‘De cultuur van de welvaartsstaat is verheffend en open, maar daarom niet minder streng’
Dialoogproject: Jan Cornillie (sp.a) antwoordt Sid Lukkassen
foto © Håkan Stigson (Pixabay)
De welvaartsstaat blijft razend populair, maar gedeelde identiteit is nodig voor solidariteit. Jan Cornillie in dialoog met Sid Lukkassen
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementBeste Sid
Ik heb met veel aandacht uw reactie op mijn boek Zonder Links geen Toekomst voor Europa, naar een Europese Unie van welvaartsstaten gelezen. U stelt enerzijds bewondering te hebben voor het boek. Anderzijds wijst u op ‘relevante zwaktes’ in mijn betoog, meer bepaald dat ik mij onvoldoende rekenschap geef van culturele verschillen en blijf geloven in social engineering. Daarbij sluit u naadloos aan bij politieke discussies die opnieuw zijn aangewakkerd sinds de verkiezingen in België, Denemarken en in Europa. In het vervolg van deze brief ga ik verder in op het culturele argument en op social engineering. Eerst maak ik enkele inleidende opmerkingen over de recente verkiezingen in België en in Europa.
Aandachtsspanne: media versus bevolking
Ik ga graag van start met een persoonlijke bevinding uit de campagne voor de verkiezingen van mei 2019. De snelheid waarmee thema’s in de media kwamen en gingen, deed partijstrategen besluiten (hopen?) dat ze daarmee ook weg waren bij de bevolking. Dat is een vergissing: mensen veranderen niet zo snel van waarden, overtuigingen en standpunten. Migratie, klimaat, koopkracht, belastingsontwijking: die thema’s zijn nooit weg, ook al zijn ze even minder in de media-aandacht. Bovendien verbinden mensen die thema’s met een fundamenteel gevoel over de stand van de wereld.
Het is aan politieke partijen om een visie en gevoel over het geheel te brengen. Voor mijn eigen politieke familie, de sociaaldemocratie, is het fundamentele sentiment er een van onrechtvaardigheid en gaat de visie uit van de welvaartsstaat die voor rechtvaardigheid kan zorgen. Ik zal hier de these van mijn boek niet opnieuw uit de doeken doen, maar voor de verdere discussie zijn twee overwegingen relevant.
Te beperkte invulling onrechtvaardigheid
Ten eerste is de traditionele progressieve invulling van onrechtvaardigheid als ‘zorg voor wie lijdt’ en ‘vrijheid voor wie onderdrukt wordt’ te beperkt, zoals de psycholoog Jonathan Haidt overtuigend heeft aangetoond in zijn boek The Righteous Mind. In de voorbije tien jaar is het onrechtvaardigheidsgevoel in Europa verschoven naar het gevoel van gebrek aan bescherming tegen ‘valsspelers’ en loyauteit ten opzichte van ‘verraders’ die zich onttrekken aan de gemeenschap.
Of het nu de bankencrisis, de migratiechaos, de terreuraanslagen, de klimaaturgentie, de eurocrisis betreft: politici kregen het niet voldoende voor mekaar om de kiezer te overtuigen van de rechtvaardigheid van de aanpak — deels ook omdat die niet altijd rechtvaardig was. Gebrek aan loyauteit is het onrechtvaardigheidsgevoel waar de zogenaamde populisten op drijven, waarbij ze gemakshalve de elite, de vreemdelingen en de experten samenlappen in een groep die zichzelf een geprivligeerde status toebedeelt en niet bezig is ‘met ons’.
Sommigen spreken over ‘wall people’ en ‘web people’, anderen over winnaars en verliezers van globalisering, nog anderen over de meritocratische elites die ‘van overal’ zijn versus de populisten van hier. Maar het gaat telkens om loyauteit en bescherming. De voorbije verkiezingen in Europa zijn in dat perspectief gewoon de uitgestelde democratische rekening voor het gebrek eraan in de politiek van de voorbije tien jaar. Als sociaaldemocraten — en bij uitbreiding ook christendemocraten en liberale democraten — het pleit willen herwinnen, zal het rechtvaardigheidsconcept moeten worden uitgebreid naar een verhaal dat ook loyauteit waardeert en bescherming biedt.
Populariteit welvaartsstaat
Ten tweede blijkt ook uit de voorbije verkiezingen hoe populair de welvaartsstaat nog steeds is. De steun voor hogere lonen, progressieve fiscaliteit, sociale zekerheid en toegankelijke gemeenschapsdiensten blijft intact. Bovendien voelen kiezers juist aan hoe die welvaartsstaat onder druk komt te staan: ongecontroleerde migratie, klimaat, multinationals en opeenvolgende besparingsrondes knagen aan de pijlers van de Europese welvaartsstaten.
Sociaal overleg over lonen en arbeidsvoorwaarden staat onder druk van al dan niet legale arbeidsmigratie intra- en extra-EU, progressieve fiscaliteit van belastingsshopping door multinationals en superrijken, sociale zekerheid van een onevenwicht van bijdragers en ontvangers, toegankelijkheid van gemeenschapsdiensten zoals onderwijs en gezondheidszorg van budgettaire rantsoenering. Klimaat bedreigt het hele welvaartsmodel en sommige klimaatmaatregelen bedreigen het welvaartsmodel van bepaalde gezinnen.
De steun en bezorgdheid voor de welvaartsstaat heeft twee politieke gevolgen: 1/ sociaaldemocratie zal minder makkelijk sterven dan opiniemakers ter linker- en rechterzijde nu al jaren schrijven en 2/ zonder een geloofwaardig en volhoudbaar antwoord op het geheel van uitdagingen van de welvaartsstaat zullen we moeilijk terugkomen.
‘Een domein van gedeelde identiteit’
Ik vermoed dat u nu stilaan de wubbes krijgt, Sid, want ik heb het nu nog steeds niet over cultuur gehad. Ik zal uw geduld niet langer op de proef stellen. Ik schreef hierboven dat we de loyauteitscrisis in onze Europese democratieën onderschatten. Welnu, mijn optimistische, begripsvolle lezing van jouw nadruk op cultuur en identiteit en pleidooi voor ‘een herbronning op de historische én filosofische tradities van vrijheidsliefde, burgerlijke autonomie en bestuurlijke zelfbeschikking’ als een poging om loyauteit te herstellen.
In dezelfde zin schreef Paul Collier naar aanleiding van de zege van de Deense sociaaldemocraten dat ‘wederkerigheid een domein van gedeelde identiteit nodig heeft’. De welvaartsstaat kan niet louter bestaan als een transactioneel model van rechten (sociale voordelen) en plichten (bijdragen) betalen. Het vraagt volgens Collier ook een cultuur, een ingesteldheid, een gevoel van gezamenlijk toebehoren. Ik ben geneigd om daarmee in te stemmen, maar de vraag wordt dan: ‘Hoeveel gezamenlijke cultuur is er nodig?’ Ik moet bij gedeelde cultuur spontaan aan mijn vrome, toegewijde grootmoeder die elk schooljaar ritueel herhaalde dat ‘je je talen moet leren’. Zelf sprak ze er geen, maar er bestond geen twijfel voor haar dat het nodig was.
Wat mijn grootmoeder zei, was een intuïtieve uiting van ‘schoolcultuur’ die doorheen decennia was opgebouwd doorheen instituties zoals de kerk, de arbeidersbeweging, het onderwijsveld, de media etc. Die schoolcultuur is noodzakelijk voor het voortbestaan van onze welvaartsstaat. Maar daar zit ook een belangrijke les in. Die onderwijscultuur was er niet altijd, is er niet zonder discussie en zelfs strijd gekomen en blijft ook nu nog verbeterbaar terwijl de bovenvermelde instituties hun greep op de samenleving verloren hebben.
Binaire lezing van cultuur en identiteit
U ziet: de cultuur van de welvaartsstaat is verheffend en open, maar daarom niet minder streng. Dat staat in contrast met mijn pessimistische lezing van uw brief: cultuur en identiteit als iets binair, onoverkomelijk, onveranderbaars. ‘Moorden en de onveiligheid zijn deel van de cultuur die heerst buiten Europa,’ schrijft u, en dus zal ‘onveiligheid zich in Europa voortzetten als deze mensen worden toegelaten.’ En op dat punt raakt u mij kwijt in uw betoog.
Kijk, ik ben overtuigd dat er een vollere beleving van burgerschap nodig is ter ondersteuning van onze welvaartsstaat dan enkel de transactionele, liberale kijk op burgerschap. Taal, waarden en gedeelde instituties zijn belangrijk. Het verhalen en vertellen van hoe we als Vlamingen, Belgen en Europeanen geworden zijn tot wie we zijn en welke mogelijkheden voor ons liggen is belangrijk. En waar vroeger de kerk dat deed, vind ik het goed — beter — dat dat burgerschap over de levensbeschouwingen heen wordt gethematiseerd.
In één van mijn Cornillie&co vlogs sprak ik me eerder uit voor het organiseren van lessen burgerschap op school, het weren van buitenlandse financiering van godsdienst (zoals in Oostenrijk) en een gezamenlijke strijd van vakbonden, vrouwen- en zelforganisaties voor tewerkstelling van vrouwen van migratie-achtergrond (zoals in Denemarken). Dat zijn maatregelen om een gezamenlijke cultuur te creëren die solidariteit in een welvaartsstaat kan bevorderen.
Hoe burger worden?
Waar ik geen voorstander van ben, noch de noodzaak van zie, is de identitaire vorm van burgerschap die burgerschap voorbehoudt aan mensen die in de juiste taal, godsdienst en van de juiste afstamming geboren zijn. Je kunt altijd burger worden, ook al gaat dat niet vanzelf. Die overgang van verheffend en open burgerschap naar identitair en gesloten burgerschap is volop aan de gang.
Daarom stelde ik in februari 2017 in een column de vraag aan Theo Francken: ‘Wat moet een vreemdeling eigenlijk nog doen voor N-VA om één van ons te zijn?’ Ik verwees toen naar een boeiend onderzoek van British Future How to talk about migration? (pdf). Uit de bevraging in dat rapport bleek een grote meerderheid van de Britten akkoord met deze stelling: ‘Om tot onze gemeenschap te behoren, moet iedereen onze taal spreken, onze wetten gehoorzamen en belastingen betalen zodat iedereen die zich aan de regels houdt gelijkwaardig als Brit zijn of haar kansen in het leven kan benutten.’
Taal spreken, de wet respecteren en belastingen betalen: als je volgens die regels speelt, kan je op een gelijke manier deel worden van de samenleving. Daarmee zijn niet alle kwesties opgelost, maar het lijkt me een goed startpunt voor een discussie over een vollere notie van burgerschap met daarbij ook de vraag hoe je burger kunt worden.
Social engineering en de pensioenskwestie
Social engineering tenslotte. Het valt me op dat u in absolute, categorieke termen spreekt. Voor u is immigratie ‘onverenigbaar met de welvaartsstaat’. Vervolgens stel je dat ‘social engineering niet heeft gewerkt’. Er lijkt geen twijfel mogelijk in uw wereld, iets waar ik het moeilijk mee heb en bovendien haaks staat op onze filosofische traditie — om alvast die bal terug te kaatsen.
Zo schrijft u bijvoorbeeld: ‘Velen van mijn generatie (ik ben geboren in 1987) zullen nooit pensioen ontvangen.’ Ik heb dat al meermaals gehoord. En ik weet waar je op doelt, namelijk dat de huidige jonge generatie de pensioenfactuur van de babyboomers zal moeten betalen. Die factuur piekt ergens tussen 2030 en 2040. Dat wordt knap lastig en zal niet zonder extra bijdragen en/of gemiddeld lagere pensioenen kunnen. Maar dat wil niet zeggen dat men ‘nooit pensioen zal ontvangen’. Die uitspraak is in alle opzichten overdreven.
Het is een kwestie van percenten BBP, niet van de hele pensioenfactuur. En bovendien is niet het eigen pensioen in gevaar, maar dat van de babyboomers. Sociale kwesties zijn niet alles of niets, ze zijn marginaal. Ze vragen grondige bijsturingen die aan de marge de welvaartsstaat haalbaar maken.
Theorie van ‘marginal gains’
Kijk, de wielrenner Chris Froome domineert al jaren de Ronde van Frankrijk op basis van een theorie van marginal gains. Op elk elementen van de wielerprestatie (training, voeding, fiets, kleding, etc.) wordt gekeken of er nog winstmarge is om de prestatie te optimaliseren. Het publieke debat zou deugd hebben van minder absolutismen en een meer marginale benadering. Want als mensen echt gaan geloven dat er geen pensioen voor hen zal zijn, komen er barsten in het sociaal contract. En zo gaat het ook met migratie. Migratie is niet volledig onder controle en zorgt op dit moment voor publieke kosten en vooral private winsten.
Er is publiek optreden en tijd nodig om dat recht te trekken. Want als mensen echt geloven dat vreemdelingen alles meteen krijgen, terwijl zij ervoor hebben moeten werken, dan is er een probleem op vlak van het sociaal contract. Ik had in de campagne meerdere minuten nodig om die stelling te weerleggen wanneer kiezers mij die voor de voeten wierpen terwijl de memes van Vlaams Belang kiezers in een flits gelijk gaven. Migratie kan verenigbaar zijn met de welvaartsstaat als die gecontroleerd gebeurt. Dat vraagt social engineering, van lokaal tot internationaal. Dat is onderhevig aan reality checks. Dat vraagt de bereidheid om democratisch op te treden wanneer waarden en principes met elkaar botsen.
Nieuwe evenwichten
Ter afronding: het proces van natievorming heeft zich voltrokken door grenzen te trekken én door interne solidariteit te organiseren binnen een welvaartsstaat. Dat was en is nog steeds de beste garantie op een rechtvaardige samenleving. Die verwezenlijking staat onder druk in een geglobaliseerde wereld. Daarom zijn nieuwe evenwichten nodig.
In dat kader pleit ik voor een discussie over de cultuur die nodig is om de solidariteit binnen de welvaartsstaat te dragen en het beleid (de engineering) dat nodig is om die cultuur te bevorderen. Er is geen reden om pessimistisch te zijn, maar des te meer reden om creatief en innoverend te zijn.
Jan Cornillie
Hier kunt u de crowdfunding bij dit dialoogproject steunen.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Jan Cornillie is voormalig politiek directeur sp.a
Jonah Penninck (CD&V): ‘Als we het politieke circus willen ontmantelen, begint dat bij onszelf.’
Waterramp in Spanje gebeurde in gebied waar meer dan 50 dammen gesloopt zijn.