De Vaste Commissie voor Taaltoezicht is geen fossiel
Taal is iets van vlees en bloed (DEEL I)
De taalwetgeving is de gelouterde vrucht van een eeuw Vlaamse Beweging, ze onbezonnen weggooien is fout.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEnkele jaren geleden ontdekten journalisten dat er nog steeds zoiets bestaat als de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, de VCT. Het was 2010 en het respectabele ‘administratieve college’ van Vlamingen en Franstaligen, aangevuld met één afgevaardigde namens de Duitstalige Gemeenschap, adviseerde om de Engelstalige opschriften van de Provinciale Hogeschool Limburg te verwijderen. Daarover was heel wat commotie ontstaan en de VCT gaf de klagers gelijk. Sinds einde jaren zestig behandelde de commissie zo’n kleine 50.000 dossiers: adviesaanvragen van ministers over taalgebruik, maar ook klachten van burgers die weten dat een bordje met ‘omleiding-déviation’ niet op zijn plaats is bij wegwerkzaamheden in Mechelen of Wulvergem.
Dat de VCT een groepje taaldragonders bijtrad en dus een hogeschool verbonden aan de provincie Limburg terugfloot, was niet van die aard om de commotie meteen te doen verstommen. Integendeel, het getier over zoveel benepenheid zwol snel verder aan en sommige media meenden zich ernstige vragen te moeten stellen over de representativiteit van de Commissie en over de maatschappelijke relevantie van haar ‘standpunten’ over taalgebruik. Dat de VCT geen standpunten inneemt, maar zo goed en kwaad als het gaat tracht om de taalwetgeving te doen naleven, mocht en zou niet gehoord worden. De commissie verdiende het blijkbaar om in berichtgeving te worden neergezet als fossiel.
Openbare orde
Nu, die taalwetgeving, meer bepaald de ‘gecoördineerde wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken’, is van openbare orde. Met andere woorden: een stad, gemeente, agentschap of ministerie kan zich niet beroepen op – bijvoorbeeld – budgettaire redenen of praktische afwegingen om de taalwetgeving niet na te komen. De bepalingen van de taalwetgeving moeten altijd en overal van kracht zijn. Dat neemt niet weg dat de taalwet bestuurszaken, uiteindelijk tot stand gekomen in 1966, niet altijd even gemakkelijk toepasbaar blijkt in de eenentwintigste eeuw.
Immers, met de verdere internationalisering van economie, financiën en kennis is het Engels sterk opgerukt. Bovendien zijn er grote migratiegolven op onze gewesten afgekomen: ‘nieuwkomers’ (een draak van een containerbegrip) kunnen maar aan een inburgeringcursus (en dus aan een studie van het Nederlands) beginnen, indien ze de eerste maanden van hun verblijf wegwijs geraken in wat de regels van onze samenleving zijn en welke bijzondere maatschappelijke aandachtspunten wij hanteren, onder meer wat rechten en plichten betreft. Denk daarbij niet te hoogdravend over gelijkwaardigheid van man en vrouw, scheiding van kerk en staat en dies meer. Het gaat over kinderen die een spuitje tegen polio moeten krijgen; dus kwesties van leven of dood, maar ook van handicap of geen handicap. Daarbij worden meer wel dan niet talen gebruikt die niet behoren tot de grondwettelijk vastgelegde ‘nationale talen’ van België: het Nederlands, het Frans en het Duits.
Van ambtenaren die het met dit soort vraagstukken te stellen hebben, kan wettelijk niet worden gevraagd zich van andere talen dan die ‘nationale talen’ te bedienen. Maar stilzwijgend gebeurt het toch. Daarom heeft de VCT de afgelopen twintig jaar heel voorzichtig en na rijp beraad een eigen adviespraktijk uitgebouwd om in uitzonderlijke situaties een aanvullend taalregime toe te laten op de regel van de taalhomogeniteit van de Gewesten, dat wil zeggen het ‘in Vlaanderen Nederlands’ en ‘in Wallonië Frans’. Het Hoofdstedelijk Gewest wordt als tweetalige hoofdstad van het federale België beschouwd.
Een gelouterde vrucht
De VCT doet haar werk voor het merendeel in stilte. Zij is niet of nauwelijks bekend bij mensen die al die taalpolitiek, vastgelegd in tal van wetten, maar een relict van het verleden vinden. Ooit moesten de Vlamingen zich ontvoogden door op te komen voor hun taal, maar die linguïstische hefboom geldt als een verouderd recept. Nu dienen ze zich blijkbaar te emanciperen door los te komen van hun identiteit en dus deels ook van hun moedertaal. Dat sociaalvoelende en zelfs kosmopolitische opvattingen evenwel mee aan de basis lagen van de taalstrijd en van de taalhomogeniteit, ontgaat deze mensen doorgaans. Taal is overigens niet alleen een instrument van ontvoogding, het is bepalend voor de identiteit van een volk en dus voor de manier waarop het in de wereld aan politiek doet. Een gemeenschap die een taal actief deelt, kijkt naar de toekomst en is op die manier vooruitstrevend. Dat heeft alles met politiek, maar niets met links of rechts te maken.
De taalwetgeving is de vrucht van langdurig en intensief werk van een aantal politici en hun adviseurs van een garnituur die we nu vaak met een vergrootglas moeten zoeken. Over zulke mensen, zoals de christendemocraat Jan Verroken, die een pacificatie van de taalverhoudingen voor ogen hadden en die tegelijkertijd de twee volkeren in België optimale ontwikkelingskansen naar eigen inzicht en vermogen wilden bieden (met als drijfkracht één principiële voertaal in de landsdelen), beschikken we vandaag de dag nauwelijks. Staatsmanschap, zo heette dat vroeger. Dit staatsmanschap bekijken we best los van de discussie of België ooit wel een toekomst had of zelfs verdiende. Er is geen enkele reden voor bijvoorbeeld Vlaams-nationalisten om de architecten van de taalwetgeving aan te vallen (integendeel!), omdat de taalwetten een typisch Belgisch compromis zouden zijn. Er gaapt een hemelsbreed verschil tussen de manier waarop de taalgrens haar beslag kreeg en de totstandkoming van de taalwetgeving. De taalwetgeving is de gelouterde vrucht van een eeuw Vlaamse Beweging. Wie een taal van een historische gemeenschap de kans geeft zich te ontplooien, die dient de stoffelijke en geestelijke belangen van dat volk. In die zin is een taal van vlees en bloed. Dat werd in de jaren zestig en zeventig heel goed begrepen en in wetten omgezet.
In een volgende bijdrage ga ik graag in op de strategische plaats die de taalwetgeving in de Belgische catch-22 bekleedt. Op het moment dat de Vlaamse-Waalse patstelling verkruimelt, zal de taalwet nog een belangrijke rol spelen. Daarom vormen een aantal actuele dossiers waarin pragmatische politici de wet willen uithollen een risico naar de toekomst.
Bart De Valck is voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging (VVB)
Dit is het eerste deel van een tweeluik, lees ook deel II
Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.
Tom Lamont (Vlaams Belang): ‘Een moratorium op de sluiting van bedrijven zal multinationals en kleine starters ontmoedigen te investeren in onze regio.’
Amerika in alle Staten: Trumps nieuwe kabinet, reguliere media en campagne-uitgaven onder vuur.