is-een-fata-morgana/article-4000296302410.htm] te vinden is op knack.be. Doorbraak belichte deze boeiende Nederlandse sociaal-democraat een jaar eerder al, na een lezing in Antwerpen: Het centrum Pieter Gillis, verbonden aan de Universiteit Antwerpen, organiseert jaarlijks een lezing en op 10 mei was dat voor de vijfde keer het geval. De Nederlander René Cuperus onderhield het publiek over de ‘gemeenschap met bindingsangst; over sociale nood in een doorgeschoten efficiencysamenleving’.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Cultuurhistoricus René Cuperus werk als senior-wetenschappelijk medewerkers voor de Wiardi Beckman Stichting, de denktank van de Nederlandse Partij van de Arbeid (zusterpartij van onze SP.a). Cuperus schrijft columns voor de Volkskrant en de titel van het boek dat hij publiceerde in 2009, ‘De wereldburger bestaat niet’, nodigde zeker uit om naar zijn verhaal te gaan luisteren in de gebouwen van de Antwerpse universiteit.

Cuperus opende met een pleidooi voor meer Vlaams-Nederlandse interactie. De internationalisering brengt ons niet dichter bij elkaar; we kijken juist eerder over elkaar heen. Nederlanders weten meer over de Verenigde Staten dan over Vlaanderen. Een figuur als Bart De Wever is amper bekend bij het brede publiek in Nederland (terwijl weinig Vlamingen zich iets kunnen voorstellen bij de naam Emile Roemer). Cuperus zou het graag anders zien.

Globaliseringswinnaars en –verliezers

Cuperus noemt zichzelf van nature optimist, maar dan wel een optimist die zich zorgen maakt over de fragmentatie, verbrokkeling van de Europese samenlevingen ten voordele van wat hij Amerikanisering noemt. Daarbij ligt de klemtoon op dynamisme, maar met zware sociale malheuren tot gevolg. Cuperus gebruikt het positief klinkende woord ‘dynamisch’, maar de indruk ontstond toch dat hij eigenlijk ‘hyperkinetisch’ bedoelt.

De scheur in onze verbrokkelende samenleving situeert Cuperus tussen de academisch geschoolde elite en ‘het volk’, met daar tussen de steeds meer beklemde middenklasse.

In afgelopen decennia kwamen hoog- en laagopgeleiden elkaar tegen in de kerk, de zuil, de sportclub, het dorpsleven. Nu groeien ze verder uit elkaar dan ooit.

Die elite is niet onzeker, vindt dat de vrije markt vooral kansen biedt, noemt het eengemaakte Europa een succes, leeft naast een geïdealiseerde multiculturele realiteit, is zeer individualistisch, ontloopt de verloederde publieke ruimte zo veel mogelijk en is vaardig in de contacten met de overheid.

De ‘anderen’ zijn angstig, vinden de marktwerking bedreigend, Europa onbeheersbaar, de multicultuur wordt vereenzelvigd met achteruitgang en buurtverloedering, de klassieke partijen laten hen in de steek en het staatsapparaat faalt, de groepsidentiteit verzwakt en hun publieke ruimte wordt onveiliger.

De eerste groep zijn de winnaars van de globalisering; de tweede de verliezers.

Diplomademocratie

Opleiding wordt een nieuwe bron van verzuiling. Het sociologische fenomeen homogamie leert dat mensen met veel gemeenschappelijke kenmerken eerder met elkaar zullen trouwen. Vroeger trouwde een katholieke chirurg gemakkelijker met een katholieke verpleegster. Nu huwt een chirurg eerder met een andere chirurg.

Volgens Cuperus leven we een diplomademocratie, waarin burgers meer invloed hebben naargelang hun scholingsniveau. De mening van hoogopgeleiden klinkt zwaarder door. Ook daarom verliezen lager opgeleiden hun vertrouwen in de instellingen en gevestigde beleidspartijen. Die wekken de indruk vooral oor te hebben voor de intellectuele elite en de eigen oude achterban te negeren. De minder opgeleiden komen dan terecht in een toeschouwersdemocratie.

In de politieke kloof die daardoor ontstaat, springen de zogenaamde populistische partijen. Die beweren nadrukkelijk wel aandacht op te brengen voor de angsten en bekommernissen van het ‘gewone volk’. Zo verworden de klassieke partijen tot volkspartijen zonder volk.

Tweede Wereldoorlog echt voorbij

Cuperus wijst er op dat Nederland een lange periode van onnatuurlijke maatschappelijke rust heeft gekend na de tweede wereldoorlog. De oorlogslittekens zorgden voor een drieledige consensus. Om de vooroorlogse verpaupering tegen de gaan, werd de verzorgingsstaat uitgebouwd; in de post-holocaust-periode heerste een sterk taboe op elke vorm van vreemdelingenhaat; het Europese project stond symbool voor het overwinnen van de concurrentie tussen landen.

Dat stabiele kader waarbinnen het politieke debat een halve eeuw plaatsvond, is totaal verdwenen. Het Europese project verloor het heilige aureool omdat er ook weer eigen problemen uit voortvloeien; de opkomst van het neo-liberalisme spoelde de consensus over de verzorgingsstaat weg en het taboe over vreemdelingenangst is helemaal weg. Daarom kwam er een einde aan de ‘naoorlogse zondagsrust’. De naoorlogse littekens spelen voor jongeren van vandaag geen rol van betekenis meer.

Dat alles leidt er toe dat een hoop zekerheden wegvallen. De elite wekt weliswaar de indruk nieuwe zekerheden te kunnen aanbieden, maar mist daarbij geloofwaardigheid. Ze klinkt op de koop toe erg betuttelend en paternalistisch. Ze poneert haar optie als TINA (there is no alternative) en niet zozeer als een aanbod in een democratisch keuzepakket.

De natte droom

Dé oplossing ligt eenzijdig in de totale aanpassing aan de globalisering. Europa moet meer bevoegdheden krijgen, massale migraties zijn onvermijdelijk, de nationale staten en grenzen moeten weg, flexibiliteit en individualisme vormen heilige waarden, er wordt een tolerantie bepleit die dikwijls een excuus lijkt om normloosheid vrije baan te bieden.

De lager opgeleiden ervaren die dominante postindustriële kennissamenleving als een grote bedreiging. Van een democratische tegenmacht wordt weinig verwacht, omdat de krachten die echt domineren ongrijpbaar en anoniem lijken.

Het dominerende verhaal dat we moeten evolueren naar een Verenigde Staten van Europa – ‘de natte droom van Verhofstadt’ zoals Cuperus het noemt – kan de meerderheid van de mensen niet overtuigen, maar ze worden wel geacht de eigen vertrouwde nationale democratische ruimte te laten vallen.

Dat maatschappelijk onbehagen wordt volgens Cuperus nog versterkt door de onzekerheid die velen ervaren in het beroepsleven. Ze moeten aanhoudend flexibiliseren, werken volgens wereldwijd toegepaste efficiëntiemodellen, tegen de achtergrond van fusies en reorganisaties. Daarbij zorgt de voortdurende schaalvergroting ook niet meteen voor rust en welbevinden. Voortdurend roterende ‘consultants’ leggen universele Brave New World-efficiencymodellen op die de werknemers en hun creativiteit steeds meer versmachten.

Weer verzoenen

Volgens Cuperus moeten we dringend weer gaan verzoenen om de maatschappelijke verbrokkeling tegen te gaan.

De oude grote volkspartijen werkten na de tweede wereldoorlog verbindend, zochten elkaar op in het midden van de samenleving, ‘hielden de boel bij elkaar’ (naar het woorden van Joop den Uyl, de sociaaldemocratische Nederlandse premier van 1973 tot 1977. Die rol spelen ze vandaag niet meer, want het politieke midden stortte in elkaar. De groei zit aan de buitenzijde bij links- en rechts-populisme.

De figuur van Pim Fortuyn, net tien jaar geleden doodgeschoten, speelde daarbij voor Nederland een doorslaggevende rol. Hij stond voor het zogenaamde ‘schone populisme’, dat geen banden had met extreem-rechts, collaboratie of racistische groeperingen.

Ook de sociaaldemocratische PvdA wordt daardoor uit elkaar gescheurd, weet Cuperus die voor die partij werkt. De Nederlandse linkerzijde staat in de discussie over de maatschappelijke verbrokkeling allerminst op één lijn. Enerzijds kiezen D’66 en Groen Links nadrukkelijk de kant van de progressieve hoog opgeleiden kosmopolieten, terwijl de SP (Socialistische Partij) de kaart trekt van ‘het volk’, de verliezers van de globalisering. De PvdA zit daar tussen en hinkt wat onhandig op beide benen.

Politiek is voor Cuperus een zaak van management van angst en hoop. Dat doen de huidige machthebbers slecht en daarom kiest het brede volk steeds minder voor die klassieke partijen.

Volgens Cuperus zijn er twee bewegingen nodig. Er moet gewerkt worden aan volksverheffing en aan eliteverheffing. De elite moet het eigenbelang, de zelfzucht, de hebzucht afwerpen. Het idee ‘noblesse oblige’ dient weer uitgevonden te worden. De volksverheffing moet er voor zorgen dat het asociale hedonisme (de snelle genotsdwang) wordt ingeruild voor degelijke burgerlijke deugden.

De politiek moet zorgen voor sociaal-economische en culturele zekerheden, bescherming en continuïteit. De voortdurende verandering mag niet langer de norm zijn. In ruil moet ‘het volk’ zijn afkeer voor openheid afleggen.

Ei van Columbus?

Uiteraard geven we de gedachtegang hier beknopt en te schematisch weer. Het gaat ook over een zeer subjectieve omwoording van Cuperus’ verhaal, waarvoor ondergetekende soms meer moet worden aangesproken dan de spreker zelf.

Wellicht vraagt de indeling tussen hoog- en laagopgeleiden wat meer nuance. De diplomarijke bakfietsalternatieveling en de even hoog opgeleide 4X4-bezitter spelen niet dezelfde rol in het verhaal. Maar de analyse van Cuperus is boeiend, moedig en prikkelend. Ze legt tendensen bloot die veel inzicht geven in wat vandaag politiek en maatschappelijk scheef loopt en biedt ruimte voor een veel interessanter links verhaal dan hetgeen vandaag aan die zijde van het politieke spectrum, zeker in Vlaanderen, de overhand heeft.

Als het over alternatieven en oplossingen gaat, blijft Cuperus vaag en overtuigt hij minder. Maar zoals hij zelf zei bij de pint achteraf: het is in eerste instantie belangrijk om de analyse te maken waarom het fout loopt. Daarbij helpt hij meer dan een handje en dat is al een hele verdienste. En Columbus? Die legt in deze troebele tijden niet zoveel eieren meer.

<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.

Meer van Peter De Roover
Commentaren en reacties