JavaScript is required for this website to work.
Binnenland

De schotten moeten weg

onderwijshervorming

Peter De Roover3/6/2013Leestijd 4 minuten

Over de aangekondigde onderwijshervorming blijven nogal wat misverstanden bestaan. Enkele verduidelijkingen zijn soms op hun plaats. Laten we het bijvoorbeeld over ‘de schotten’ hebben.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

‘Weg met de schotten’: het lijkt wel een slogan van de Engelse koning Edward I Longshanks in de film Braveheart. In het onderwijsdebat willen de aanhangers van de Smet-hervorming dat de schotten tussen aso, tso en bso worden weggewerkt. Ook de hervormingsnota van het katholiek onderwijs, de Guimardstraat, bepleit het afschaffen van die bestaande indeling.

Vandaag zijn die schotten alvast niet zo hoog als graag wordt beweerd. Eenvoudig gesteld bereidt het aso (algemeen secundair onderwijs) voor op hogere, bij voorkeur universitaire studies. Het bso (beroepssecundair onderwijs) is in beginsel gericht op directe inzetbaarheid op de beroepsmarkt na een 7e jaar. Maar bso-leerlingen die dat willen, mogen hoger onderwijs volgen.

Tso (technisch secundair onderwijs) zit niet zomaar kleurloos tussen de twee in. Eigenlijk biedt die richting een combinatie die uitzicht geeft op verdere studies, doorgaans hoger niet-universitair, maar ook kan uitmonden in directe deelname aan het beroepsleven na het middelbaar. Ook hier maken de schotten tso niet tot een oninneembare vesting noch tot een gevangenis waaruit ontsnappen geen optie zou zijn. Tso-leerlingen die een universitair diploma halen zijn geen extreme uitzonderingen. Wel wordt, liefst zo snel mogelijk, specifiek op de concrete leerlingengroep toegesneden onderwijs aangeboden.

Eens over wat bestaat

De indruk die gewekt wordt dat kinderen vandaag op hun twaalf jaar al levensdefinitieve keuzes moeten maken, botst met de realiteit. Helemaal vreemd wordt het om vandaag in een krant te lezen: ‘waren de regeringspartijen het de afgelopen dagen wel al grotendeels eens over de brede eerste graad. Die zou in het eerste jaar 27 uren gemeenschappelijke vorming hebben, en 5 uren differentiatie. (…) In het tweede jaar wordt dat dan zeven uur differentiatie.’

Mooi dat de partijen het eens zijn over iets wat… in essentie vandaag bestaat. Bijvoorbeeld de webstek onderwijskiezer vertelt hoe de vork vandaag in de steel zit: ‘De meeste leerlingen uit het 6de leerjaar lager onderwijs gaan naar het 1ste leerjaar A. Je krijgt er les van verschillende leerkrachten. Er wordt verder gebouwd op de leerstof uit het basisonderwijs. In dit 1ste leerjaar A ligt de nadruk zoveel mogelijk op een gelijke start en aanpak voor iedereen. Het tempo in de klas ligt hoger dan in de basisschool en er wordt van jou een grotere zelfstandigheid verwacht.
Welke school je ook kiest, minstens 27 lesuren zijn overal en voor iedereen hetzelfde; een beperkt aantal uren mag je zelf kiezen. De lessentabel omvat 32 lestijden per week en omvat 2 delen:

  • De Basisvorming (27/28u)
  • Het Keuzegedeelte (4/5u)

De vakken van de basisvorming zijn voor iedereen hetzelfde. De vakken uit het keuzegedeelte kan je niet zomaar vrij kiezen. Elke school biedt één of meerdere mogelijkheden aan waartussen jij vrij kan kiezen. 
Hoewel in theorie sprake is van één 1ste leerjaar A, kunnen scholen eigen accenten leggen. Zo zijn er scholen die meer uren besteden aan sport, circustechnieken, economie, wetenschappen… Andere scholen geven les volgens een bepaalde pedagogische methode of vanuit een bepaalde religieuze achtergrond. 
Nog andere scholen voorzien meer leerstof om het jaar zwaarder te maken op theoretisch vlak, meestal als voorbereiding op het ASO. Vaak geven scholen hun aanbod in het 1ste leerjaar van de 1ste graad namen als ‘de Moderne’, ‘de Latijnse’, ‘de Handel’, ‘de Technische’, ‘Sport’, ‘Kunst’, … Dit vertelt iets over de vakken die gebundeld worden aangeboden.

In het tweede jaar omvat de gemeenschappelijke basisvorming vandaag al 24 uur per week. Wat dan verkocht zou worden als de beroemde/beruchte gemeenschappelijke eerste graad is gewoon een doordruk van wat bestaat. Het eerste jaar B-stroom, dat eerder gericht is op de voortzetting van de loopbaan in bso-afdelingen, blijft in de ontwerpen die op tafel liggen bij de onderhandelingen bestaan.

De indeling aso, tso en bso start vandaag dus pas in de tweede graad, derde jaar middelbaar. Uiteraard is dat eerste jaar in elke school gesneden naar de maat van het latere aanbod in die school. Een eenheidsjaar is dat eerste in de feiten dus niet echt. Dat maakt de keuze van de school ook zo belangrijk, want het verdere verloop van het traject van de leerling wordt er in grote mate door bepaald. Als de partijen op dat punt akkoord gaan met het voortzetten van die huidige toestand, waarom dan daarvoor het woord hervorming gebruiken? (Op de idee van domeinscholen komen we terug in een latere bijdrage.)

Mentaliteitswijziging

Het opheffen van de schotten – die buitenproportioneel hoog worden voorgesteld – tussen aso, tso en bso zou de ‘slechte naam’ van tso en bso wegwerken. De Christelijke Onderwijscentrale (ACV) stuurde gisteren een open brief de wereld in. We lichten daaruit volgende passage (onder de titel: ‘Weghalen van de tussenschotten tussen de onderwijsvormen’).

Als de Vlaamse Regering overweegt om op termijn de tussenschotten tussen de onderwijsvormen op te heffen, dan zullen er gewoon andere tussenschotten in de plaats komen: die tussen de meer abstract en de meer praktisch georiënteerde studierichtingen. Zonder mentaliteitswijziging in hoofde van de ouders, zullen kinderen starten in de meer abstracte richtingen en zullen sommigen uiteindelijk overschakelen naar minder abstracte richtingen. Het is dus nog maar de vraag of het wegwerken van deze tussenschotten dezelfde kinderen en ouders zullen doen kiezen voor meer technische opleidingen.

Lood om oud ijzer dus. Ook hier wordt gekozen voor het grote woord hervorming om op het eind weer uit te komen bij het begin. ‘Het label en de vorm aso verdwijnen, maar het aanbod blijft’, zegt de directeur-generaal van de koepel van het katholiek onderwijs Mieke Van Hecke ongegeneerd in De Standaard. Een pleidooi dus om labeltjes te verhangen en er voor te zorgen dat er in feite niets verandert. We schreven het eerder naar aanleiding van de brief van de inrichters van het Jezuïetenonderwijs: ‘Het zijn en blijven jezuïeten, want dit kan alleen gelezen worden als: “wij zijn voor een gemeenschappelijke eerste graad voor zo ver die niet gemeenschappelijk is”.’ Zo blijkt ook Van Hecke voorstander van het afschaffen van het aso, als het maar mag blijven bestaan.

Dat het voortdurend veranderen van namen en labels bij ouders alleen maar voor meer verwarring zorgt, waardoor ze hun kinderen minder goed bij keuzes kunnen begeleiden en er meer foute keuzes zullen worden gemaakt, wordt nooit in het debat opgemerkt. Dreigt daardoor de remedie de kwaal niet alleen maar te verergeren?

NOOT:

Het kso, kunstsecundair onderwijs, vormt een aparte groep die we hier onbesproken laten maar ook een volwaardig studie-aanbod biedt.

<Een goed artikel? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>

Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.

Meer van Peter De Roover
Commentaren en reacties