‘Denkend aan mijn oud-hoofdredacteur’
't Pallieterke-hoofdredacteur Leo Custers overleden
Vorige week overleed Leo Custers, journalist buitenland van Gazet van Antwerpen en hoofdredacteur van ’t Pallieterke. Zijn oud-medewerker Gui van Gorp kijkt terug. Een persoonlijk portret.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOuder worden is je referentiekader weten kleiner worden en je ijkpunten zien wegvallen tot alles zo anders is geworden dat slechts gelatenheid de enkeling nog rest. Op 12 november is de ‘journalist en Vlaming in hart en nieren’ Leo Custers (°1943) die voor talloos veel van zijn lezers in de Gazet van Antwerpen en later in ’t Pallieterke zo’n referentiepunt was, van ons heengegaan. Een tweetal weken geleden liet hij me weten dat hij een zware hartoperatie moest ondergaan en wellicht een tijd de maandelijkse bijeenkomsten van Marnixring Lieven Gevaert niet zou bijwonen. Uiteraard heb ik hem het beste gewenst en gezegd dat ik de boodschap zou doorgeven. Al enkele dagen daarna vernamen we zijn overlijden.
Geboren en getogen Limburger uit Gruitrode, ooit nog werkzaam in onze ex-kolonie, gepokt en gemazeld in de journalistiek bij de ‘Frut’ die toen nog de rechtse krant van de Linkeroever was maar eerst en vooral een echte Antwerpse volksgazet, Vlaamsgezind en christendemocratisch. Een echte krant die nog een meneer was en nog echte en trouwe lezers had … Leo was er de gewaardeerde specialist buitenland en gaf mede vorm aan de gezonde Avondlandse en Atlantische geest die ooit de redactie bezielde. Als hoofdredacteur van ’t Pallieterke miste hij later wel het dagelijks contact met zijn collega’s maar daar stond tegenover dat hij zijn eigen gang kon gaan, dat hij het gezicht en de kapitein van het rioolgazetje was dat hij van de nakende ondergang redde.
Enkele van mijn jeugdiger kompanen (met telkens dezelfde gemeenschappelijke vriend, die occasioneel ook wel eens kopij leverde) schreven al op min of meer regelmatige basis voor het ‘Zwart Moniteurken’, zoals Leo het blad vaak noemde. Het zal wel via hen geweest zijn dat hij mij, vandaag al bijna vijftien jaar geleden, vroeg om ook eens wat te schrijven. Eerst een dik jaar lang één of meerdere van de ‘dagen’ op de tweede bladzijde. Toen die rubriek verdween, kreeg ik tot mijn niet geringe verbazing mijn eigen column. Dat werd – naar het woord van J.-K. Huysmans – ‘Tegen de keer’ en fier als een gieter wilde ik daar best mijn eigen naam onder zetten. Op aanraden van Leo werd het dan toch maar een schuilnaam (die ik gedeeltelijk ooit al eens gebruikt had in Dietsland-Europa, ook al zaliger). De reden was volgens hem heel simpel: echte vrijheid van meningsuiting bestaat niet in dit apenland.
Ik heb dat wekelijks graag gedaan, kon daar mijn ei in kwijt en mijn gal op een aanvaardbaar peil houden – en Leo zag dat het goed was. Niet veel later kwam daar nog een andere wekelijkse rubriek bij, schreef ik occasioneel wel eens een boekbespreking (als Maekeblyde ons alweer niet voor was geweest), en bezocht ook wel eens expositie. Een keer of twee per jaar werd er bij een dinertje – meestal in het gezelschap van de roddeltante uit de Wetstraat – gereflecteerd en ongegeneerd heel Vlaanderen een kleedje gepast. Leo luisterde dan meer dan hij sprak – zoals steeds, stelde vragen – zoals steeds, gaf soms verrassend eenvoudige oplossingen voor wat moeilijke kwesties leken te zijn. En het heeft me meer dan eens verbaasd soms maanden later te merken dat de Heer Hoofdopsteller – zoals we hem meestal plechtstatig noemden en ook aanspraken – rekening had gehouden met een opmerking die slechts zijdelings was gevallen.
Leo was blij met de (haast te) artistieke medewerking van de Con-Serviteur die ik voor hem, voor zijn blad, had kunnen overhalen. En meer dan eens speelde ik dan ook postiljon voor de ongelooflijk gedetailleerd uitgewerkte prachttekeningen die – vaak op zaterdagnamiddag – bij hem thuis in Mortsel gebracht moesten worden. Al even memorabel waren de plusminus maandelijkse bezoeken op woensdag, in de ‘weelderige kantoren’ aan de Mechelsesteenweg 2 (waar de oplettende wandelaar op het raam nog steeds de naam van zijn en ons Pallieterke kan lezen). Hilarisch waren de laatste weken van het afscheid aan dat eeuwenoud adres, toen we – onder het genot van één of meerdere aperitieven – beurtelings verzen maakten op ‘het hol van de knol van Leopol’. En de verhuis van de loodzware, bronsgroene archiefkast – waaruit de legendarische Emiel de Volder ooit putte ter stoffering van zijn ‘Dossiers van ’t Pallieterke’ – richting Everdijstraat was ook niet totaal onopgemerkt. Gelukkig was Marc-Auguste Sax bereid zijn stootkar en mankracht ter beschikking te stellen, wijl een wat bezorgde maar hoogst geamuseerde Leo aartsvaderlijk toezicht hield op de grote maneuvers.
Het is overigens heel goed mogelijk dat we hem een paar maanden later in een zekere mate teleurgesteld hebben, toen we op zijn uitdrukkelijke vraag om hem op te volgen uiteindelijk niet ingegaan zijn. Lieveke vond immers dat haar Leo al lang genoeg geschreven en gewerkt had en wilde hem wat meer bij haar thuis hebben, samen nog wat reizen maken … Maar toen we samen alles op een rijtje zetten om de knoop in die moeilijke beslissing door te hakken, was hij de eerste om te stellen dat het beter was van niet. Ook al betekende dat voor hem het zoveelste uitstel van een reeds lang aangekondigd afscheid. Ik wist toen nog niet dat het voor mij ook een afscheid zou betekenen.
Gerekruteerd door mijn goede vriend Hendrik Neetens was Leo ook een gewaardeerd lid van Marnixring Lieven Gevaert. Ik werd in 2007 lid van die merkwaardige club vol eigengereide woelwaters toen ze nog maandelijks vergaderden in de molen in Boechout. Samen met de Apotenor uit Elversele was Leo mijn peter, het hoefde hem niet eens gevraagd te worden. Soms belde hij me of mailde – altijd kort, altijd meteen ter zake – met een vraag, een suggestie. Hij volgde het reilen en zeilen van onze ring met belangstelling maar een echte verenigingsmens was hij niet. We waren dan ook aangenaam verrast dat hij en Lieveke erbij waren toen we met een vijftiental ringleden (en begeleid door Frans-Jos Verdoodt) in juli van dit jaar twee dagen rondtoerden in ‘de reeds bevrijde gebieden’ ter gelegenheid van de Belgische nationale feestdag. En niemand kon toen voorzien dat Roger van Houtte en Jan Nuyts, Karel de Witte en Jan d’Haese hem zo gauw al nodig zouden hebben in de redactie van het enig satirisch blad dat in de hemel toegelaten is…
Bij de foto: Leo Custers – tussen MR-leden Wim Staelens en Rogier Martens – in juni 2014 in het Zuiderterras, Antwerpen. (c) Vic Mortelmans
Personen |
---|
Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.
Jonah Penninck (CD&V): ‘De waarden van Kerstmis kunnen nooit helemaal verdwijnen.’
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.