Dwarsliggers schrijven geschiedenis (II)
Boekbespreking
Van twee Vlaamse dwarsliggers verschenen onlangs biografieën of memoires. Edi Clijsters las Nelly Maes en Jef Turf en zoekt parallelen. Vandaag deel 2.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet kan ook anders lopen dan bij Nelly Maes (zie deel 1). Bij de voorstelling van de mémoires van Jef Turf moest de Gentse burgemeester Daniël Termont (SP-a) lucht geven aan zijn gram – en vooral zijn onbegrip – over het feit dat de harde communist van weleer nu een N-VA-sympatisant zou zijn geworden. Daarmee bewees Termont vooral dat hij de laatste veertig bladzijden van het boek kennelijk niet had gelezen – of niet wou begrijpen.
Nu ja, het is niet niks natuurlijk: een tachtigjarige rooie rakker die anno 2013 durft beweren dat méér Vlaamse autonomie niet het einde van links inluidt, maar integendeel voorwaarde is voor de heropbouw van een geloofwaardig links alternatief in deze deelstaat. Dat is vloeken in de kerk van het Belgische salonsocialisme dat bij vele Vlaamse intellectuelen en kunstenaars bon ton is. Maar precies daarom zijn de herinneringen – en de conclusies – van deze merkwaardige communist zo leerrijk.
Deze mémoires zijn anders opgevat dan die van Nelly Maes. Hier is Jef Turf als verteller aan het woord, die zijn historisch relaas rijkelijk doorspekt met beschouwingen achteraf of bedenkingen omtrent de actualiteit; redacteur Karl van den Broeck heeft ‘alleen maar’ de ondankbare taak ter harte genomen om een en ander tot een verteerbaar geheel te ordenen. Turfs relaas is – ook dank zij de vele zijdelingse beschouwingen – bijzonder boeiend.
Want merkwaardig kan je Turfs keuze voor het communisme wel noemen. Hij was er zeker niet ‘van huis uit’ voor in de wieg gelegd: vader was onderwijzer, later inspecteur in het katholiek onderwijs. Ook zijn studie (kernfysica) en aanvankelijke loopbaan als wetenschapper wezen in een heel andere richting. Maar reeds tijdens zijn studie in Gent had Turf het marxisme ‘ontdekt’, en was hij – in volle Koude Oorlog – lid geworden van de Kommunistische Partij van België. Vanuit een idyllisch dorp in Wallonië (waar hij voor een gloednieuwe afdeling van het KMI instond voor het meten van radioactiviteit) stak hij de plaatselijke PCB-kernen een handje toe, en speelde een actieve rol in de ‘grote staking’ van 1960-’61 – waardoor hij zelfs op grond van verzonnen beschuldigingen enige tijd in de gevangenis belandde.
Die staking liep, zoals bekend, op een sisser af en in de daaropvolgende ‘rooms-rode’ regering zouden de sociaaldemocraten de eenheidswet goedkeuren waartegen hun achterban zo fel had geprotesteerd. Maar voor Turf was de atmosfeer in zijn werkkring ‘grondig verziekt’ en in 1963 vroeg de partijleiding hem om voltijds als vrijgestelde aan de slag te gaan in Gent. Die keuze betekende niet alleen het einde van een rustig en comfortabel bestaan in de ivoren toren van de wetenschap, maar tegelijk ook een forse inkomensvermindering. Bepaald geen gemakkelijke keuze dus, die hem toen ook door ettelijke mensen werd afgeraden. Maar of dat nu de juiste keuze was of niet, schrijft Turf ook nù nog, ‘ik heb mij gehouden aan mijn moeilijke beslissing, tot het bittere einde, toen de KPB mij niet meer nodig had en zelf verdween in het stof van de geschiedenis’.
Maar voor het zover was, speelden Turf en andere communisten nog een belangrijke rol in enkele grote sociale conflicten in het Gentse: de bezetting van ACEC Gent (december 1970), de dokwerkersstaking van 1973, en de acht maanden durende bezetting van Fabelta Zwijnaarde (1982-’83). Turf laat in zijn relaas niet alleen pittige anecdotes en diep-menselijke herinneringen aan bod komen, maar ook nuchtere analyse van de ‘reëel bestaande machtsverhoudingen’.
Hoe het met de reëel bestaande machtsverhoudingen binnen de communistische partij was gesteld zou hij ondervinden vanaf de late jaren zeventig, toen in zowat alle Westeuropese partijen het touwtrekken begon tussen eurocommunisten en moskou-getrouwen. Turf was een vroege voorvechter van dat eurocommunisme, en zou dat blijven … tot de partijleiding hem in 1988 uit ‘zijn’ volkshuis in de Sleepstraat verdreef en uit de partij sloot.
Dat was het dan ? Neen. Om te beginnen staan in dit boek ook vele uiterst behartenswaardige bladzijden te lezen over Turfs ervaringen in wat destijds het ‘oostblok’ heette, over de diverse mobilisaties van links in de voorbije decennia, en – vooral – over de gevaren van kernenergie. En (in de laatste hoofdstukken) over zijn stelling dat links en Vlaams engagement hoegenaamd niet ‘per definitie’ tegenstrijdig zijn, zoals vaak ten onrechte wordt beweerd.
Daarmee belanden we bij een opvallende parallel in de bewogen levensloop van Nelly Maes en Jef Turf, die allebei – elk op een eigen manier – dwarsligger werden in een politieke partij waarvoor ze zich wél tientallen jaren lang met hart en hersens hebben ingezet. Waarom? Het antwoord op die vraag kan worden gevat in een fraaie paradox (of, voor de ware liefhebbers: dialectische analyse): Maes was te links voor haar Vlaamse partij, Turf te Vlaams voor zijn linkse partij. Waarbij natuurlijk de adjectieven ‘Vlaams’ en ‘links’ precies het soort discussie uitlokken waar het in essentie om draait.
Een zinnig debat over de verhouding tussen beide adjectieven is ook anno 2013 geen overbodige luxe, zeker niet voor links-in-Vlaanderen. Maar dat debat moet dan wel geschraagd worden door respect voor feiten en intellectuele eerlijkheid, én voor wie een andere mening verdedigt.
In essentie ligt hier ook de kern van de parallel tussen beide dwarsliggers, waarschijnlijk het best samen te vatten in de (ouderwets bijbelse) uitdrukking ‘hongeren naar rechtvaardigheid’. Niet alleen binnen de grenzen van dit kleine land, maar overal in de wereld. Niet alleen overal elders in de wereld, maar ook tussen de beide grote gemeenschappen in dit land. Met het eerste standpunt haalde Nelly Maes zich de banbliksems van haar partijgenoten over het hoofd; het tweede maakte Jef Turf tot paria in zijn partij én voor tal van ‘progressieven’ die zelf een veel comfortabeler weg verkozen.
Wie zich dezer dagen zorgen maakt om de gezondheid van de democratie, zou dat moeten betreuren. En zou wellicht even mogen stilstaan bij die oude spoorwegarbeiderswijsheid : ‘zonder dwarsliggers bouw je geen betrouwbare spoorlijn’.
Jef TURF, Memoires. Van kernfysicus tot Vlaams communist, Tielt, Lannoo, 2012; 280 pp.
Van Jef Turf verscheen op Doorbraak in drie delen: ‘links en Vlaams: een utopie’
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Personen |
---|
Edi Clijsters is doctor in de politieke wetenschappen, oud-adjunct-hoofdredacteur van De Morgen en vertegenwoordigde de Vlaamse regering in Berlijn. Hij is kernlid van Vlinks en medewerker van het maandblad Meervoud.
Roger Bourgeois speelde een belangrijke rol bij de linkse ‘Vlaamse Demokraten’ in de jaren ’60 van vorige eeuw.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.