JavaScript is required for this website to work.
post

De Ronald in de Donald

Parallellen tussen Trumps overwinning en die van Reagan in 1980

Joren Vermeersch20/1/2017Leestijd 9 minuten

Donald Trump is president. En opvallend: er zit veel Ronald Reagan in het discours en de overwinning van Trump.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Vandaag legde Donald J. Trump de eed af als 45e president van de Verenigde Staten. Een dikke twee maand is alweer verstreken sinds zijn ‘stunning victory’, die door pers en politiek in Europa met ongeloof en walging werd onthaald. De grofgebekte New Yorker werd in onze media dermate succesvol geframed als een onwetende schlemiel en een haatdragende nozem, dat vrijwel niemand het kon vatten dat de Amerikaanse bevolking precies hem naar het Witte Huis had gestuurd. Of all people! Die achtste november ontstond er in België een ware communicatieve rat-race. Politici en opiniemakers struikelden over elkaar om hun afkeer van de daken te schreeuwen, als waren de VS net ten prooi gevallen aan the dark side of the force. Elio Di Rupo had het hoogdravend over ‘een bijzonder verontrustende gebeurtenis voor de rest van wereld en het Amerikaanse volk.’ Donkere wolken pakken samen. ‘Mijn God, wat een deprimerende dag. Black Wednesday’, vertrouwde Ivo Belet (CD&V) dan weer toe aan twitter. Een echt ‘schoontje’, dat recht uit het rijke oeuvre van Paul van Ostaijen lijkt weggeplukt, is de tweet van Guido De Padt (Open Vld): ‘Tragiek tranen trauma trip troep Trump’.

Obama-idolatrie

Hand in hand met het collectieve diaboliseren van Trump werd de legislatuur van Obama omringd met een gouden aureool. Het unaniem positieve beeld dat van Obama werd opgehangen in onze media neemt haast de vorm aan van communistische idolatrie. Ten onrechte, want die kritiekloze bewieroking strookt niet met de mening van de doorsnee Amerikaan. Obama wordt in de VS gezien als een verstandig en integer man die prachtige, begeesterende speechen geeft, maar die tegelijk nooit de Amerikaanse locomotief aan de praat kreeg. Erger, het besef overheerst dat grote delen van de bevolking er onder zijn bewind economisch op achteruit gegaan zijn.

Door selectieve criteria te hanteren ging Obama in zijn speeches prat op een nationale werkloosheidsgraad van amper 4,7%, maar iedereen wist dat dat fictie was. Tegelijk waren er immers slechts 62,7% van de Amerikanen aan de slag. Ter vergelijking, in Vlaanderen is dat momenteel 72%. De sowieso al weinig kritische Vlaamse media waren er gedurende de kiescampagne collectief Oost-Indisch doof voor, maar het ging niét goed met Amerika onder Obama, althans niet voor iedereen. Obama kon weliswaar uitpakken met relatief gezonde economische groei, maar die groei ‘didn’t trickle down’. Het mediane inkomen, de werkelijke toetssteen van hoe het staat met ‘Middle America’, stagneerde onder acht jaar Obama. Het daalde eerst gestaag tot 2012 en haalt pas nu het niveau van zijn eerste jaar als president. Die evolutie is pijnlijk, gezien het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking er in die jaren wél fors op vooruitging. De groeiende spagaat tussen die twee, hieronder gevisualiseerd, wijst op een groeiende kloof tussen rijk en arm tijdens de Obama-jaren.

De arbeiders, bedienden en kleine zelfstandigen die samen ‘Middle America’ vormen, bekeken op het eind van de maand hun rekeninguittreksels en lazen daarin een gans ander verhaal dan het optimistische ‘Yes we can’ waarmee Obama hen voor zijn kandidatuur had warm gemaakt. Zij zagen een verhaal van graduele verarming, door een combinatie van stagnerende lonen en een door de Federal Reserve bewust aangewakkerde inflatie. Zij zagen tegelijkertijd de goednieuwsshow op de mainstream-media en de dure galadiners van democratische politici met de CEO’s en Executives van multinationals. Zij beseften dat er onder Obama in werkelijkheid méér ongelijkheid, méér armoede en minder economisch perspectief voor de lager opgeleiden was gekomen. En toen kwam The Donald langs om de Democratische luchtbel te doorprikken. Met zijn provocatieve vinger draaide hij in de zere wonde die door de Clinton-getrouwe mainstream-media vakkundig werd verzwegen: ‘Middle America is bleeding.’        

Immorele parvenu

De nozem van New York, die naar verluidt ‘schijt’ op gouden toiletten, werd van bij het begin geridiculiseerd en tot op het allerlaatste moment niet au sérieux genomen. Niet door de Democraten, maar ook niet door het Republikeinse establishment. Trump zegt wel dat hij een presbyteriaans christen is, maar iedereen weet dat religie hem geen moer kan schelen. Ethisch is hij progressief en libertair, net zoals elke New Yorker. Beide eigenschappen maken hem tot een gedegenereerde immorele parvenu in de ogen van de religious right, die de kern vormen van het republikeinse establishment.

Met zoveel vijanden op rechts leek het lange tijd ongeloofwaardig dat Trump de Republikeinse nominatie überhaupt in de wacht zou kunnen slepen, laat staan dat hij een bedreiging zou kunnen vormen voor de Democraten in een nationale verkiezingsstrijd. Maar zowel het Republikeinse establishment als het Democratische kamp misrekenden zich schromelijk. Trump had de economische realiteit achter zich én deed wat niemand van een Republikein zou verwachten: het eigen kernpubliek ostentatief negeren en daarentegen vol gaan voor de hearts and minds van het kernelectoraat van de Democraten zelf, de ‘blue collar workers’ (arbeiders) uit het voormalige industriële hart van Amerika, de hedendaagse rust belt in de staten Pennsylvania, Ohio, Illinois en Michigan. De stem van de religious right kon Trump worst wezen. Die was toch al binnen. Waar hij op aasde was de stem van de hardwerkende kleine man, verzinnebeeld in de persoon van Samuel Joseph Wurzelbacher, a.k.a. ‘Joe the Plumber’.

‘The Ronald in the Donald’

Nochtans had een andere Republikein dit kunstje al eens eerder voorgedaan, met veel meer succes nog wel. Een man aan wie Trump zich spiegelt en aan wie hij zelfs zijn campagneslogan ‘Make America great again’ heeft ontleend: Ronald Reagan.

Wie zich verdiept in de persoon Trump en in de persoon Reagan, ziet enorm veel parallellen, in die mate dat je kan spreken van ‘the Ronald in the Donald’. Beiden werden pas op late leeftijd politiek actief. Ze werden ingezworen als president op respectievelijk hun 70e en 69e en hadden daarvoor nooit enig politiek mandaat in Washington bekleed. Self made men ook, die lang aan de weg timmerden door eerst famous te worden bij brede lagen van de bevolking. Reagan als filmster in Hollywood, Trump als extraverte New Yorkse society-figuur, die lustig schandaal veroorzaakt in boekskes als Vanity Fair en op zijn druk bekeken eigen televisieshows.

Zoals iedereen binnen de culturele en de financiële elite waren ze lange tijd evident lid van de Democratische Partij. Reagan trad pas op zijn 51e toe tot de Grand Old Party, terwijl Trump zich pas op zijn 56e tot Republikein bekeerde, wat hen de levenslange ideologische scepsis opleverde van diehard Republikeinen als de Bush-clan. Zowel the Donald als the Ronald hadden daar lak aan en wapenden zich daartegen door zich een volks anti-establishment imago aan te meten, dat soms zelfs anti-intellectuele kantjes aannam. Het totale gebrek aan nuance en details in de speeches van Trump is ondertussen legendarisch. Weinigen weten dat ook Reagan de populistische en soms zelfs ronduit de beledigende tour kon opgaan. Toen hij als gouverneur van Californië vanuit ecologische hoek kritiek kreeg op zijn beslissing om de uitbreiding van Redwood National Park tegen te houden, repliceerde Reagan scherp: ‘A tree is a tree. How many more do you have to look at?’. Enkele maanden voor de verkiezing van 1980 haalde hij het zelf in zijn hoofd om de voltallige Poolse en Italiaanse gemeenschap te schofferen met platte Polen- en Italianen-moppen, het Amerikaanse equivalent van de Belgenmop bij onze noorderburen.

Niet alleen zijn er grote persoonlijke parallellen tussen de personen Trump en Reagan, ook de economische context en de politieke vertaling daarvan is grotendeels gelijkaardig. Wie zich verdiept in de razend interessante ‘Presidentials’ van 1980 tussen de flamboyante Donald Reagan en de saaie intellectueel Jimmy Carter, krijgt een flashforward naar de economische realiteit van vandaag. De Carter-jaren werden omschreven als een periode van stagflatie, een combinatie van stagnerende economische groei met hoge inflatie, die gradueel de koopkracht van de burger aantastte. Ook toen al kreeg de Amerikaanse industrie rake klappen. Boosdoeners waren niet zoals vandaag de Amerikaanse multinationals die uit winstbejag verkassen naar Mexico en China, maar Japanse en Zuid-Koreaanse bedrijven die de Amerikaanse elektronica- en auto-industrie platwalsten met goedkopere producten. In die penibele economische context ging Reagan naar de kiezer met een campagne die nog populistischer was dan die van Trump in 2016. Hoewel er in het verkiezingsjaar 1980 een begrotingstekort werd opgetekend van 59 miljard USD, beloofde hij de kiezer om de belastingen met maar liefst een derde (!) te verlagen, het defensiebudget te verdubbelen en tegelijk een begrotingsoverschot te bereiken in 1985. Alles zou vanzelf goedkomen eens de nijvere burger bevrijd werd van de fiscale en reglementaire ketenen waarmee de Federal Government hem versmachtte. Gerald Ford, de vorige Republikeinse president (1974-1978), omschreef Reagan daarom niet ten onrechte als ‘somebody with a penchant for offering simplistic solutions to hideously complex problems.’

Maar het politieke programma is in een verkiezingsstrijd slechts één zaak. Retoriek een gans andere. Sinds de Atheense redenaar Demosthenes zijn er al veel de revue gepasseerd, maar weinigen waren zo bedreven met het woord als Reagan. The Ronald wist dat er een diep gevoel van economische malaise heerste bij brede lagen van de werkende bevolking en buitte die situatie genadeloos uit. Voor een publiek van truckers in Ohio verklaarde Reagan: ‘Carter has caused a severe depression that has brought more suffering to workers and their families than anything since the Great Depression of the 1930s. I am here to tell you that the working people cannot afford four more years of Jimmy Carter.’ Een groteske overdrijving uiteraard, maar meteen was de term ‘Carter-depression’ geboren, die de man voor de rest van de campagne zou achtervolgen. Een zwaar gepikeerde Carter haalde op zijn beurt zwaar uit naar Reagan, door te verklaren dat iemand die niet eens het verschil kent tussen een recessie en een depressie een economische onbenul is, intellectueel onbekwaam om het land te leiden. In een volmaakte parallel met het hedendaagse anti-intellectualisme van Trump, organiseerde Reagan daarop de perfecte tegenzet: een informele barbecue in Detroit voor arbeiders en werklozen, waarop the Ronald zelf de quarterpounders op de grill legde en flesjes Budweiser bier ontkurkte voor getatoeëerde bebaarde kerels in bodywarmers en houthakkershemden. Eens de sfeer erin zat, beklom hij het podium en vloerde hij Carter voor de verzamelde media in onvervalste Trump-stijl: ‘Recession is when your neighbour loses his job. Depression is when you lose your job. And recovery is when Jimmy Carter loses his job.

Branie en simplismen

De rest is geschiedenis. The Ronald haalde het nationaal met 51% tegen 41%. Een klassieke landslide victory, behaald met de stemmen van het klassieke Democratische kernelectoraat. Jimmy Carter probeerde in de laatste maanden nog alles uit de kast te halen om Reagan als dom en gevaarlijk af te schilderen, maar het kalf was toen al verdronken. Op een campagnerally in Californië op 22 september 1980 omschreef Carter Reagan als een ‘mad bomber’, die de VS met zijn roekeloosheid en onwetendheid in een oorlog zou storten. Uiteraard verweet hij Reagan ook een racist te zijn. In een volmaakte kopie van het beledigende discours van Hillary Clinton 36 jaar later, hield Carter zijn toehoorders een nachtmerriescenario voor ogen indien Reagan het zou halen: ‘You will determine what kind of life you and your families will have, whether this nation will make progress or go backward, and whether we have peace or war. Americans will be separated, blacks from whites, Jews from Christians, North form South, rural from urban.’ Hiermee deed Carter niets minder dan insinueren dat Reagan zou zondigen tegen het heilige Amerikaanse constitutionele principe dat ‘all men are created equal’, zoals vermeld in de preambule van de Declaration of Independence, ( 4 juli 1776). De acteur in Reagan liet eerst kalm de storm overwaaien en reageerde daarop opnieuw gevat: ‘I think Mr. Carter owes the country an apology.’ Moralistisch fulmineren vanuit de moral high ground, met nietszeggende verwijten als‘Wij verenigen, jij verdeelt’, heeft voor ‘links’ nog nooit zoden aan de dijk gebracht. Niet in de VS, niet in Europa, niet in 1980, niet in 2016.

Het Trump-fenomeen van vandaag komt dus allerminst uit het niets gevallen. The Ronald is The Donald al voorgegaan en heeft hem getoond hoe het moet: met branie en simplismen. Durf het ostentatieve positivisme dat zo typisch Amerikaans is te doorprikken. Durf te benoemen dat het helemaal niet ‘great’ is in America. Durf te zeggen dat de modale Amerikaan er zelfs op achteruit is gegaan en vooral ook waarom, zelfs al druist dat in tegen politiek correcte dogma’s. De redenen die Trump daarvoor aanhaalt verpakt hij net zoals Reagan in ongenuanceerde en provocatieve boutades, maar het maakt ze er daarom niet minder pertinent op. Het is helaas correct dat excessieve immigratie van laaggeschoolden de lonen van de eigen blue collar workers onder druk zet. Eveneens is het helaas correct dat vrijhandel met lageloonlanden resulteert in een verschuiving van de maakindustrie van het hoge inkomensland naar het lage inkomensland.

Trump was de enige die deze evidente waarheden durfde benoemen. De Democraten waren daar door morele dogma’s niet toe in staat, terwijl het Republikeinse establishment net zoals het Democratische in bed lag met het internationale grootkapitaal. Voor de laaggeschoolde verliezers van het fysieke en economische open grenzenbeleid van de Democraten kwam plots een ware messias vanuit de Trump-Tower nedergedaald. Iemand die hun problemen erkende. Iemand die hen in begrijpelijke taal logische oorzaken voor hun ellende aanwees en die beloofde om die oorzaken ook kordaat aan te pakken. Een blanke arbeider uit Ohio die zijn job verloor doordat zijn fabriek naar Mexico verhuisd is, die vervolgens geen overheidsjob krijgt omdat daar positieve discriminatieregels gelden voor minderheden en langdurig werklozen, en die vervolgens niet eens hamburgers kan bakken in de Mc Do omdat ze daar liever werken met illegale Mexicanen tegen 2 dollar per uur, heeft geen behoefte aan gevleugelde speeches over raciale en gendergelijkheid. Die heeft behoefte aan jobzekerheid, als het even kan met een deftige verloning. Daar hebben de Democraten het pleit verloren, zoals Bill Clinton in 1994 al wist: ‘it’s the economy, stupid’.

Vandaag werd the Donald ingehuldigd als president van een diep verdeeld land. Hij heeft die klus geklaard door Joe Six-Pack een enorme belofte te maken: de American Dream nieuw leven inblazen. Zijn kiezers verwachten van hem een substantiële koopkrachtverhoging en vooral jobs, jobs, jobs. Dat is makkelijker beloofd dan gedaan. Indien hij faalt, zal de woede onder zijn aanhangers een perfecte afspiegeling zijn van de idolatrie waarmee ze hem vandaag op handen dragen. Pragmatiek en bekwame medewerkers zullen, net zoals bij Reagan, veel, zo niet alles, beslissen. Om Milton Friedman te citeren, Nobelprijswinnaar economie en architect van Reagans economische succes: ‘What you want in the white house is a principled man. What you don’t want is a rigidly principled man.’Alvast op dat vlak ben ik geneigd The Donald het voordeel van de twijfel te geven. Hij zal het nodig hebben.

‘Some people in high positions of leadership tell us that the answer is to retreat, that the best is over. For 200 years we’ve lived in the future, believing that tomorrow would be better than today and today would be better than yesterday. I still believe that. I’m not running for the Presidency because I believe I can solve the problem’s we’ve discussed tonight. I believe the people of this country can.’ Ronald Reagan, finale boodschap aan de natie, 3 november 1980.

 

Bron voor citaten: H. SMITH, A. CLYMER, L. SILK, R. LINDSEU en R. BURT, Reagan the Man, the President, Pergamon Press, NYC, 1981

Grafiek: FRED, Federal Reserve Bank of St. Louis.

 

 

Joren Vermeersch (1981) is jurist, historicus, auteur en adviseur ideologie voor N-VA. Bijdragen zijn steeds in eigen naam. Hij publiceerde '1349: Hoe de Zwarte Dood Vlaanderen en Europa veranderde', en met Theo Francken 'Continent zonder grens' en 'Migratie in 24 vragen en antwoorden'.

Commentaren en reacties